Einde inhoudsopgave
Wet opheffing bedrijfslichamen
Artikel XLII
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-12-2018, Stb. 2018, 487 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken: 34987)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2018, Stb. 2018, 488 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Op grond van artikel 127, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie uitgevaardigde dwangbevelen behouden hun rechtskracht. Artikel 127, vierde, vijfde en zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet, is van toepassing.
2.
Onze Minister kan de bedragen die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet ter zake van heffingen aan een bedrijfslichaam waren verschuldigd en waarvoor nog geen dwangbevel als bedoeld in het eerste lid was uitgevaardigd, en de bedragen die krachtens artikel XLI, tweede, derde of vierde lid, zijn verschuldigd, verhoogd met de kosten van de invordering, bij dwangbevel invorderen. Artikel 127, derde, vierde, vijfde en zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet, is van toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘het betrokken bedrijfslichaam’ wordt gelezen: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
3.
Aanmaningen verzonden door de bedrijfslichamen worden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet beschouwd als aanmaningen verzonden door Onze Minister.