Einde inhoudsopgave
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Artikel 7:8 [Procedure bij voortzetting]
Geldend
Geldend vanaf 31-10-2020
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 404 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken: 35456)
- Inwerkingtreding
31-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2020, Stb. 2020, 407 (uitgifte: 30-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Klachtbehandeling
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere onderwerpen
1.
Met betrekking tot de behandeling van het verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel is artikel 6:1, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2.
Artikel 6:1, vierde lid, vijfde lid, eerste en tweede volzin, zesde lid, zevende lid, achtste lid en negende lid, is van overeenkomstige toepassing. De rechter kan, in afwijking van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 7:7, eerste lid, of de bescheiden, bedoeld in artikel 7:2, tweede lid, besluiten tot het opnemen van andere vormen van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, van de wet.
3.
De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak, maar uiterlijk drie dagen na ontvangst van een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk in artikel 8:12, vijfde lid. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
4.
De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
- a.
betrokkene;
- b.
de vertegenwoordiger;
- c.
de advocaat;
- d.
de ouders van een minderjarige betrokkene of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
- e.
de echtgenoot, geregistreerde partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
- f.
de gezinsvoogdijwerker;
- g.
de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts;
- h.
de inspectie;
- i.
de officier van justitie.
5.
Tegen de beslissing van de rechter inzake het verlenen van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel staat geen hoger beroep open.
6.
Indien een machtiging betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt deze als machtiging, als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.