Einde inhoudsopgave
Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang
Artikel 4a Jaarlijks onderzoek
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 49365 (uitgifte: 15-12-2021, regelingnummer: 2021-0000161024)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 49365 (uitgifte: 15-12-2021, regelingnummer: 2021-0000161024)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Jeugdbeleid / Kinderopvang
1.
De werkzaamheden van de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in artikel 1.62, tweede lid, van de wet bij het kindercentrum of het gastouderbureau ten behoeve waarvan een risicoprofiel is opgemaakt, bestaan uit de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat voor het onderzoek eenzelfde aantal uren beschikbaar is als het aantal uren dat op grond van het risicomodel beschikbaar is voor een kindercentrum of gastouderbureau met dat risicoprofiel.
2.
Onverminderd het eerste lid kunnen de werkzaamheden van de toezichthouder ter uitvoering van het onderzoek, bedoeld in artikel 1.62, tweede lid, van de wet bestaan uit het voeren van overleg met degenen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder 1° tot en met 5°.
3.
Tijdens het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, bij het kindercentrum worden in ieder geval de volgende onderwerpen beoordeeld:
- a.
de pedagogische praktijk;
- b.
de beroepskracht-kindratio;
- c.
de groepsgrootte;
- d.
de beroepskwalificaties;
- e.
de verklaringen omtrent het gedrag;
- f.
onderwerpen die door leden van de oudercommissie zijn aangedragen en betrekking hebben op de wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang; en
- g.
de voorschoolse educatie, voor zover daar sprake van is.
4.
Tijdens het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, bij het gastouderbureau worden in ieder geval de volgende onderwerpen beoordeeld:
- a.
de bemiddelingsactiviteiten;
- b.
het beleid inzake het door de gastouder te voeren pedagogisch beleid, bedoeld in artikel 1.56, eerste lid, in verbinding met artikel 1.56b, eerste lid, van de wet;
- c.
begeleiding en evaluatie van de voorzieningen voor gastouderopvang;
- d.
de administratie van het gastouderbureau;
- e.
de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid;
- f.
de verklaringen omtrent het gedrag; en
- g.
onderwerpen die door leden van de oudercommissie zijn aangedragen en betrekking hebben op de wettelijke kwaliteitseisen voor gastouderopvang.
5.
De toezichthouder actualiseert het risicoprofiel van het kindercentrum of het gastouderbureau naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
6.
In afwijking van het derde en vierde lid kan de toezichthouder in overleg met het college schriftelijk en gemotiveerd vaststellen welke onderwerpen tijdens het jaarlijkse onderzoek worden beoordeeld, waaronder in elk geval:
- a.
de verklaringen omtrent het gedrag;
- b.
de registratie in het personenregister kinderopvang;
- c.
pedagogische kwaliteit; en
- d.
de voorschoolse educatie, voor zover daar sprake van is.
7.
In het overleg, bedoeld in het zesde lid, wordt aandacht besteed aan de volgende thema’s:
- a.
ontwikkeling en kwaliteit;
- b.
veiligheid;
- c.
gezondheid;
- d.
stabiliteit;
- e.
professionaliteit.