Rb. Noord-Nederland, 29-09-2017, nr. 6160457 VV EXPL 17-95
ECLI:NL:RBNNE:2017:4367
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
29-09-2017
- Zaaknummer
6160457 VV EXPL 17-95
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2017:4367, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 29‑09‑2017; (Kort geding, Op tegenspraak)
- Vindplaatsen
AR 2017/6063
JAR 2017/302 met annotatie van mr. M.W. Koole
AR-Updates.nl 2017-1393
VAAN-AR-Updates.nl 2017-1393
Brightmine 2020-20003033
Uitspraak 29‑09‑2017
Inhoudsindicatie
kort geding, ontbinding, verhouding 7:629 en 7:627 BW heeft werknemer recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte (alcoholverslaving), óók als zijn rijbewijs dat hij nodig heeft voor zijn werk -ingenomen na een onder invloed van alcohol veroorzaakt ongeval? Loonvordering in kort geding toegewezen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 6160457 VV EXPL 17-95
Vonnis van de kantonrechter van 29 september 2017
inzake
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna [werknemer] te noemen,
gemachtigde mr. A. Zwarenstein, advocaat te Groningen (postbus 723, 9700 AS),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hooghoudt B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam] , [adres] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna Hooghoudt te noemen,
gemachtigde mr. E.W. Kingma, advocaat te Leeuwarden (postbus 1187, 8900 CD).
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [werknemer] (zakelijk weergegeven) gevorderd Hooghoudt, bij wijze van voorlopige voorziening, te veroordelen tot (door)betaling van het overeengekomen loon vanaf 1 januari 2017 en tot betaling van de verschuldigde vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, wettelijke rente en proceskosten.
Hooghoudt heeft in conventie geantwoord. In reconventie heeft Hooghoudt terugbetaling gevorderd van een bedrag van € 15.699,90, vermeerderd met rente en proceskosten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2017. Partijen (Hooghoudt vertegenwoordigd door [A] , [B] en [C] ) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door hun gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken toegezonden.
Uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De feiten (in conventie en in reconventie)
1.1.
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
1.2.
[werknemer] is op 13 september 1987 in dienst getreden bij Hooghoudt in de functie van account manager noord. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 3.399,43 bruto exclusief overige emolumenten. Daarnaast is aan [werknemer] een leaseauto ter beschikking gesteld.
1.3.
In 2009 is [werknemer] enige tijd uit de roulatie geweest als gevolg van een hersenbloeding. Daarna heeft hij zijn werkzaamheden bij Hooghoudt weer volledig hervat.
1.4.
In 2016 bereikten Hooghoudt berichten – van collega’s en van diverse slijterijen – dat [werknemer] soms wat verward en afwezig overkwam. Op vrijdag 8 april 2016 is de Salesmanager Nederland, [D] , daarom met [werknemer] op pad gegaan. Bij e-mail van 11 april 2016 heeft [D] onder meer het volgende aan Hooghoudt bericht:
“Ik heb over de hele dag geen enkele wijze van afwijkend gedrag bemerkt.
(…)
Ik heb hem op een gegeven moment aangegeven dat wij wat opmerkingen uit de markt hebben gekregen over hem. Dat er klanten zijn die hun oprechte bezorgdheid hadden geuit en dat hij bij een aantal klanten verward overkomt. Hierop was hij ietwat verbolgen en gaf duidelijk aan dat er niets met hem aan de hand was. Toen ik erover doorging werd hij wat geïrriteerd.”
1.5.
Ook de directeur van Hooghoudt, [A] (hierna: [A] ) heeft [werknemer] een dag vergezeld, zijn bevindingen waren soortgelijk.
1.6.
Op 22 december 2016 is [werknemer] -tijdens zijn vakantie- in de hem ter beschikking gestelde leaseauto gestapt en naar de garagebox gereden die hem door Hooghoudt ter beschikking was gesteld. In deze garagebox stond voorraad van Hooghoudt opgeslagen die [werknemer] normaliter in het kader van zijn werkzaamheden meenam naar slijterijen en andere potentiële klanten. [werknemer] heeft van deze alcohol genuttigd en heeft vervolgens onder invloed van die alcohol een (eenzijdig) ongeval veroorzaakt op de N34. De leaseauto is als gevolg van dat ongeval total loss geraakt.
1.7.
Het rijbewijs van [werknemer] is na het ongeval ingenomen. Ten tijde van de mondelinge behandeling was nog niets bekend omtrent een (mogelijke) strafrechtelijke vervolging van [werknemer] met betrekking tot dit incident.
1.8.
Bij e-mailbericht van 24 december 2016 heeft de echtgenote van [werknemer] hem bij Hooghoudt ziek gemeld. [werknemer] was op dat moment opgenomen bij een gesloten kliniek van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN). Aansluitend is hij - voor nader onderzoek door het Centrum voor Neuropsychiatrie- op 23 januari 2017 overgeplaatst naar de GGZ te Leeuwarden.
1.9.
Bij brief van 28 december 2016 heeft Hooghoudt onder meer het volgende aan [werknemer] meegedeeld:
“Nu u uzelf sinds afgelopen vrijdag buiten staat hebt gebracht om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, zullen wij uw salarisbetaling vooralsnog staken. Daarbij is voor ons ook van belang dat u de verkeersongevallen zelf hebt veroorzaakt met uw leaseauto door overmatig alcoholgebruik. Hiermee heeft u in ieder geval ons alcoholprotocol overtreden.
Wij zullen op een later tijdstip – na ontvangst van verdere informatie – een definitief standpunt innemen.”
1.10.
Met ingang van 1 januari 2017 heeft Hooghoudt geen loonbetalingen meer aan [werknemer] verricht.
1.11.
Daarna hebben de echtgenote van [werknemer] en Hooghoudt zowel via e-mail als via de telefoon contact gehad over het niet betalen van het loon aan [werknemer] . Bij e-mail van 8 februari 2017 heeft [A] onder meer aan de echtgenote van [werknemer] bericht:
“Het is nog steeds de bedoeling om een en ander in zo goed mogelijk overleg te doen. Feit is dat [werknemer] ziek is en hulp nodig heeft maar feit is ook dat hij zichzelf behoorlijk in de nesten heeft gewerkt met zijn actie. Reden waarom er geen salaris is overgemaakt is inderdaad een juridische en die heeft betrekking tot afspraken en contact met bedrijfsarts waar hij toe verplicht is en wij op moeten toezien. Met het contact met de bedrijfsarts is dat nu volgens mij voor nu geregeld.
De tweede reden dat er nog niet betaald is, is er pas afgelopen week bij gekomen en dat is dat wij de rekening voor de auto van de lease maatschappij hebben gekregen.”
1.12.
Bij brief van 24 februari 2017 is namens Hooghoudt onder meer aan [werknemer] en diens echtgenote meegedeeld:
“In dat kader heeft Hooghoudt reeds op 29 december 2016 aan u bericht dat de salarisbetaling werd gestaakt op basis van het feit dat de heer [werknemer] zichzelf buiten staat heeft gebracht om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
Sinds die tijd heeft Hooghoudt geprobeerd te achterhalen wat er exact is gebeurd, wat de medische status van de heer [werknemer] is en of hij strafrechtelijk wordt vervolgd. De heer [werknemer] is evenwel sinds 22 december 2016 onbereikbaar. Van mevrouw [werknemer] vernamen wij dat hij is opgenomen. Wat de basis is voor deze opname en hoe lang deze nog gaat voortduren, blijft onduidelijk.
In dat kader kan de ziekmelding per 24 december 2016 vooralsnog ook niet worden geaccepteerd.
