HR, 22-11-2016, nr. 15/00780
ECLI:NL:HR:2016:2650
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-11-2016
- Zaaknummer
15/00780
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2650, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2016; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1152, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2650, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen. HR: art. 80a.
Partij(en)
22 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/00780
IF/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014, nummer 22/004780-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016.
Conclusie 04‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen. HR: art. 80a.
Nr. 15/00780 Zitting: 4 oktober 2016 | Mr. E.J. Hofstee Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014.
Tegen deze uitspraak is namens de verdachte cassatieberoep ingesteld.
Mr. M.T. de Vaal, advocaat te ’s-Gravenhage, heeft tijdig een middel van cassatie namens de verdachte voorgesteld.
Er bestaat samenhang met de zaken 14/05232P, 14/05238 en 15/00784P. Ook in deze zaken zal ik vandaag concluderen.
Mijn standpunt luidt dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO, nu de verdachte hierbij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft en/of het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG