Hof Arnhem-Leeuwarden, 09-12-2019, nr. 21-002041-17
ECLI:NL:GHARL:2019:10755
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
09-12-2019
- Zaaknummer
21-002041-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:10755, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 09‑12‑2019; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:604
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1260
Uitspraak 09‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Gewoonteheling van een groot aantal gestolen fietsen in georganiseerd verband, veroordeling tot een gevangenisstraf van 4 maanden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002041-17
Uitspraak d.d.: 9 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 4 april 2017 met parketnummer 16-652433-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-285711-14, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.W. van Voolen, naar voren is gebracht.
De omvang van het hoger beroep
De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal gepleegd op 1 juli 2016 en het onder 2 tenlastegelegde.
Het door de verdachte ingestelde hoger beroep
Door verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Hoger beroep tegen de gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep
Het hoger beroep is door de officier van justitie bij akte onbeperkt ingesteld. De officier van justitie heeft bij appelschriftuur van 26 april 2017 evenwel opgemerkt dat het hoger beroep zich enkel richt tot de partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1 en de vrijspraak ten aanzien van feit 2.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de akte bij het instellen van het hoger beroep leidend is voor het vaststellen van de omvang van het hoger beroep. Derhalve zijn in hoger beroep thans opnieuw de feiten 1 en 2, in volle omvang, aan de orde.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Harderwijk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een groot aantal fietsen, althans meerdere fietsen, althans een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, immers heeft verdachte (onder meer):
- op 22 juni 2016 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
- op 1 juli 2016 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets, toebehorende aan Politie Midden-Nederland, althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
- op 1 juli 2016 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 18 december 2016 te Bunschoten Spakenburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een groot aantal - te weten (ongeveer) 58 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een bungalow te Bunschoten-Spakenburg) en/of 2 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een Fiat Doblo te Bunschoten-Spakenburg) - fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl hij met zijn mededader(s), althans alleen, van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt.
2.hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 18 december 2016 te Bunschoten Spakenburg en/of (elders) in Nederland en/of in Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, te weten (onder meer) verdachte en/of medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (fietsen)diefstallen en/of het helen van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het omkatten van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het vervoeren en/of uitvoeren van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het verkopen van (door misdrijf verkregen) fietsen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstallen heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat verdachte op 1 juli 2016 werd aangetroffen met twee fietsen die kort daarvoor waren weggenomen. Verdachte had op dat moment meerdere valse sleutels (lopers) in zijn bezit. Van de diefstal op 22 juni 2016 zijn camerabeelden. Ten aanzien van de ten laste gelegde heling van de fietsen die op 1 juli 2016 zijn aangetroffen in de bungalow te Bunschoten-Spakenburg heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat verdachte de huur van de woning betaalde, hij daarmee de beschikking had over de gestolen fietsen en hij – gelet op de omstandigheden waaronder de fietsen zijn aangetroffen – moet hebben geweten dat deze van diefstal afkomstig waren. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van gewoonteheling, gepleegd in de periode van 17 juni 2016 tot en met 1 juli 2016. De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat van een criminele organisatie kan worden gesproken indien een samenwerkingsverband (ook) een gestructureerd karakter heeft. Uit het dossier kan worden afgeleid dat sprake is geweest van planmatigheid, nu alle 58 fietsen waren voorzien van nieuwe sloten en valse framenummers en de fietsen lagen opgestapeld in een ‘eerlijke aanhanger’.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De raadsman van verdachte heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de in het busje aangetroffen fietsen niet heeft weggenomen en/of geheeld. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vanaf het eerste moment heeft ontkend dat hij de persoon is die op de beelden van 22 juni 2016 te zien is. Verdachte was die dag aan het werk. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen deel uitmaakte van een criminele organisatie, zodat verdachte ook van dit tweede feit moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft tenslotte het verzoek gedaan tot het benoemen van een deskundige op het gebied van Human Movement Sciences, die kan onderzoeken of verdachte de persoon is die op de camerabeelden van 22 juli 2016 is te zien.
