Einde inhoudsopgave
Mijnbesluit BES
Artikel 258
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Mijnverordening ter uitvoering der Curaçaosche mijnwet, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (27-09-2010, Stb. 366). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
21-09-2010, Stb. 2010, 445 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Ieder belanghebbend schuldeischer is bevoegd, binnen drie maanden na de in het eerste lid van art. 256 voorgeschreven beteekening en openbaarmaking van het verzoekschrift van den concessionaris, zich te wenden tot het Gemeenschappelijk Hof van Justitie met het verzoek om, na alle betrokken partijen in de gelegenheid te hebben gesteld, om voor hare belangen op te komen, te bevelen, dat de concessie, met inbegrip van de mijnwerken en van hetgeen tot verzekering en bekleeding daarvan dient, op zijne kosten, binnen een door het Hof bepaalde termijn, in het openbaar en overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES worde verkocht, ten einde uit de opbrengst het beloop zijner schuldvordering met de renten en kosten te verhalen.
2.
De beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij de openbare verkooping der concessie is bevolen, moet aan den concessionaris bij deurwaardersexploit worden beteekend. Het exploit van de verrichte beteekening geldt als executoriaal beslag.
3.
De openbare verkooping der concessie geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES in het bijzonder die betreffende de gerechtelijke uitwinning van onroerende goederen en andere daarmede verband houdende bepalingen van dat wetboek, voor zoover die bepalingen hier toepassing kunnen vinden en met dien verstande, dat in die bepalingen:
- a.
voor ‘de of den executant’, ‘de of den beslaglegger’ en ‘den arrestant’ wordt gelezen : ‘hij of hem op wiens verzoek door den rechter de openbare verkooping der concessie is bevolen’;
- b.
voor ‘den persoon of de partij tegen wien of tegen welke het beslag gedaan is’ en ‘de partij, welker goederen zijn in beslag genomen’ wordt gelezen: ‘den concessionaris die intrekking zijner concessie heeft verzocht’;
- c.
voor ‘in beslag genomen goederen’ wordt gelezen: ‘concessie met inbegrip van de mijnwerken en van hetgeen tot verzekering en bekleeding daarvan dient’;
- d.
voor ‘de geëxecuteerde’ wordt gelezen: ‘de concessionaris wiens concessie verkocht is’;
- e.
voor ,‘executie’ wordt gelezen: ‘verkooping’.
4.
Indien geen verzoek tot openbare verkoop bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is ingediend, geeft de Griffier van dat college eene desbetreffende verklaring aan den concessionaris af, welke aan Onze Minister zal worden overgelegd, met de relazen, waaruit van eene behoorlijke beteekening van het verzoek aan de hypotheekhouders blijkt.