Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel
Artikel 10 Vestiging van rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 15-01-1999
- Bronpublicatie:
09-12-1994, Trb. 1996, 62 (uitgifte: 13-02-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2002, Trb. 2002, 61 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om zich bevoegd te verklaren kennis te nemen van de in artikel 9 genoemde strafbare feiten in de volgende gevallen:
- a.
wanneer de feiten zijn gepleegd op het grondgebied van die Staat of aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in die Staat is geregistreerd;
- b.
wanneer de vermoedelijke dader onderdaan van die Staat is.
2.
Een Staat die Partij is bij dit Verdrag kan zich ook bevoegd verklaren kennis te nemen van deze strafbare feiten wanneer deze zijn gepleegd:
- a.
door een staatloze die zijn vaste verblijfplaats in die Staat heeft; of
- b.
ten aanzien van een onderdaan van die Staat; of
- c.
in een poging die Staat te dwingen een handeling te verrichten of zich daarvan te onthouden.
3.
Een Staat die Partij is bij dit Verdrag die zich bevoegd heeft verklaard met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde gevallen, stelt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties daarvan in kennis. Indien bedoelde Staat die Partij is bij dit Verdrag vervolgens afstand doet van deze bevoegdheid, stelt deze de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties daarvan in kennis.
4.
Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om zich bevoegd te verklaren om kennis te nemen van de in artikel 9 genoemde strafbare feiten ingeval de vermoedelijke dader zich op zijn grondgebied bevindt en deze Staat de bedoelde persoon niet uitlevert ingevolge artikel 15 aan een van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag die zich in overeenstemming met het eerste of tweede lid bevoegd hebben verklaard.
5.
Dit Verdrag sluit geen enkele rechtsmacht in strafzaken uit, die wordt uitgeoefend krachtens de nationale wetgeving.