Einde inhoudsopgave
Wet normering topinkomens
Artikel 5.5 [Opeisen onverschuldigde betaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 151 (uitgifte: 11-04-2017, kamerstukken: 34654)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2017, Stb. 2017, 239 (uitgifte: 15-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Indien de opgelegde last niet wordt uitgevoerd, eist Onze Minister wie het aangaat, onder intrekking van de last onder dwangsom, de in de last vermelde onverschuldigde betalingen op van de topfunctionaris. Met de bekendmaking van het besluit tot opeisen vervalt de vordering uit onverschuldigde betaling. De opgeëiste bedragen komen toe aan de Staat.
2.
In de gevallen waarin een topfunctionaris de opgedragen taken uitvoert anders dan op grond van een dienstbetrekking kan de onverschuldigde betaling worden opgeëist van de topfunctionaris en de natuurlijke of rechtspersoon die de topfunctionaris ter beschikking heeft gesteld gezamenlijk.
3.
De opgeëiste bedragen worden binnen drie weken voldaan. Onze Minister wie het aangaat kan de opgeëiste bedragen bij dwangbevel invorderen. De artikelen 5:38 en 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
Onze Minister wie het aangaat eist geen onverschuldigde betaling op als de vordering uit onverschuldigde betaling is verjaard. De last, bedoeld in artikel 5.4, stuit de verjaring. Onze Minister wie het aangaat kan de verjaring van de vordering uit onverschuldigde betaling stuiten door hiervan mededeling te doen aan partijen.