Hof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2013, nr. 24-001294-10
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8949, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
26-04-2013
- Zaaknummer
24-001294-10
- LJN
BZ8949
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8949, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 26‑04‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2857, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 26‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Op dinsdag 14 oktober 2008 is [slachtoffer 1] om het leven gebracht door vuurwapengeweld. Dit vuurwapengeweld heeft zich afgespeeld in de groentezaak/toko van één van de medeverdachten in de [adres] te [plaats]. Na de liquidatie van [slachtoffer 1] is diens lijk in een vuilniscontainer gelegd en weggevoerd van de plaats van het delict en uiteindelijk in de kofferbak van zijn eigen auto achtergelaten in [plaats]. Op 1 december 2008 is het lijk van [slachtoffer 1] ontdekt. Op 16 oktober 2008 is [slachtoffer 2] om het leven gebracht door vuurwapengeweld. Dit vuurwapengeweld heeft zich afgespeeld bij de groentezaak/toko [naam] aan de [adres] te [plaats]. De verdachte was daar aanwezig op het moment waarop [slachtoffer 2] daar om het leven werd gebracht. Op 14 november 2008 is het lijk van [slachtoffer] ontdekt in een rioolput. Het hof veroordeelt de verdachte ter zake van het medeplegen van deze beide moorden en het verbergen en/of wegvoeren van de lijken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], alsmede ter zake van de hieraan voorafgegane poging tot uitlokking van [slachtoffer 2] tot het plegen van moord op [slachtoffer 1], tot een gevangenisstraf voor de duur van negenentwintig jaren en zes maanden.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001294-10
Uitspraak d.d.: 26 april 2013
Tegenspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 mei 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 07-620429-08 en 07-607347-09, tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1961],
thans in preventieve hechtenis verblijvende in de penitentiaire inrichting Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 november 2012, 9 januari 2013, 8 april 2013, 9 april 2013, 10 april 2013 en 12 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- -
vernietiging van het vonnis van de eerste rechter;
- -
veroordeling van de verdachte ter zake van het onder het parketnummer 07-620429-08 , onder 1 subsidiair tot en met 4 en onder het parketnummer 07-607347-09 aan hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair tweehonderddertig dagen vervangende hechtenis;
- -
gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 500,- en - oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair vijf dagen vervangende hechtenis;
- -
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in de vordering.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. S. Weening, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 07-620429-08 - na een nadere omschrijving tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
- 1.
[medeverdachte] en/of (een) ander(en) op of omstreeks 14 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of (een) mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen een of meer kogel(s) afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voorgenoemde [slachtoffer 1] is overleden
welk vorenomschreven strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 14 oktober 2008, in de gemeente [gemeente] en/of [gemeente] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door
- -
die [medeverdachte] te benaderen en (vervolgens) aan die [medeverdachte] (zakelijk weergegeven) mede te delen dat die [slachtoffer 1] om het leven gebracht moest worden en/of dat die [medeverdachte] hem, verdachte, geld afperste en/of bedreigde en/of zijn zoon ontvoerd had en/of
- -
die [medeverdachte] (zakelijk weergegeven) te verzoeken die [slachtoffer 1] om het leven te brengen, althans bewoordingen van dergelijke strekking te bezigen en (daarbij) een (aanzienlijke) geldelijke beloning en/of een beloning anderszins met die [medeverdachte] overeen te komen en/of
- -
(vervolgens) met die [medewerker] te bespreken dat een vuurwapen moest worden geregeld en/of (vervolgens) aan die [medeverdachte] mede te delen dat en/of op welke dag en/of tijdstip die [sachtoffer 1] in verdachte’s groentewinkel/toko (genaamd [naam]) aan de [adres] te [plaats] aanwezig zou zijn (in verband met uitbetaling van een geldbedrag door of namens verdachte aan die [slachtoffer 1])
althans, indien het vorenstaande onder 1. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen een of meer kogel(s) afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
- 2.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2008 tot en met 28 november 2008 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of ander(en) en/of alleen, het lijk/lichaam van [slachtoffer 1] heeft/hebben verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 1] te verhelen, door met dat oogmerk
- -
het lijk van die [slachtoffer 1] in een vuilcontainer te gooien/plaatsen en/of (vervolgens) in die vuilcontainer te vervoeren vanuit de groentewinkel/toko (gelegen aan de [adres] te [plaats]) naar een auto en/of
- -
het lijk van die [slachtoffer 1] in een kofferbak van een auto te leggen en/of
- -
(vervolgens) met die auto het lijk van die [slachtoffer 1] te verbergen/weg te voeren en/of die auto (met dat lijk) op een parkeerplaats achter te laten en/of
- -
(aldus) dat lijk aan het (directe) oog te onttrekken;
- 3.