Hierboven is al aangegeven dat de heer [werknemer] sinds 22 december 2016 niet meer in staat is om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten nu zijn rijbewijs op die datum is ingevorderd. Om die reden heeft cliënte op grond van artikel 7:627 BW de loondoorbetaling gestaakt. Die staking blijft gehandhaafd. Daarbij is van belang dat de heer [werknemer] zowel de reglementen met betrekking tot de leaseauto als die ten aanzien van alcoholgebruik heeft geschonden.
Inmiddels heeft de leasemaatschappij Hooghoudt een rekening gezonden voor de leaseauto die na het ongeval total loss was. Deze rekening zal op de heer [werknemer] worden verhaald. Uiteraard heeft hij onrechtmatig gehandeld door het betreffende ongeval tijdens privétijd te veroorzaken onder invloed van alcohol.”
1.13.
Op 10 mei 2017 is [werknemer] bij de bedrijfsarts geweest. Die heeft geconstateerd dat "er sprake is van medische klachten en medische begeleiding", waarvan de resultaten nog moeten worden afgewacht. Als beperking voor de inzet van [werknemer] tot het verrichten van werkzaamheden stelt de bedrijfsarts dat betrokkene bovenal "niet beschikbaar is voor inzet wegens permanente medische begeleiding (opname)." Afhankelijk van de voortgang daarvan en de ontvangst van actuele medische informatie wordt een vervolgafspraak gemaakt.
1.14.
Op 27 juni 2017 heeft de bedrijfsarts wederom met [werknemer] gesproken. De bedrijfsarts heeft naar aanleiding van dat consult geoordeeld dat [werknemer] op medische gronden weer normale inzet kan leveren, zij het met een opbouwperiode van enkele weken.
1.15.
Tot daadwerkelijke werkhervatting is het niet gekomen omdat [werknemer] met ingang van 8 juli 2017 wederom in een instelling van VNN is opgenomen ter behandeling.
2. Het standpunt van [werknemer] (in conventie en in reconventie)
2.1.
[werknemer] vordert loondoorbetaling tijdens ziekte en stelt zich in conventie, samengevat, op het standpunt dat hij al voor het ongeval op 22 december 2016 ziek was omdat hij toen al leed aan een alcoholverslaving. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij onder meer een verklaring van zijn huisarts en een verklaring van Verslavingszorg Noord Nederland overgelegd. De oorzaak van het feit dat [werknemer] zijn werkzaamheden niet meer kan verrichten is dus gelegen in zijn ziekte, en niet in het niet meer kunnen beschikken over een rijbewijs. [werknemer] heeft daarom recht op doorbetaling van zijn loon en op uitbetaling van vakantiegeld.
2.2.
In reconventie heeft [werknemer] gemotiveerd geweer gevoerd.
3. Het standpunt van Hooghoudt (in conventie en in reconventie)
3.1.
Hooghoudt betwist, samengevat, dat [werknemer] al ziek was op het moment van het ongeval. Eerst in het kader van deze procedure voert [werknemer] aan dat er sprake is van een alcoholverslaving. [werknemer] heeft in beschonken toestand, na het nuttigen van alcoholische dranken die Hooghoudt toebehoorden, een zeer ernstig ongeluk veroorzaakt. Dit heeft geleid tot inname van zijn rijbewijs, waardoor [werknemer] de overeengekomen werkzaamheden niet meer kan verrichten. Dit valt [werknemer] te verwijten en hij heeft daarom geen recht op doorbetaling van zijn loon.
3.2.
In reconventie vordert Hooghoudt betaling van een bedrag van € 15.699,90 aan schade die zij stelt te hebben geleden doordat [werknemer] de leaseauto total loss heeft gereden. Volgens Hooghoudt is [werknemer] aansprakelijk voor deze schade.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de aard van de vordering mee dat [werknemer] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vorderingen.
4.2.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing nu al gerechtvaardigd is. Daarbij zal, voor zover van belang voor de uitkomst van deze zaak, nader worden ingaan op hetgeen partijen (overigens) ter onderbouwing van hun stellingen naar voren hebben gebracht en aan stukken hebben overgelegd.
4.3.
[werknemer] baseert zijn vordering op het recht op loondoorbetaling tijdens ziekte op grond van het bepaalde in artikel 7:629 BW, nu hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is om de bedongen arbeid te verrichten.
Hooghoudt daarentegen beroept zich op de hoofdregel van artikel 7:627 BW, waarin is bepaald dat "geen loon verschuldigd is voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht."
Voor zover Hooghoudt in een eerder stadium mogelijk een beroep heeft gedaan op haar bevoegdheid om de loonbetaling op te schorten krachtens artikel 7:629 lid 6 BW in verband met de door haar ervaren problemen om met [werknemer] in contact te komen, dan wel -via de bedrijfsarts- medische informatie te verkrijgen ter beoordeling van de gestelde arbeidsongeschiktheid, is die bevoegdheid thans niet (langer) gesteld of gebleken.
In de kern stelt Hooghoudt dat de uitzonderingsbepaling van artikel 7:628 BW en 7:629 BW op voormelde hoofdregel niet opgaat omdat de primaire oorzaak van het niet kunnen werken door [werknemer] is gelegen in het feit dat zijn rijbewijs is ingenomen. Deze omstandigheid komt niet voor rekening en risico van de werkgever ex artikel 7:628 BW, terwijl de werknemer geen recht op loon tijdens ziekte ex artikel 7:629 BW toekomt wanneer hij ook zonder ziek te zijn daarop geen recht zou hebben gehad, aldus Hooghoudt.
De kantonrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.4.
Vast staat dat het rijbewijs van [werknemer] van 22 december 2016 tot februari 2017 voor onderzoek is ingenomen en op 23 maart 2017 op verzoek van het Openbaar Ministerie weer door hem is ingeleverd, naar de kantonrechter aanneemt in afwachting van een uitspraak omtrent de ontzegging aan hem van de rijbevoegdheid voor een bepaalde periode.
Vast staat ook dat [werknemer] voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden over een rijbewijs moet beschikken.
Met Hooghoudt is de kantonrechter van oordeel dat de omstandigheid, dat een werknemer zijn werkzaamheden gedurende een bepaalde periode niet kan uitoefenen wegens het niet (kunnen) beschikken over een rijbewijs, voor rekening en risico van de werknemer komt.
In die zin zou Hooghoudt zich op grond van artikel 7: 627 BW in bedoelde periode aan haar loonbetalingsverplichting jegens [werknemer] kunnen onttrekken. [werknemer] stelt evenwel dat hij ziek is en dat hij daarom niet in staat is om te werken.
4.5.
De kantonrechter acht onvoldoende weersproken dat [werknemer] in elk geval sedert 24 december 2016 arbeidsongeschikt is om de bedongen werkzaamheden te verrichten, welke arbeidsongeschiktheid tot heden voortduurt. Gesteld noch gebleken is immers dat de arbeidsongeschiktheid door de bedrijfsarts van Hooghoudt, dan wel op basis van een second opinion door een verzekeringsgeneeskundige van het UWV op verzoek van Hooghoudt is bestreden, zodat daarvan thans in rechte kan worden uitgegaan.
Daarbij overweegt de kantonrechter dat [werknemer] zich beroept op een bij hem bestaande alcoholverslaving, een aandoening die naar vaste jurisprudentie wordt aangemerkt als een ziekte. Uit de overgelegde stukken is de kantonrechter voorts in voldoende mate gebleken dat [werknemer] sedert 24 december 2016 als zodanig is gediagnosticeerd en voor zijn verslaving intensief wordt behandeld, zodat daarmee zijn arbeidsongeschiktheid wegens alcoholverslaving ook genoegzaam is onderbouwd.
4.6.
Centraal in deze zaak is de vraag of het ongeval door drankmisbruik van 22 december 2016 op zich zelf staat of, zoals [werknemer] stelt, het gevolg is van een toen reeds bestaande alcoholverslaving, die heeft geleid tot zijn huidige arbeidsongeschiktheid.
4.7.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [werknemer] ook vòòrdat hij 24 december 2016 door zijn echtgenote ziek werd gemeld reeds verslaafd was aan alcohol. De kantonrechter kent daarbij een doorslaggevend gewicht toe aan de verklaring van de huisarts van [werknemer] van 20 januari 2017. Uit deze verklaring blijkt namelijk dat [werknemer] reeds bij zijn huisarts bekend was met alcoholafhankelijkheid. Voorts ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen [werknemer] ter zitting over zijn verslaving en de (voor 22 december 2016 reeds voorgenomen) behandeling daarvan, heeft verklaard. De omstandigheid dat hij voor het eerst in het kader van de onderhavige procedure aan zijn werkgever kenbaar heeft gemaakt aan alcohol verslaafd te zijn, doet daaraan vooralsnog niet af.
4.8.
De kantonrechter is daarmee van oordeel dat er een zeer gerede kans bestaat dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het ongeval op 22 december 2016 niet los kan worden gezien van de -na 24 december 2016 vastgestelde- alcoholverslaving van [werknemer] , nu hij dat ongeval onder invloed van alcohol heeft veroorzaakt, en dat de ziekte van [werknemer] aldus gezien moet worden als de primaire oorzaak van het sedert 1 januari 2017 niet (kunnen) verrichten van de overeengekomen werkzaamheden.
4.9.
Uit de voorgaande overwegingen vloeit reeds voort dat de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing nu al gerechtvaardigd is.
Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer.
4.10.
De vorderingen van [werknemer] – die door Hooghoudt qua hoogte niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist – zullen daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke verhoging, gelet op alle omstandigheden van het geval, zal worden gemaximeerd tot 10%.
4.11.
Hooghoudt zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.
in reconventie
4.12.
Hooghoudt stelt dat zij een bedrag van € 15.699,90 aan schade heeft geleden en dat [werknemer] aansprakelijk is voor deze schade. Zij vordert daarom betaling van dit bedrag.
4.13.
Daargelaten of Hooghoudt op adequate wijze heeft onderbouwd waarom [werknemer] in de gegeven omstandigheden aansprakelijk is voor de schade die Hooghoudt stelt te hebben geleden, heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter geen enkel argument aangevoerd waaruit de spoedeisendheid van deze vordering zou moeten blijken. Bovendien acht de kantonrechter de omvang van de vordering onvoldoende gespecificeerd.
Het moge zo zijn dat Hooghoudt op zich zelf genomen het recht niet kan worden ontzegd om haar aanspraken op dit punt aan [werknemer] aan de rechter voor te leggen, maar zij zal dit dan -na overleg en inverzuimstelling- in een bodemprocedure moeten doen en niet door middel van het -bij wege van subsidiair verweer- op voorhand inhouden van het salaris, dan wel het op onvoldragen wijze presenteren van een tegenvordering in dit kort geding.
4.14.
De vordering van Hooghoudt zal daarom worden afgewezen.
4.15.
Hooghoudt zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. Deze kosten zullen, gelet op de samenhang met de procedure in conventie, worden vastgesteld op nihil.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt Hooghoudt om tegen kwijting aan [werknemer] te betalen:
I. een bedrag van € 24.587,64 bruto aan achterstallig salaris over de periode januari 2017 tot en met juli 2017, onder overlegging van deugdelijke salarisspecificaties, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over dat bedrag, met een maximum van 10% en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
II. het overeengekomen salaris inclusief emolumenten, maandelijks op de gebruikelijke tijdstippen, totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig eindigt;
III. een bedrag van € 5.081,31 bruto aan vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over dat bedrag, met een maximum van 10% en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Hooghoudt in de kosten van het geding, aan de zijde van [werknemer] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 470,00 aan griffierecht, € 97,31 aan explootkosten en € 600,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Hooghoudt in de kosten van het geding, aan de zijde van [werknemer] tot aan deze uitspraak vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en op 29 september 2017 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 692