Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 337 Eigenvermogensvereiste voor securitisatie-instrumenten
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Voor instrumenten in de handelsportefeuille die securitisatieposities zijn, weegt de instelling haar overeenkomstig artikel 327, lid 1, berekende nettoposities met 8 % van het risicogewicht dat de instelling overeenkomstig afdeling 3 van hoofdstuk 5, titel II, op de positie in haar niet-handelsportefeuille zou toepassen.
2.
Bij het bepalen van risicogewichten voor de toepassing van lid 1, maken instellingen uitsluitend gebruik van de benadering van titel II, hoofdstuk 5, afdeling 3.
De EBA vaardigt richtsnoeren uit overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 voor het gebruik van als inputs gebruikte ramingen van PD en LGD, wanneer die ramingen op een IRC-model worden gebaseerd.
3.
Voor securitisatieposities waarop overeenkomstig artikel 247, lid 6, een additioneel risicogewicht van toepassing is, wordt 8 % van het totale risicogewicht toegepast.
4.
De instelling bepaalt de som van haar uit de toepassing van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel resulterende gewogen posities, ongeacht of het lange dan wel korte posities betreft, om haar eigenvermogensvereiste met betrekking tot specifiek risico te berekenen, met uitzondering van securitisatieposities waarop artikel 338, lid 2, van toepassing is.
5.
Indien een initiërende instelling van een traditionele securitisatie niet voldoet aan de in artikel 244 vastgestelde voorwaarden voor overdracht van een aanzienlijk deel van het risico, neemt zij de aan de securitisatie onderliggende blootstellingen op in haar berekening van de eigenvermogensvereiste als waren die blootstellingen niet gesecuritiseerd.
Indien een initiërende instelling van een synthetische securitisatie niet voldoet aan de in artikel 245 vastgestelde voorwaarden voor overdracht van een aanzienlijk deel van het risico, neemt zij de aan de securitisatie onderliggende blootstellingen op in haar berekening van de eigenvermogensvereisten als waren die blootstellingen niet gesecuritiseerd, en laat zij het effect van de synthetische securitisatie voor kredietprotectiedoeleinden buiten beschouwing.