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2008 tot en met 14 november 2008 in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, het lijk van [slachtoffer 2] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 2] te verhelen door met dat oogmerk het lijk van die [slachtoffer 2] in de kofferbak van een auto te tillen/leggen en/of (vervolgens) met die auto het lijk van die [slachtoffer 2] te verbergen/weg te voeren en/of het lijk van die [slachtoffer 2] in een rioolput te gooien/stoppen/plaatsen en/of (aldus) dat lijk aan het (directe) oog te onttrekken.
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 07-607347-09 - na een nadere omschrijving tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 14 oktober 2008, in de gemeente [gemeente] en/of [gemeente en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal heeft gepoogd om [slachtoffer 2] en/of [betrokkene] en/of [betrokkene] (telkens) door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te bewegen om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende hij, verdachte, en/of (een) mededader(s) toen aldaar (telkens)
- -
die [slachtoffer 2] (telkens) benaderd en/of gevraagd om (zakelijk weergegeven) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven en/of die [slachtoffer 2] (telkens) daarvoor 20.000,00 Euro, althans een (aanzienlijk) geldbedrag en/of een beloning anderszins geboden/in het vooruitzicht gesteld en/of
- -
die [betrokkene] (telkens) benaderd en/of gevraagd om (zakelijk weergeven) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven en/of die [betrokkene] (telkens) daarvoor 50.000,00 Euro, althans een (aanzienlijk) geldbedrag en/of een beloning anderszins geboden/in het vooruitzicht gesteld en/of
- -
die [betrokkene] (telkens) benaderd en/of gevraagd en/of laten benaderen en/of laten vragen om (zakelijk weergegeven) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven en/of die [betrokkene] (telkens) daarvoor 50.000,00 Euro, althans een (aanzienlijk) geldbedrag en/of een beloning anderszins geboden/in het vooruitzicht gesteld en/of laten stellen.
Vrijspraak ter zake van het onder het parketnummer 07-620429-08 onder 1 primair ten laste gelegde
Evenals de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder het parketnummer 07-620429-08, onder 1 primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Dit op de door de advocaat-generaal aangevoerde gronden, te weten dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een uitlokkingsmiddel als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en dat evenmin kan worden vastgesteld dat de medeverdachte
[medeverdachte] door zo’n uitlokkingsmiddel is bewogen tot de moord op [slachtoffer 1].
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder het parketnummer 07-620429-08, onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde
Anders dan de rechtbank heeft beslist en de verdediging heeft aangevoerd, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder het parketnummer 07-620429-08 onder 1 subsidiair
aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder het parketnummer 07-620429-08 onder 2 aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Op dinsdag 14 oktober 2008 is [slachtoffer 1] om het leven gebracht door vuurwapengeweld.
Dit vuurwapengeweld heeft zich afgespeeld in de groentezaak/toko van de verdachte in de [adres] te [plaats]. Na de liquidatie van [slachtoffer 1] is diens lijk in een vuilniscontainer gelegd en weggevoerd van de plaats van het delict en uiteindelijk in de kofferbak van zijn eigen auto achtergelaten in [plaats]. Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van deze moord en bij het onder 2 ten laste gelegde verbergen en/of wegvoeren van het lijk van [slachtoffer 1]. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en grondt deze beslissing op het volgende.
Uit het strafdossier blijkt van planvorming van de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] in aanwezigheid van [medeverdachte], om [slachtoffer 1] om het leven te brengen.
Dit om een definitief einde te maken aan de omstandigheid dat de verdachte wekelijks geldbedragen moest afstaan aan [slachtoffer 1]. In de kringen van de verdachte en zijn medeverdachten wordt in dat verband gesproken over afpersing van verdachte door [slachtoffer 1].
Er is derhalve een motief en er is een keuze voor een oplossing, namelijk liquidatie. Aan deze planvorming is uitvoering gegeven door [medeverdachte].
Hij is degene die de uiteindelijke liquidatie heeft uitgevoerd op het moment dat [slachtoffer 1] – zoals wekelijks te doen gebruikelijk op een dinsdag - geld komt ophalen.
