NJ 2018/34
Beïnvloeden in de zin van art. 285a lid 1 Sr.
HR 20-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2908, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/04435
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124427:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2908, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1276, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑03‑2016
- Wetingang
Art. 285a Sr
Essentie
Voor de opvatting dat voor een veroordeling ter zake van art. 285a lid 1 Sr vereist is dat komt vast te staan dat van de zijde van de verdachte sprake is geweest van intimidatie jegens de in die bepaling bedoelde persoon is in de tekst van die bepaling geen steun te vinden, terwijl strekking noch geschiedenis van die bepaling noopt tot een dergelijke uitleg.
Het geven van juridische voorlichting of juridisch advies kan of mag nimmer ertoe strekken dat iemand in zijn verklaringsvrijheid wordt beknot.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.