BR 2017/92
Het is aannemelijk dat de vestiging van het nieuwe tankstation kan leiden tot een minder goed ondernemersklimaat voor het bestaande tankstation. Daarom staat het relativiteitsvereiste er niet aan in de weg dat de bestaande exploitant in beroep met succes aanvoert dat het college niet bevoegd was de bestreden vergunning met toepassing van de kruimelgevallenregeling te verlenen.
ABRvS 24-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1374, m.nt. H.J. Breeman en R.J.G. Bäcker
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
24 mei 2017
- Magistraten
Mrs. H. Troostwijk, R. van der Spoel en H.G. Sevenster
- Zaaknummer
201601540/1/A1
- Noot
H.J. Breeman en R.J.G. Bäcker
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS927539:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2017:1374, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24‑05‑2017
- Wetingang
(Art. 2.12 Wabo)
Essentie
Het is aannemelijk dat de vestiging van het nieuwe tankstation kan leiden tot een minder goed ondernemersklimaat voor het bestaande tankstation. Daarom staat het relativiteitsvereiste er niet aan in de weg dat de bestaande exploitant in beroep met succes aanvoert dat het college niet bevoegd was de bestreden vergunning met toepassing van de kruimelgevallenregeling te verlenen.
Samenvatting
De Afdeling heeft in een eerder geding waarin een concurrent in beroep strijd met de kruimelgevallenregeling aanvoerde om de verwezenlijking van een concurrerende vestiging tegen te houden (uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:106) geoordeeld dat art. 2.12, eerste lid aanhef en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.