De medeverdachte [medeverdachte], aanwezig op de plaats van het delict op het moment van de liquidatie, wijst in het verhoor bij de politie de medeverdachte [medeverdachte] aan als degene die [slachtoffer 1] daar toen heeft neergeschoten.
De wijze waarop dat is gebeurd – [slachtoffer 1] is door het eerste schot (van drie schoten) van achteren neergeschoten terwijl hij in de winkel geld stond te tellen dat hij zo-even had ontvangen - duidt naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan ondubbelzinnig op voorbedachte raad. Uit het sectieverslag van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt van een inschotopening aan het achterhoofd. Voorts heeft [medeverdachte] op 9 maart 2009 tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte] haar heeft verteld dat hij [slachtoffer 1] de eerste keer in zijn rug heeft geschoten, aldus van achteren.
Redengevend (en illustratief) voor de voorbedachte raad van [medeverdachte] en de verdachte is tevens het telefoongesprek dat de medeverdachte [medeverdachte] kort na de liquidatie heeft gevoerd met de medeverdachte [medeverdachte], waarin [medeverdachte] aan [medeverdachte] heeft gevraagd: “Is het klaar?”. Aangezien [medeverdachte] vóór dit telefoongesprek met [medeverdachte] een ander telefoongesprek heeft gevoerd met de verdachte waarin hij haar heeft gevraagd [medeverdachte] te bellen “omdat er iets is gebeurd” en omdat “[slachtoffer 1] volgens hem in de winkel is” , kan deze vraag niet anders worden verstaan dan als erop te zijn gericht er naar te informeren of de liquidatie is gelukt of uitgevoerd.
Redengevend voor het medeplegen van de verdachte (en illustratief) is mede het telefoongesprek dat de verdachte nadien heeft gevoerd met [medeverdachte] en waarin de verdachte heeft verteld dat hij [betrokkene] heeft gebeld en deze [betrokkene] heeft gevraagd voor hem, verdachte, op de winkel te passen tijdens de afwezigheid van de verdachte. Dit als tegenprestatie voor de omstandigheid dat [betrokkene] nu dankzij hem, verdachte, (ook) verlost is van zijn problemen met [slachtoffer 1].
Uit het strafdossier blijkt voorts dat de verdachte er door [medeverdachte] telefonisch onmiddellijk van op de hoogte is gebracht dat [slachtoffer 1] in de winkel van de verdachte om het leven was gebracht. De verdachte heeft bij de politie met betrekking tot dit telefoongesprek doen voorkomen dat hij daarop toen zeer onrustig en totaal verbouwereerd heeft gereageerd.
Het hof acht dit onderdeel van de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof was de verdachte ondubbelzinnig op de hoogte van hetgeen er op die dag in zijn winkel stond te gebeuren. Redengevend (en illustratief) in dit verband is hetgeen [medeverdachte] tegenover de politie heeft verklaard over de rustige toon waarmee de verdachte hem telefonisch te woord heeft gestaan in het hierboven bedoelde telefoongesprek tussen de verdachte en [. In dat telefoongesprek heeft de verdachte voorts tegen [medeverdachte] gezegd dat de jongens zo komen om de rommel op te ruimen. Met “de jongens” is kennelijk gedoeld op de medeverdachte [medeverdachte] en een Indiase jongen, genaamd [betrokkene], die na enige tijd ten tonele zijn verschenen met een vrachtbusje en het lijk van [slachtoffer 1] vervolgens hebben verplaatst, samen met de schutter. Dit verplaatsen hield volgens [medeverdachte] in dat het lijk van [slachtoffer 1] in een vuilniscontainer is gedaan, waarna die vuilniscontainer is afgevoerd uit de winkel.
Uit deze gang van zaken, die niet anders kan worden gezien dan als een uiterst gecontroleerde afwikkeling van de liquidatie, leidt het hof af dat zowel de liquidatie van [slachtoffer 1] als het wegvoeren van het lijk van [slachtoffer 1] onderdeel zijn geweest van het voorgenomen plan van de verdachte en [medeverdachte] om [slachtoffer 1] op gewelddadige wijze uit de weg te ruimen, aan welk plan op 14 oktober 2008 vervolgens uitvoering is gegeven.
