Rb. 's-Hertogenbosch, 13-08-2012, nr. 01/825024-12
ECLI:NL:RBSHE:2012:BX4523
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
13-08-2012
- Zaaknummer
01/825024-12
- LJN
BX4523
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2012:BX4523, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 13‑08‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Vrijspraak van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. Niet duidelijk is in hoeverre de diverse getuigen elkaar door tijdsverloop en onderling overleg (onbewust) hebben beïnvloed.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825024-12
Datum uitspraak: 13 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2011
tot en met 15 december 2011 te Eindhoven en/of elders in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de
aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1],
geboren op [geboortedatum] 2005,
immers heeft hij (telkens) meermalen, althans eenmaal,
- -
(met kracht) aan het geslachtsdeel van genoemde [slachtoffer 1] getrokken en/of
- -
(met kracht) het geslachtsdeel van genoemde [slachtoffer 1] vastgepakt en/of
- -
(vervolgens) (met kracht) op een neer gaande bewegingen gemaakt en/of
- -
het geslachtsdeel van genoemde [slachtoffer 1] (op het moment dat verdachte en die
[slachtoffer 1] (samen) onder de douche stonden) ingezeept/gewassen;
Artikel 249 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2011 tot
en met 15 december 2011 te Eindhoven en/of elders in Nederland
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit het (telkens) meermalen, althans eenmaal,
- -
(met kracht) aan het geslachtsdeel van genoemde [slachtoffer 1] trekken en/of
- -
(met kracht) het geslachtsdeel van genoemde [slachtoffer 1] vastpakken en/of
- -
(vervolgens) (met kracht) op een neer gaande bewegingen maken en/of
- -
het geslachtsdeel van genoemde [slachtoffer 1] (op het moment dat verdachte en die
[slachtoffer 1] (samen) onder de douche stonden) inzepen/wassen.
Artikel 247 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit bewezen.
De officier van justitie eist:
- 18.
maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Bijzondere voorwaarden: toezicht van de reclassering, ook indien dat inhoudt het ondergaan van een behandeling.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van 1.638,10 euro, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft kort gezegd naar voren gebracht dat de verklaring die [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft afgelegd op veel punten niet klopt of niet kan kloppen. De bevindingen van de deskundige omtrent de betrouwbaarheid van diens verklaringen worden betwist, daar deze aan veel tegenstrijdigheden voorbij gaat en geen aandacht heeft voor een alternatief scenario. Naast de verklaring van [slachtoffer 1] als afgelegd tijdens een studioverhoor, zijn er geen andere bewijsmiddelen. Wat andere mensen - zoals vader, moeder en oma - verklaren over het vermeende misbruik, hebben zij allemaal niet uit eigen wetenschap, maar zij hebben dat gehoord van [slachtoffer 1]. De verdediging bepleit vrijspraak.
Vrijspraak.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de verklaring van de zesjarige [slachtoffer 1] als afgelegd tijdens het studioverhoor niet betrouwbaar is. De verklaring van [slachtoffer 1] is onderzocht door de deskundige dr. H. Otgaar. Volgens deze deskundige is [slachtoffer 1] redelijk consistent over wat hij verklaart over dat [verdachte] hem aan zijn geslachtsdeel heeft getrokken en is het studioverhoor volgens de regels afgenomen. De rechtbank neemt deze bevindingen over. [slachtoffer 1] verklaart dat het misbruik zou hebben plaatsgevonden tijdens het logeren bij [getuige 1] en [getuige 2] (vrienden van zijn ouders en verdachte) en bij verdachte thuis.
De verklaring van [slachtoffer 1] - voorzover deze ziet op het logeren - vindt steun in de verklaring van verdachte, [slachtoffer 1] ouders en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Verdachte bevestigt ook dat hij met [slachtoffer 1] onder de douche heeft gestaan, zoals [slachtoffer 1] verklaart. Geen van de getuigen kan echter uit eigen waarneming iets verklaren over enig misbruik van [slachtoffer 1] door verdachte. Zij hebben hierover of van [slachtoffer 1] gehoord of van elkaar.
Het enkele feit dat verdachte bevestigt dat hij met [slachtoffer 1] bij [getuige 1] en [getuige 2] heeft gelogeerd en dat [slachtoffer 1] ook twee maal bij hem thuis heeft gelogeerd en dat hij wel eens met [slachtoffer 1] onder de douche stond, draagt niet zonder meer bij tot het bewijs dat verdachte ook bij [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Daar komt nog bij dat voornoemde getuigen pas door de politie gehoord zijn nadat er enige tijd verstreken was en zij toen al met elkaar of met [slachtoffer 1] of met verdachte hierover gepraat hadden. Ook [slachtoffer 1] zelf heeft zijn verklaring eerst afgelegd bij de politie nadat hij met zijn ouders, [getuige 1], zijn oma en verdachte, vrij uitgebreid over de vermeende ontucht had gepraat.
Voor zover derhalve de door anderen dan door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen al als steunbewijs zouden kunnen dienen, is het niet duidelijk in hoeverre de diverse getuigen elkaar door tijdsverloop en onderling overleg (onbewust) hebben beïnvloed. Dit alles leidt er toe dat de rechtbank ten aanzien van de andere dan door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen niet kan beoordelen welke bewijswaarde daaraan moet worden toegekend, zodat deze niet als steunbewijs kunnen dienen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde misbruik wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK
Ten aanzien van primair, subsidiair:
Vrijspraak.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Bijl, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 13 augustus 2012.