NJB 2018/271:Wetenschap bij verdachte dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd, art. 197 Sr: om aan te nemen dat de verdachte ‘wist’ dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd zijn onvoldoende de omstandigheden dat namens de verdachte door zijn gemachtigde een verzoek tot opheffing van de ongewenstverklaring is ingediend, dat bij beschikking een inreisverbod is uitgevaardigd, dat deze is bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant en dat namens de verdachte door deze gemachtigde tegen dit besluit beroep is ingesteld en ook beroepsgronden zijn ingediend, welk beroep niet-ontvankelijk is verklaard bij uitspraak van de rechtbank. In casu neemt de Hoge Raad daarbij in aanmerking dat de bewijsvoering niets inhoudt waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte door zijn gemachtigde op de hoogte is gebracht van de inhoud van de beschikking houdende de oplegging van het inreisverbod en het daartegen tevergeefs ingestelde beroep. De bewezenverklaring is daarom in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed