Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 13-04-1977
- Bronpublicatie:
25-11-1975, Trb. 1975, 134 (uitgifte: 25-11-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-04-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-1977, Trb. 1977, 79 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen, dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
I. Ad artikel 4
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar het schip zijn thuishaven heeft.
II. Ad artikel 4
Indien een lichaam, dat is opgericht naar het recht van Suriname en dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft het houden van het gehele of nagenoeg het gehele aandelenkapitaal van andere lichamen, ingevolge het bepaalde in artikel 4, vierde lid, geacht wordt inwoner van Nederland te zijn, mag de winst die dat lichaam uit de bedoelde deelnemingen verkrijgt in Suriname worden belast, doch slechts naar een percentage dat 4 niet te boven gaat. Deze bepaling maakt echter geen inbreuk op het recht tot belastingheffing dat Nederland aan de bepalingen van de Overeenkomst ontleent.
III. Ad artikel 7
Indien een lichaam dat inwoner van Nederland is zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk in Suriname uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, omvat de belasting die Suriname overeenkomstig artikel 7, eerste lid, mag heffen, mede de belasting die in Suriname ter zake van getransfereerde winst verschuldigd mocht zijn. Laatstbedoelde belasting mag echter 7½ percent van het getransfereerde bedrag niet overschrijden.
IV. Ad artikel 7
Bij de toepassing van artikel 7, derde lid, wordt geen aftrek toegestaan ter zake van bedragen — met uitzondering van die wegens werkelijk gemaakte kosten — welke door het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren aan de vaste inrichting in rekening worden gebracht als royalty's, vergoedingen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissieloon voor bepaalde diensten of voor het geven van leiding, dan wel, behalve in het geval van een onderneming die het bankbedrijf uitoefent, als interest op gelden die aan de vaste inrichting ter beschikking zijn gesteld. Evenmin zal bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting rekening worden gehouden met zodanige bedragen — met uitzondering van die wegens werkelijk gemaakte kosten — welke door de vaste inrichting aan het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren in rekening worden gebracht.
V. Ad artikelen 7 en 25
Het bepaalde in artikel 7, tweede en derde lid, en in artikel 25, derde lid, belet Suriname niet de aan de vaste inrichting van een verzekeringsonderneming toe te rekenen winst te bepalen overeenkomstig zijn eigen wetgeving.
VI. Ad artikel 10
De bepaling van artikel 10, tweede lid, letter a, is niet van toepassing ten aanzien van dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Suriname aan een lichaam dat inwoner is van Nederland, indien laatstbedoeld lichaam ter zake van de ontvangen dividenden in Nederland vennootschapsbelasting verschuldigd is. In een zodanig geval is de bepaling van artikel 10, tweede lid, letter c, van toepassing.
VII. Ad artikelen 10, 11 en 12
Verzoeken om teruggaaf van belasting die in strijd met de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 is geheven, moeten bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, worden ingediend binnen een tijdvak van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
VIII. Ad artikel 21
De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen in onderlinge overeenstemming de in artikel 21 genoemde bedragen herzien.
IX. Ad artikel 24
Het is wel te verstaan, dat
- a)
wat de Nederlandse inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting betreft, de grondslag bedoeld in artikel 24, eerste lid, is het onzuivere inkomen of de winst in de zin van de Nederlandse wetten op de inkomstenbelasting, onderscheidenlijk de vennootschapsbelasting; en
- b)
wat de Surinaamse inkomstenbelasting betreft, deze grondslag ten aanzien van natuurlijke personen is het onzuivere inkomen en ten aanzien van lichamen de winst in de zin van de Surinaamse Verordening op de inkomstenbelasting.
X. Ad artikel 24
Na een tijdvak van tien jaren volgende op de inwerkingtreding van de Overeenkomst zullen de bevoegde autoriteiten met elkaar in overleg treden, ten einde te beslissen of er aanleiding bestaat de bepalingen van artikel 24, vierde, vijfde en zesde lid, van de Overeenkomst te wijzigen.
XI. Ad artikel 28
Geen van de Staten is gehouden lijfsdwang toe te passen ter invordering van belastingen van de andere Staat.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN, in twee originelen, in de Nederlandse taal, te Paramaribo op 25 november 1975.