Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant P. Maas van de politie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 08H-2014023498, gesloten op 31 juli 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 13-03-2015, nr. 05/ 820323-14
ECLI:NL:RBGEL:2015:1691, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
13-03-2015
- Zaaknummer
05/ 820323-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2015:1691, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 13‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:2212, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 13‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Een 65-jarige automobilist uit Groesbeek is door de rechtbank vrijgesproken van het verwijtbaar veroorzaken van een dodelijk ongeval. De man wordt geen verwijt gemaakt omdat aannemelijk is geworden dat hij ten tijde van het ongeval een hartstilstand heeft gehad waardoor hij is flauwgevallen.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/ 820323-14
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]
raadsman : W.A. Koers, advocaat te Leusden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 februari 2015.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 10 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
merk Mercedes), daarmede heeft gereden in de richting Malden op de weg, Jan J.
Ludenlaan en/of gekomen nabij het viaduct over de Looistraat aldaar zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (Jan. J. Ludenlaan) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) links van die
doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (Jan J. Ludenlaan) was aangebracht tussen de rijstroken met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of
in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes
verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte/rijstrook van die
weg (Jan J. Ludenlaan) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op dat voor het
tegemoetkomend verkeer rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) en/of
heeft de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer]) van een achter laatstgenoemd
motorrijtuig (personenauto, merk Citroën) rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets) hard geremd, ten einde een aanrijding met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) te voorkomen, waardoor of
waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is
gekomen en/of
is/zijn dat andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) tegen/met dat, door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) gegleden en/of in aanrijding gekomen en/of
is verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) tegen de gezien zijn, verdachtes rijrichting links van die weg aangebrachte vangrail tot stilstand is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer])
werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen, als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes), daarmede heeft gereden in
de richting Malden op de weg, Jan J. Ludenlaan en/of gekomen nabij het viaduct
over de Looistraat aldaar
vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (Jan. J. Ludenlaan)
naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het
gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990
een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreden en/of zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (Jan J. Ludenlaan) was
aangebracht tussen de rijstroken met verkeer in beide richtingen-, heeft
bevonden en/of
in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes
verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte/rijstrook van die
weg (Jan J. Ludenlaan) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op dat voor het
tegemoetkomend verkeer rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) en/of
heeft de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer]) van een achter laatstgenoemd
motorrijtuig (personenauto, merk Citroën) rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets) hard geremd, ten einde een aanrijding met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) te voorkomen, waardoor of
waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is
gekomen en/of
is/zijn dat andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat
andere motorrijtuig (motorfiets) tegen/met dat, door verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) gegleden en/of in aanrijding
gekomen en/of
is verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk
Mercedes) tegen de gezien zijn, verdachtes rijrichting links van die weg
aangebrachte vangrail tot stilstand is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 maart 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, een Mercedes, op de Jan J. Ludenlaan te Malden, komende uit de richting van de A73. Verdachte reed in de richting van Molenhoek2.. Vanaf de richting van Molenhoek reed de bestuurder van een zwarte Citroën op de Jan L. Ludenlaan te Malden.3.Achter de zwarte Citroën reed een motor4., deze motor werd bestuurd door [slachtoffer]5.. Verdachte reed op de linker rijstrook van de Jan J. Ludenlaan (zijnde de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer) en kwam daarbij in botsing met de hem tegemoetkomende Citroën. Na deze botsing reed verdachte naar links, richting de vangrail6.. Daarbij kwam verdachte in botsing met de motorrijder en gleed de motor onderuit7.. De bestuurder van de motorrijder is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding, dat hij aan de gevolgen hiervan is overleden.8.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het primair ten laste gelegde. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, nu verdachte op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daarmee al niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht om zoveel mogelijk rechts te (blijven) rijden. Naar de mening van de officier van justitie heeft verdachte niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van verontschuldigbare onmacht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde gedragingen wel bewezen kunnen worden verklaard maar dat deze niet aan verdachte kunnen worden verweten, nu sprake is van verontschuldigbare onmacht. Gelet hierop is er geen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW) en dient vrijspraak te volgen van het primair tenlastegelegde.Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde geldt dat verdachte ontslagen moet van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Naar de mening van de raadsvrouw is het aannemelijk geworden dat ten tijde van cq. kort voorafgaand aan het ongeval sprake is geweest van een korte harstilstand bij verdachte tijdens de autorit. De raadsvrouw wijst daarbij, kort gezegd, op een brief van 11 juni 2014 van de cardioloog van verdachte en een aantal getuigenverklaringen. Uit deze getuigenverklaringen blijkt dat er geen enkele reactie vanuit verdachte kwam toen hij met zijn auto naar links reed. Verdachte zelf kan zich ook niets herinneren van momenten vlak voor en tijdens het ongeval. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte deze toestand ook niet kunnen voorkomen, nu hij zich voorafgaand aan het ongeval fit voelde. Verdachte was weliswaar voorafgaand aan het ongeval ervan op de hoogte dat hij hartritmestoornissen had maar hij ging elk jaar op controle bij de cardioloog en gebruikte medicijnen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 WVW 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het ongeval kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zoals uit de vaststaande feiten blijkt, is verdachte met zijn auto op de linker rijbaan terecht gekomen, daarna gebotst tegen een hem tegemoet komende auto en vervolgens tegen een motor.
2.1.
Onderzoek door de politie
Naar de toedracht van het ongeval hebben verbalisanten van Forensische Opsporing onderzoek verricht. Zij hebben geen enkele aanwijzing in de vorm van een technisch gebrek aan de auto van verdachte gevonden, die de manoeuvre van de auto voorafgaand aan het ongeval zou kunnen verklaren. In het proces-verbaal VerkeersOngevallen Analyse is vermeld dat de verbalisanten niet vast hebben kunnen stellen wat de reden is geweest dat de bestuurder van de Mercedes, zijnde verdachte, met de auto op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is gekomen9..
Tevens is onderzoek verricht naar de bel- en sms-gegevens van de telefoon van verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte rond het tijdstip van het ongeval, zijnde ongeveer 12.10 uur10., niet gebeld is of heeft gebeld met zijn telefoon. Ook heeft hij rond dat tijdstip geen sms-berichten ontvangen of verstuurd11..
Ten slotte blijkt uit onderzoek dat verdachte geen alcohol had gedronken12.. Ook is niet gebleken dat hij drugs of medicijnen had gebruikt die de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden13..
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat er geen objectieve oorzaak is gevonden voor het ongeval.
2.2.
Schuldvraag
Ter zitting heeft verdachte, evenals hij tegenover de politie had gedaan, verklaard dat hij zich niets meer kan herinneren van het ongeval.
De vraag die de rechtbank thans dient te beantwoorden, is of het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten.
Verschillende getuigen hebben verklaringen afgelegd die inhouden dat zij zagen dat de auto van verdachte op de verkeerde weghelft terecht kwam maar dat er geen ongeval corrigerende maatregelen werden genomen.Zo verklaart de getuige [getuige 1] dat de Mercedes naar links ging en dat hij geen remlichten zag branden bij het voertuig. Ook zag de getuige niet dat er stuurcorrecties werden gemaakt. De getuige verklaart dat het voertuig zonder te slingeren of dat er werd geremd naar links dreef14.. De getuige [getuige 2] verklaart dat hem een auto was opgevallen door een groene kentekenplaat. Hij reed achter deze auto op de Jan J. Ludenlaan richting Malden. Op enig moment zag de getuige dat de auto naar de andere weghelft begon te glijden. Het viel de getuige op dat hij geen remlichten zag opgloeien15..De rechtbank merkt op dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij in een auto reed met handelaarsplaten, zijnde groene kentekenplaten16..Ook de getuige [getuige 3] verklaart dat de auto straal rechtdoor reed en dat de auto niet werd gecorrigeerd17..
In het dossier bevindt zich voorts een verklaring van de cardioloog van verdachte, gedateerd 11 juni 210418.. In deze brief wordt beschreven welke conclusies de arts verbindt aan de uitkomst van de Reveal die verdachte na het ongeval bij zich heeft gedragen. De arts verklaart het volgende in deze brief:
“Een verricht echocardiogram toonde een onveranderde mild concentrisch linkerkamer hypertrofie met goede systolische functie. De rechterkamer is niet gedilateerd en toont een
goede functie. Er is een matige aortaklepstenose en een milde
mitralisklep-insufficiëntie alsmede een matige tricuspidalisklep-insufficiëntie
zonder aanwijzingen voor pulmonale hypertensie. Ter verder evaluatie van de
oorzaak van de wegraking vond een cardiale MRI plaats waarbij een ruime
linkerkamer wordt gezien met een goede systolische functie. Er is een ruime
rechterkamer met een goede systolische functie, geen littekenvorming. Er is een
lage waarschijnlijkheid op kamertachycardieen. (…). Er werd overgegaan tot plaatsing voor een Reveal (event recorder) waarbij frequente perioden werden gezien met asystolie tot 4 seconden bij boezemfibrilleren. Gezien de voorgeschiedenis met rechterbundeltakblok
alsmede anticusblok bij asystolieën bij boezemfibrilleren waarbij patiënt toch
waarschijnlijk gecollabeerd is met dientengevolge een auto-ongeval waarbij de tegenligger helaas overleden is, werd overgegaan tot een VVIR pacemaker implantatie welke ongecompliceerd verlopen is. Gezien bovengenoemde ziekte geschiedenis is er zodoende zeer aannemelijke verklaring te weten collaps, als oorzaak van het auto-ongeval gediagnostiseerd.(…)”
De rechtbank begrijpt hieruit dat de cardioloog als mogelijke oorzaak voor het ongeval geeft dat verdachte buiten bewustzijn is geraakt (‘collaps’) als gevolg van een (kortdurend) hartinfarct. Weliswaar zijn dit bevindingen die de cardioloog achteraf heeft gedaan, maar de rechtbank heeft op grond van het schrijven van de cardioloog geen aanleiding te veronderstellen dat de situatie van verdachte in medisch opzicht anders was dan daarvoor. Deze mogelijke oorzaak wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de hierboven weergegeven getuigenverklaringen. Bovendien verklaart de getuige [getuige 4] dat hij naar de bestuurder van de Mercedes (zijnde verdachte: conclusie rechtbank) heeft gekeken en dat hij nog weet dat hij geen oogcontact met de bestuurder kon krijgen. De getuige verklaart dat het hoofd van de bestuurder naar beneden gebogen was19..
Voorts verklaren enkele getuigen dat verdachte na het ongeval klaagde over pijn aan zijn borst. Zo verklaart de getuige [getuige 3] dat de bestuurder van de Mercedes klaagde over pijn in zijn borst en daarbij over zijn borst wreef. Ook had de bestuurder van de Mercedes gevraagd wat er gebeurd was20.. De getuige [getuige 5] verklaart ook dat de bestuurder van de Mercedes pijn aan zijn borst had21..
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk is geworden dat verdachte als gevolg van bewustzijnsverlies ten gevolge van een (kortdurende) hartstilstand op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, waarna de aanrijding met een dodelijk slachtoffer als gevolg, heeft plaatsgevonden.
Nu verdachte beschikte over een geldig rijbewijs, onder controle stond van een cardioloog, nooit eerder merkbare problemen had ondervonden van zijn hart en deze zich blijkens de informatie van de cardioloog (inderdaad) zonder evidente klachten kunnen voordoen, is de rechtbank van oordeel dat er aan de verdachte in strafrechtelijk opzicht geen verwijt kan worden gemaakt.
Op grond van het voorgaande volgt dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, op grond van zijn eigen verklaring, de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 1], de verkeersongevallenanalyse en de verklaring van de schouwarts. Door niet te voldoen aan zijn verplichting om zoveel mogelijk rechts te blijven rijden, is verdachte tegen een tegenligger gebotst en heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer op die weg gehinderd.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 10 maart 2014 te Malden, gemeente Heumen, als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes), daarmede heeft gereden in
de richting Malden op de weg, Jan J. Ludenlaan en gekomen nabij het viaduct
over de Looistraat aldaar
vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg (Jan. J. Ludenlaan) naar links is gegaan en in strijd met het
gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990
zich met voormeld motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) links van die doorgetrokken streep, -welke streep op die weg (Jan J. Ludenlaan) was
aangebracht tussen de rijstroken met verkeer in beide richtingen-, heeft
bevonden en
in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes
verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte/rijstrook van die
weg (Jan J. Ludenlaan in aanrijding is gekomen met een op dat voor het
tegemoetkomend verkeer rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) en
heeft de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer]) van een achter laatstgenoemd
motorrijtuig (personenauto, merk Citroën) rijdend ander motorrijtuig
(motorfiets) hard geremd, ten einde een aanrijding met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) te voorkomen, waardoor of
waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is
gekomen en
is dat andere motorrijtuig (motorfiets) en de bestuurder van dat
andere motorrijtuig (motorfiets) tegen/met dat, door verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto, merk Mercedes) gegleden en in aanrijding
gekomen en
is verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk
Mercedes) tegen de gezien zijn, verdachtes rijrichting links van die weg
aangebrachte vangrail tot stilstand is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd,
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerwet 1994.
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Gelet op hetgeen hierboven onder paragraaf 2.2 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte in strafrechtelijk opzicht geen verwijt kan worden gemaakt, zodat hij ten aanzien van het onder subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens de afwezigheid van alle schuld.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit
verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte voor het onder subsidiair ten laste gelegde van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gegeven door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. E. de Boer, rechters in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2015. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑03‑2015
Het proces-verbaal VerkeersOngevallen Analyse, pagina 34 van 37, paragraaf 5.2 eerste alinea. (bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal).
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], pagina 39, eerste 2 alinea’s en het proces-verbaal VerkeersOngevallen Analyse, pagina 34 van 37, paragraaf 5.2 eerste alinea. (bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal).
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina 42, 4e alinea.
Proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 10.
Proces-verbaal VerkeersOngevallen Analyse, pagina 34 van 37, paragraaf 5.2 vierde, vijfde en zevende alinea (bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal).
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina 42, 5e alinea.
Een schriftelijk bescheid, te weten de verklaring van de lijkschouwer d.d. 17 maart 2014.
Het proces-verbaal VerkeersOngevallen Analyse, pagina 34 van 37, paragraaf 5.2 zevende alinea. (bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal)
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 8.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 mei 2014, pagina 68, achtste alinea en een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 februari 2015 door verbalisant [verbalisant] (bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal).
Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport “Alcohol in het verkeer” van het Nederlands Forensisch Instituut, gedateerd 18 maart 2014, pagina 59.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina 42, derde alinea.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 46, derde, vierde en zesde alinea.
Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 29, derde alinea.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], pagina 39, achtste alinea.
Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van [arts], cardioloog, pagina’s 35 en 36.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], pagina 44, derde alinea.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], pagina 40, zevende alinea.
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], pagina 56, laatste alinea.