Van de hierboven in de bewijsoverweging aangehaalde redengevende feiten en/of omstandigheden blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, is ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geen sprake van een situatie waarin het bewijs enkel en in beslissende mate berust op verklaringen van medeverdachten die belastend zijn voor de verdachte en ten aanzien waarvan de verdachte het hem toekomende ondervragingsrecht niet heeft kunnen effectueren, aangezien die medeverdachten zich, gehoord als getuige in de zaak van de verdachte, in eerste aanleg bij de rechter-commissaris en/of in hoger beroep ter terechtzitting van het hof, hebben beroepen op hun verschoningsrecht en geen enkele vraag van de verdediging hebben beantwoordt.
Gelet op het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] en het verbergen en wegvoeren van diens lijk, zoals hierna nader aangegeven.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder het parketnummer 07-620429-08, onder 3 ten laste gelegde
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder het parketnummer 07-620429-08 onder 1 subsidiair aan hem ten laste gelegde heeft begaan. Het hof grondt deze beslissing op het volgende.
Op 16 oktober 2008 is [slachtoffer 2] om het leven gebracht door vuurwapengeweld.
Dit vuurwapengeweld heeft zich afgespeeld bij de groentezaak/toko [naam] aan de [adres] te [plaats]. De verdachte was daar aanwezig op het moment waarop [slachtoffer 2] daar om het leven werd gebracht. Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte betrokken is geweest bij het medeplegen van deze moord. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en grondt deze beslissing op het volgende.
Het hof stelt de volgende feitelijke gang van zaken op 16 oktober 2008 vast.
Er zijn die dag problemen tussen de verdachte en [slachtoffer 2]. Het gaat daarbij om de afdracht van geld door de verdachte aan [slachtoffer 2]. De verdachte is daarover die dag erg nerveus en vermijdt het contact met [slachtoffer].
De verdachte gaat samen met [medeverdachte], die twee dagen eerder [slachtoffer 1] om het leven heeft gebracht en blijkbaar over een vuurwapen kon beschikken, en [medeverdachte] naar zijn toko in [plaats], waar [s;achtoffer 2] - zo weet de verdachte - die avond nog zal verschijnen om geld van hem te innen. Eenmaal gearriveerd bij de toko, worden de daar werkzame drie illegalen, onder wie de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte], door de verdachte naar achteren gestuurd.
[medeverdachte] heeft tegenover de politie in het verhoor op 26 maart 2009 verklaard dat hij van [medeverdachte] heeft gehoord dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] er met elkaar over spraken dat er een probleem zou komen. Dit laatste duidt er naar het oordeel van het hof al op dat verdachte wist dat er zich iets zou (kunnen) gaan afspelen dat weinig goeds voorspelde.
[medeverdachte] houdt zich vervolgens op in de kantoorruimte van de toko en de verdachte en [medeverdachte] houden zich elders in of bij de toko op. Op een gegeven moment arriveert [slachtoffer 2], waarop [medeverdachte] een gesprek met [slachtoffer 2] aanknoopt.
Op de vraag van [slachtoffer 2] aan [medeverdachte] waar de verdachte is, antwoordt [medeverdachte] hem binnen een kwartier tot twee keer toe dat de verdachte ergens in de buurt is en dadelijk wel zal komen. Dat blijkt uit de politieverhoren van [medeverdachte] (dossier 17, pagina’s
125 en 443).
Deze mededelingen van [medeverdachte] aan [slachtoffer 2] kunnen niet anders gezien worden dan als verhullend en/of misleidend naar [slachtoffer 2] toe. Immers, uit niets blijkt dat de verdachte, die zich eerder op die avond zeer nerveus heeft getoond voor [slachtoffer 2], in de toko een persoonlijke ontmoeting met [slachtoffer 2] zal aangaan. Niet gebleken is voorts dat de verdachte zich heeft ingesteld op een dergelijke persoonlijke ontmoeting en evenmin is gebleken dat de verdachte daartoe enige intentie had of heeft geuit. Integendeel, de verdachte ging een (persoonlijk) contact met [slachtoffer 2] uit de weg op die avond, hetgeen niet duidt op een normale houding van de verdachte jegens [slachtoffer 2], zoals het gesprek aangaan met [slachtoffer 2] en/of betalen aan [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] vertrekt vervolgens. Op het moment dat [slachtoffer 2] daarna terugkomt naar de toko, ontvangt [medeverdachte] op haar mobiele telefoon een sms-bericht, dat afkomstig is van [slachtoffer 2] en is gericht aan de verdachte, en dat door de verdachte kennelijk naar haar is doorgestuurd vanaf zijn mobiele telefoon. De strekking van dat sms-bericht is dat er problemen komen wanneer de verdachte nu niet tevoorschijn komt.
Enkele minuten nadien wordt [slachtoffer 2] neergeschoten door [medeverdachte]. De verdachte heeft vervolgens rechtstreekse betrokkenheid bij de ondersteunende en uitvoerende handelingen met betrekking tot het wissen van sporen van het misdrijf en het wegvoeren van het lijk.
Uit deze gang van zaken, die niet anders kan worden gezien dan als een mede door de verdachte geregisseerde liquidatie en afwikkeling van de liquidatie, leidt het hof af dat zowel de liquidatie van [slachtoffer 2] als het wegvoeren van het lijk van [slachtoffer 2] onderdeel zijn geweest van het voorgenomen plan van in ieder geval de verdachte en [medeverdachte] om [slachtoffer 2] op gewelddadige wijze uit de weg te ruimen, aan welk plan op 16 oktober 2008 vervolgens uitvoering is gegeven en bij welke uitvoering medeverdachte [medeverdachte] zich heeft aangesloten.
Van de hierboven in de bewijsoverweging aangehaalde redengevende feiten en/of omstandigheden blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Van een situatie waarin het bewijs enkel en in beslissende mate berust op verklaringen van medeverdachten die belastend zijn voor de verdachte en ten aanzien waarvan de verdachte het hem toekomende ondervragingsrecht niet heeft kunnen effectueren, aangezien die medeverdachten zich, gehoord als getuige in de zaak van de verdachte, in eerste aanleg bij de rechter-commissaris en/of in hoger beroep ter terechtzitting van het hof, hebben beroepen op hun verschoningsrecht en geen enkele vraag van de verdediging hebben beantwoordt,
is daarbij geen sprake. Met name van de intentie van de verdachte om op gewelddadige wijze de personen, die hij beschouwd als afpersers, uit de weg te ruimen, blijkt uit een andere bron, te weten de vader van [slachtoffer 2]. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht het hof die intentie wel degelijk redengevend, nu die intentie niet slechts een intentie is gebleven, maar daaraan tot twee keer toe daadwerkelijk uitvoering is gegeven. Hetgeen de medeverdachten hebben verklaard met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde levert daarnaast voldoende steunbewijs op.
Het hof overweegt voorts dat er de betreffende avond verschillende momenten zijn geweest waarop verdachte zich heeft kunnen bezinnen op zijn handelen en de gevolgen die dit handelen met zich mee kon brengen, waarbij het hof bijvoorbeeld denkt aan de autorit naar de toko met [medeverdachte] en [medeverdachte], maar ook aan de tijd die verstreek toen hij in de toko was en de komst van [slachtoffer 2] werd afgewacht.
Gelet op het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer 2].
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder het parketnummer 07-620429-08, onder 4 ten laste gelegde
Evenals de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder het parketnummer 07-620429-08, onder 4 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, zoals hieronder nader aangegeven.
Op basis van het strafdossier kan niet worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte zich eveneens heeft uitgestrekt tot het in een rioolput verbergen van het lijk van [slachtoffer 2].
Het initiatief daartoe lijkt uitsluitend van de medeverdachte [medeverdachte] afkomstig te zijn.
Partiële vrijspraak ter zake van het onder het parketnummer 07-607347-09 ten laste gelegde
Evenals de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder het parketnummer 07-607347-09 aan hem ten laste gelegde poging tot uitlokking van [betrokkene] heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Dit op de door de rechtbank en de verdediging aangevoerde grond, te weten dat niet kan worden vastgesteld wie degene is geweest die [betrokkene] heeft getracht uit te lokken tot moord op [slachtoffer 1].
Anders dan de rechtbank heeft beslist en de advocaat-generaal heeft gevorderd, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen evenmin de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder het parketnummer 07-607347-09 aan hem ten laste gelegde poging tot uitlokking van [betrokkene] heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Dit op de door de verdediging aangevoerde grond, te weten dat [betrokkene] op dit onderdeel zo wisselend heeft verklaard dat, bij gebreke van overig redengevend bewijs, niet kan worden beoordeeld welke verklaring van [betrokkene] als waarheidsgetrouw is aan te merken.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder het parketnummer 07-607347-09 ten laste gelegde
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder het parketnummer 07-607347-09 aan hem ten laste gelegde poging tot uitlokking van [slachtoffer 2] heeft begaan. Het hof grondt deze beslissing op de verklaringen die de vader van [slachtoffer 2] hierover heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris en op de verklaring die [medeverdachte] hierover op 9 maart 2009 bij de politie heeft afgelegd.