Het hof oordeelt als volgt.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal op 22 juni 2016
Het hof heeft de camerabeelden van de diefstal op 22 juni 2016 ter terechtzitting bekeken en vergeleken met zijn eigen waarneming van verdachte ter terechtzitting. Het hof is daarbij niet tot de overtuigende constatering gekomen dat verdachte de persoon is die op de beelden is te zien. Het hof heeft daarom, bij deze stand van zaken, niet door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde diefstal op 22 juni 2016 heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal op 1 juli 2016
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de twee fietsen, waaronder een zogenoemde lokfiets, op 1 juli 2016. Het hof overweegt daartoe dat uit het dossier weliswaar volgt dat de verbalisanten zagen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] in de richting van het voertuig met daarin de lokfiets liepen, maar niet duidelijk wordt op welk tijdstip dit is geweest. Zodoende kan niet worden vastgesteld hoeveel tijd tussen het in beweging komen van het peilbaken op de lokfiets en het waarnemen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] heeft gezeten. Daarom kan niet worden uitgesloten dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, inderdaad pas op een later moment bij medeverdachte [medeverdachte 4] in het busje is gestapt. Evenmin acht het hof bewezen dat verdachte deze fietsen heeft geheeld.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde heling op 1 juli 2016
Verbalisanten zijn op 1 juli 2016 naar [adres] te
[plaats] , gegaan. Op het terrein van de bungalow stond een niet afgesloten schuur waarvan de deur op een kier stond. Verbalisanten zagen dat er in deze schuur minstens tien fietsen opeengestapeld lagen en dat het vrij nieuwe fietsen waren die alle voorzien waren van nieuwe sloten. Naast de fietsen in de schuur werden ook in de bungalow zelf en in een aanhanger die op het perceel stond nog tientallen fietsen aangetroffen. Hiervan waren de sturen in de lengterichting gedraaid, zadels er af en de trappers gedemonteerd. Overal lag ook gereedschap Tevens lagen in de bungalow tientallen stickers met vermoedelijk valse framenummers, tientallen (lege) verpakkingen met fietssloten en meerdere valse sleutels (lopers).
De stickers met framenummers zijn later onderzocht. Omdat er meerdere stickers waren met
hetzelfde framenummer en het lettertype afweek van de originele framenummers, waren de
stickervellen met framenummers vals.
Tevens zagen verbalisanten in de woning veel attributen liggen die thuis horen op fietsen zoals fietstassen, jasbeschermers en zadels. Verbalisanten hadden dan ook het vermoeden dat de bungalow gebruikt werd voor het omkatten van fietsen. Hierbij worden kenmerkende attributen verwijderd, de sloten vervangen en de originele framestickers vervangen door valse.
Alle inbeslaggenomen fietsen zijn onderzocht op merk, kleur, bijzonderheden enz. Uit dit onderzoek zijn in totaal 17 aangiften gevonden. Groot probleem bij het onderzoek was het feit, dat uit de meeste fietsen het framenummer was verwijderd. Het originele framenummer is een papieren sticker waarover heen gelakt is. Op veel aangetroffen fietsen was reeds een valse sticker geplakt op de plek, waar de originele sticker had gezeten. De 17 aangiftes van de fietsen, waarvan een eigenaar is gevonden, zijn in het dossier opgenomen.
Het hof acht het aannemelijk dat verdachte gedurende een langere periode (geregeld) in deze woning verbleef. Het hof overweegt daartoe dat de verhuurder van de desbetreffende woning, getuige [getuige] , heeft verklaard dat hij de woning op 15 december 2015 aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verhuurd, maar dat hij na drie maanden hoorde dat die [medeverdachte 1] terug naar Polen was gegaan en dat de huur vervolgens door verdachte werd betaald. Verdachte was het aanspreekpunt. Getuige [getuige] heeft daarbij verklaard dat er, naast degene die de huur betaalde, meerdere personen in de woning hebben verbleven. Daarnaast werden in de woning diverse persoonlijke spullen van verdachte aangetroffen, waaronder een FNV-ledenpas en een PostNL-pas op naam van verdachte. Voorts overweegt het hof dat verdachte kort voor het aantreffen van de fietsen in de bungalow, op 1 juli 2016, met medeverdachte [medeverdachte 4] in de auto zat die naar [adres] reed en daarmee kennelijk op weg was naar de woning.
Verdachte heeft hiermee de beschikking gehad over de gestolen fietsen en verdachte moet, gelet op de genoemde omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, hebben geweten dat deze van diefstal afkomstig waren. Verdachte heeft daarbij geen aannemelijke verklaring afgelegd waaruit kan volgen dat verdachte niet bij heling van de fietsen betrokken is geweest.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 14 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een groot aantal fietsen.