Van de hierboven in de bewijsoverweging aangehaalde redengevende feiten en/of omstandigheden blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Van een situatie waarin het bewijs enkel en in beslissende mate berust op verklaringen van medeverdachten die belastend zijn voor de verdachte en ten aanzien waarvan de verdachte het hem toekomende ondervragingsrecht met niet heeft kunnen effectueren, aangezien die medeverdachten zich, gehoord als getuige in de zaak van de verdachte, in eerste aanleg bij de rechter-commissaris en/of in hoger beroep ter terechtzitting van het hof, hebben beroepen op hun verschoningsrecht en geen enkele vraag van de verdediging hebben beantwoordt,
is daarbij geen sprake. Integendeel, het bewijs in deze berust hoofdzakelijk op hetgeen de vader van [slachtoffer 2] heeft verklaard. Hetgeen de medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard met betrekking tot de onder het parketnummer 07-607347-09 ten laste gelegde poging tot uitlokking van [slachtoffer 2] levert daarnaast steunbewijs op.
Gelet op het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot uitlokking van [slachtoffer 2] tot het plegen van moord op [slachtoffer 1].
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 07-620429-08 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met het parketnummer 07-607347-09 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met het parketnummer 07-620429-08:
- 1.
subsidiair
hij op 14 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen kogels afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
- 2.
hij in de periode van 14 oktober 2008 tot en met 28 november 2008 in de gemeente [gemeente] en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen het lijk/lichaam van [slachtoffer 1] heeft verborgen en weggevoerd, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 1] te verhelen, door met dat oogmerk het lijk van die [slachtoffer 1] in een vuilcontainer te plaatsen en vervolgens in die vuilcontainer te vervoeren en het lijk van die [slachtoffer 1] in een kofferbak van een auto te leggen en vervolgens met die auto het lijk van die [slachtoffer 1] te verbergen/weg te voeren en die auto met dat lijk op een parkeerplaats achter te laten en aldus dat lijk aan het (directe) oog te onttrekken;
- 3.
hij op 16 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een vuurwapen kogels afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
- 4.
hij in de periode van 16 oktober 2008 tot en met 14 november 2008 in de gemeente [gemeente] en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen het lijk van [slachtoffer 2] heeft verborgen en weggevoerd, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 2] te verhelen door met dat oogmerk het lijk van die [slachtoffer 2] in de kofferbak van een auto te tillen/leggen en vervolgens met die auto het lijk van die [slachtoffer 2] te verbergen/weg te voeren en aldus dat lijk aan het (directe) oog te onttrekken.
Zaak met het parketnummer 07-607347-09:
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 14 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] of [gemeente] of elders in Nederland heeft gepoogd om [slachtoffer 2] door giften te bewegen om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende hij, verdachte toen daar die [slachtoffer 2] benaderd en gevraagd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven en die [slachtoffer 2] daarvoor € 20.000,- geboden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 1 subsidiair en 3 bewezen verklaarde levert telkens op:
medeplegen van moord.
Het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 2 en 4 bewezen verklaarde levert telkens op:
medeplegen van het verbergen, wegvoeren en wegmaken van een lijk, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Het in de zaak met parketnummer 07-607347-09 bewezen verklaarde levert op:
poging om een ander door giften en beloften te bewegen een moord te begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 14 oktober 2008 is [slachtoffer 1] om het leven gebracht door vuurwapengeweld. Na deze liquidatie van [slachtoffer 1] is diens lijk in een vuilniscontainer gelegd en weggevoerd van de plaats van het delict en uiteindelijk in de kofferbak van zijn eigen auto achtergelaten in [plaats]. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven beroven van [slachtoffer 1] en aan het medeplegen van het wegvoeren van het lijk van [slachtoffer 1]. Op 1 december 2008 is het lijk van Stein desondanks ontdekt.
Op 16 oktober 2008 is [slachtoffer 2] om het leven gebracht door vuurwapengeweld.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven beroven van [slachtoffer 2] en aan het medeplegen van het wegvoeren van het lijk van [slachtoffer 2]. Op 14 november 2008 is het lijk van [slachtoffer 2] ontdekt in een rioolput.