Het hof acht voorts bewezen dat verdachte van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt, gezien het grote aantal fietsen dat in de woning is aangetroffen. De enkele omstandigheid dat de heling in een relatief kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van feit 2
Het hof is van oordeel dat voorts wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat onder de term organisatie wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste een andere persoon’. Duurzaamheid en structuur lijken daarbij op communicerende vaten: een (zeer) gestructureerde maar relatief kort geleden gevormde groep van personen kan zodoende worden aangemerkt als een organisatie. Uit de rechtspraak volgt derhalve geen vuistregel voor de duur van het bestaan van een organisatie en dat betekent dat de periode die in casu ten laste is gelegd zeer wel mogelijk is, zodat het hof, anders dan de rechtbank, uit zal gaan van deze relatief korte duur.
Het hof is van oordeel dat dat het samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten een gestructureerd karakter had. Het hof overweegt daartoe dat uit het dossier volgt dat in de woning en aangrenzende schuur, die door verdachte werden gehuurd, in totaal 58 (in ieder geval deels) van diefstal afkomstige (elektrische) fietsen zijn aangetroffen, welke waren voorzien van nieuwe sloten en/of valse framenummers. Tevens werden grote aantallen sloten, verpakkingen van sloten, stickervellen met valse framenummers, fietsonderdelen, gereedschap en valse sleutels (lopers) in de woning aangetroffen. Een deel van de fietsen lag reeds opgestapeld in een aanhanger om te worden vervoerd.
Het hof gaat niet over tot het benoemen van een deskundige op het gebied van Human Movement Sciences, zoals door de raadsman van verdachte is verzocht, nu het hof verdachte van de ten laste gelegde diefstal op 22 juni 2016 zal vrijspreken. Verdachte heeft daarom geen belang meer bij het verzochte. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Harderwijk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een groot aantal fietsen, althans meerdere fietsen, althans een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, immers heeft verdachte (onder meer):
- op 22 juni 2016 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
- op 1 juli 2016 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets, toebehorende aan Politie Midden-Nederland, althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
- op 1 juli 2016 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 14 juni 2016 tot en met 18 december 2016 1 juli 2016 te Bunschoten Spakenburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een groot aantal - te weten (ongeveer) 58 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een bungalow te Bunschoten-Spakenburg) en/of 2 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een Fiat Doblo te Bunschoten-Spakenburg) - fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl hij met zijn mededader(s), althans alleen, van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt.
2. hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 14 juni 2016 tot en met 18 december 2016 1 juli 2016 te Bunschoten Spakenburg en/of (elders) in Nederland en/of in Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, te weten (onder meer) verdachte en/of medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (fietsen)diefstallen en/of het helen van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het omkatten van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het vervoeren en/of uitvoeren van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het verkopen van (door misdrijf verkregen) fietsen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het plegen van opzetheling een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte ter zake van het medeplegen van opzetheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op te leggen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het een gewoonte maken van het plegen van opzetheling van een aanzienlijk aantal (elektrische) fietsen. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie waarbinnen deze gewoonteheling plaatsvond. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De verdachte heeft kennelijk uit winstbejag gehandeld en daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belangen. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens gelet op de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van 24 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder wegens soortgelijke delicten is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in combinatie met verdachtes justitieel verleden, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend zou zijn, ware het niet dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn (in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM). Immers is het hoger beroep ingesteld op 12 april 2017 en wordt dit arrest gewezen op 9 december 2019, waardoor in beginsel sprake is van een overschrijding met bijna acht maanden. Het hof ziet in deze termijnoverschrijding aanleiding de duur van de op te leggen gevangenisstraf te verlagen van 5 naar 4 maanden.
Dit is een lagere straf dan door de advocaat-generaal is ge-eist. Het hof komt tot een deels andere bewezenverklaring dan gevorderd door de advocaat generaal, nu het hof komt tot een vrijspraak van de fietsendiefstal op 22 juni en 1 juli 2016 en heeft de strafoplegging bezien in het licht van de zaken van de medeverdachten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gesteld, is zijn vordering thans niet meer aan de orde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gesteld, is zijn vordering thans niet meer aan de orde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gesteld, is zijn vordering thans niet meer aan de orde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Utrecht van 20 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, parketnummer 16-285711-14. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 47, 57, 140 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn beroep voor zover gericht tegen de vrijspraken.
Wijst af het verzoek tot het inschakelen van een deskundige op het gebied van de bewegingswetenschap.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 20 februari 2015, parketnummer
16-285711-14, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr J. van der Groen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. de Jong, griffier,
en op 9 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 9 december 2019.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. A.A. Schut, advocaat-generaal,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.