Door het plegen van deze delicten is de rechtsorde ernstig geschokt. De verdachte heeft door zijn handelen de slachtoffers het meest fundamentele recht dat hen toekwam, namelijk het recht op leven, ontnomen. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde in het algemeen en draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte door het meewerken aan het wegvoeren van de lijken een inbreuk gemaakt op het belang van het ongestoord laten van een lijk,
Aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is daardoor een onnoemelijk leed aangedaan, niet alleen gedurende de periode waarin de nabestaanden nog in de veronderstelling konden verkeren dat sprake was van vermissing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], maar ook vanaf het moment dat duidelijk werd wat er daadwerkelijk met hen was gebeurd. Dit leed van de nabestaanden is op indrukwekkende wijze verwoord ter terechtzitting van het hof, ter gelegenheid van het uitoefenen van het spreekrecht door en namens de nabestaanden.
Voor een weerzinwekkende daad als het medeplegen van moord past binnen het Nederlandse rechtstelsel geen andere straf dan gevangenisstraf, de zwaarste strafsoort. Volgens artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht kan voor moord worden opgelegd levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren.
Moord is één van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent, en rechtvaardigt naar zijn aard en ernst op zichzelf oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur in noodzakelijk en geboden.
Uit het meest recente uittreksel uit de justitiële documentatie met betrekking tot de verdachte waarover het hof beschikt, blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van soortgelijke strafbare feiten, maar dat hij wel onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van andersoortige delicten.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het strafdossier en ter terechtzitting heeft kunnen blijken.
Het hof heeft tenslotte rekening gehouden met de rol en het aandeel van de verdachte in met name de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde delicten, in die zin dat de verdachte de initiator tot de moord op [slachtoffer 1] is geweest, terwijl hij met [medeverdachte] samen uitvoering heeft gegeven aan het vooropgezette plan ook [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
Gezien de bovenstaande overwegingen en uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving, acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig jaar in beginsel noodzakelijk en geboden.
Het hof stelt vast dat de zaak in hoger beroep in het algemeen behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, hetgeen in dit geval inhoudt dat de zaak op 18 mei 2012 behoorde te zijn afgerond.
Nu dit niet het geval is, is er gerekend vanaf die datum dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim elf maanden, welke overschrijding geheel toe te schrijven is aan de omstandigheid dat aan de onderzoekswensen van de verdediging in hoger beroep op weinig voortvarende wijze uitvoering is gegeven. Dit niet alleen in de strafzaak van de verdachte, maar ook in de strafzaken van de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte], welke laatstgenoemde strafzaken in hoger beroep op proces-economische gronden gekoppeld zijn aan de met hun strafzaken samenhangende strafzaak van de verdachte.
Van enige andere reden die de vertraging zou verklaren en rechtvaardigen, is niet gebleken.
Het hof ziet hierin aanleiding om in de strafmaat rekening te houden met deze overschrijding, door de gevangenisstraf voor de duur van dertig jaar die het hof voornemens was op te leggen, te matigen tot 29 jaar en zes maanden.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde parijt 3] zich in de strafzaak in eerste aanleg hebben gevoegd, dat deze benadeelde partijen in eerste aanleg niet-ontvankelijk zijn verklaard in de vordering en dat deze benadeelde partijen zich binnen de grenzen van de eerste vorde¬ring opnieuw hebben gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoe¬ding in de strafzaak in hoger beroep voort.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 23.028,85, vermeerderd met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Hoofdelijkheid
De verdachte is jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover de mededader het bedrag reeds heeft voldaan.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.065,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Hoofdelijkheid
De verdachte is jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover één of meer van de mededaders het bedrag reeds heeft/hebben voldaan.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Hoofdelijkheid
De verdachte is jegens de benadeelde partij niet tot vergoeding van dit bedrag gehouden, voor zover één of meer van de mededaders het bedrag reeds heeft/hebben voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 07-607347-09 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 07-607347-09 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
- 29.
(negenentwintig) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 23.028,85 (drieëntwintigduizend achtentwintig euro en vijfentachtig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van
€ 23.028,85 (drieëntwintigduizend achtentwintig euro en vijfentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 136 (honderdzesendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.065,00 (duizend vijfenzestig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 1.065,00 (duizend vijfenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 07-620429-08 onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. G.M. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 26 april 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.