Rb. Rotterdam, 27-01-2017, nr. 10/750023-15
ECLI:NL:RBROT:2017:796
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
27-01-2017
- Zaaknummer
10/750023-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:796, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 27‑01‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑01‑2017
Inhoudsindicatie
“achterdeurproblematiek” bij verkoop hennep t.b.v. twee coffeeshops, geëxploiteerd door dezelfde rechtspersoon. Bij overtreding van de gedoogvoorwaarden (de zgn. AHOJGI-criteria), zoals bij een (handels)voorraad van meer dan 500 gram hennep en/of hasj, kan strafvervolging volgen. Strafmaat bij voorraad die aanzienlijk hoger is dan enkele dagomzetten: geen toepassing art. 9a Sr, maar –conform eis- geldboete van 60.000 euro. Bij bepaling hoogte geldboete tevens acht geslagen op bedrijfsschade die samenhangt met waarde van hennep en hasj die wordt onttrokken aan het verkeer. Geen verbeurdverklaring aangetroffen geld (iets meer 100.000 euro), aangezien dit bedrag neerkomt op de omzet van enkele dagen reguliere verkoop in de coffeeshops en als zodanig niet valt onder het bereik van art. 33a Sr, met name niet onder art. 33a lid 1 sub a Sr.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: [parketnummer]
Datum uitspraak: 27 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[rechtspersoon]
gevestigd: [vestigingsadres rechtspersoon],
ter zitting vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger rechtspersoon],
raadslieden mr. I.A. Kamans, advocaat te Rotterdam en
mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2017.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- -
veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 60.000,-;
- -
verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag ad € 102.635,-;
- -
onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen softdrugs.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is namens de verdachte bekend. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op of omstreeks 26 januari 2015 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 58,9 kilogram (bruto) hashblokken, en/of
- 112,4 kilogram (bruto) henneptoppen, en/of
- 14,5 kilogram (bruto) hennepgruis, en/of
- 22,4 kilogram (bruto) voorgedraaide joints (bevattende hennep),
in elk geval een grote hoeveelheid van hasjiesj en/of hennep,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank gaat ervan uit dat de hoeveelheden hasj, hennep en hennepprodukten, zoals omschreven in de tenlastelegging, overeenkomen met de door de verdediging –op basis van de bedrijfsvoorraadadministratie genoemde netto hoeveelheden van de genoemde stoffen.
5. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering straf
7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft – samengevat - bepleit dat in deze zaak kan worden volstaan met een bewezenverklaring van het feit zonder oplegging van straf of maatregel. De door [rechtspersoon] aangehouden bedrijfsvoorraad, in totaal ongeveer 142 kilogram netto cannabisproducten, is een voorraad die noodzakelijk is voor het op economisch verantwoorde wijze kunnen exploiteren van de coffeeshops [coffeeshop 1] en [coffeeshop 2], de twee grootste coffeeshops van Rotterdam. Het is een handelsvoorraad voor beide coffeeshops voor een periode van (ongeveer) 6 weken. Een rechterlijk pardon past in de lijn van de jurisprudentie.
7.2
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een rechterlijk pardon, zoals door de verdediging wordt beargumenteerd, niet aan de orde kan zijn. De strikte voorwaarden op basis waarvan de beide coffeeshops een exploitatievergunning hadden/hebben, zijn ernstig overschreden. De bestaande gedoogcriteria zijn niet allen nageleefd, nu de voorraad hennep en hasj voor de coffeeshops de maximaal toegelaten (totale) hoeveelheid van 500 gram zeer fors overschreed.
7.3
Overwegingen
Op 26 januari 2015 is in een verborgen ruimte gelegen boven de coffeeshop [coffeeshop 1] in totaal 158,8 kilo (brutogewicht) aan cannabisproducten en 22,4 kilo (bruto) voorgedraaide joints aangetroffen. De bruto bewezenverklaarde hoeveelheid hasj/hennep is onder de verdachte in beslag genomen. De verdachte heeft gesteld dat dit de handelsvoorraad betrof voor een periode van ongeveer 6 weken, bestemd voor de verkoop in de coffeeshops [coffeeshop 1] en [coffeeshop 2].
Vooropgesteld wordt dat de wetgever in de Opiumwet onder meer het opzettelijk bereiden, verwerken, verkopen, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en aanwezig hebben van softdrugs heeft verboden. Echter, onder strikte voorwaarden worden overtredingen van de Opiumwet (lees: de verkoop van softdrugs) door coffeeshops gedoogd, indien zij in het bezit zijn van een gemeentelijke exploitatievergunning. Deze landelijk geformuleerde gedoogvoorwaarden, de zogeheten AHOJGI-criteria, vormen de basis van het lokale coffeeshopbeleid in de gemeente Rotterdam. Het ‘G’-criterium houdt daarbij in “Geen verkoop Grote hoeveelheden”; coffeeshops mogen niet meer dan 5 gram cannabis per transactie verkopen en niet meer dan 500 gram cannabis in voorraad hebben. Als aan al de AHOJGI-criteria wordt voldaan, treedt het openbaar ministerie in beginsel niet strafrechtelijk op tegen deze coffeeshops.
De bevoorrading van de coffeeshops, de zogeheten achterdeurproblematiek, is niet geregeld binnen deze gedoogvoorwaarden. Wie er, zoals de verdachte, voor kiest één of meer coffeeshops te exploiteren is bekend met deze kwestie, en kan en dient daarmee bij de daadwerkelijke exploitatie dan ook rekening te houden. De slotsom is dus dat de bevoorrading voor rekening en risico komt van de exploitant van een coffeeshop. Tegen een aanwezige (totale) handelsvoorraad van ten hoogste 500 gram wordt, zoals gezegd, in beginsel niet opgetreden. Wanneer deze grens wordt overschreden, staat het de officier van justitie vrij om over te gaan tot strafrechtelijke vervolging.
In de rechtspraak is een reeks van uitspraken te vinden, waarbij rechtbanken en Gerechtshoven artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht hebben toegepast en geen straf of maatregel hebben opgelegd, bij overschrijding van de handelsvoorraad van ten hoogste 500 gram. In dergelijke zaken wordt in de beoordeling de omvang en noodzaak van de aanwezige handelsvoorraad betrokken. In het merendeel van die zaken blijkt de mate van overschrijding van de handelsvoorraad beperkt te blijven tot een aantal maal de dagomzet van de betreffende coffeeshop.
De in beslag genomen handelsvoorraad van de verdachte betrof een hoeveelheid (brutogewicht) van in totaal 208,2 kilogram (hennep/hasj en voorgedraaide joints), een hoeveelheid die – volgens de verdachte – neerkomt op netto 142 kilogram softdrugs. De gemiddelde (totale) (dag)omzet van beide coffeeshops samen was (ongeveer) 3 kilogram.
De aangetroffen hoeveelheid is een hoeveelheid die voldoende is om de beide coffeeshops ruim zes weken volledig van voorraad te voorzien. Deze hoeveelheid levert niet alleen een enorme overschrijding van de gedooggrens van 500 gram op, maar overschrijdt ook in zeer aanzienlijke mate de (totale) dagomzet van beide coffeeshops. Het is een (exploitatie)keuze van de verdachte om een dergelijke grote handelsvoorraad aan te houden. Daaraan doet niet af dat – zoals de vertegenwoordiger van de verdachte heeft gesteld – er sprake is van een ‘asymmetrische groei in de voorraad’ gelet op het feit dat bepaalde producten niet het gehele jaar verkrijgbaar zijn (o.a. hash), temeer niet nu de aangetroffen hoeveelheid hash niet het meest substantiële deel van de aangetroffen voorraad betrof. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat deze aangetroffen handelsvoorraad een naar verhouding met de dagomzet redelijke voorraad overstijgt en acht toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht in dat licht bezien niet aan de orde.
De door de officier van justitie geëiste geldboete wordt passend en geboden geacht.
De verdachte kiest er, zoals volgt uit de verklaring van haar vertegenwoordiger, voor om de (detail)handel in hennep, hasjiesj en voorgedraaide joints op ruime schaal uit te voeren. Uit de door de verdachte overgelegde jaarcijfers blijkt dit (bovendien) een lucratieve handel te zijn. De geëiste geldboete vormt dan ook naar het oordeel van de rechtbank een passende prikkel om bij de bedrijfsvoering voortaan de geldende (gedoog)voorwaarden in acht te nemen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de geldboete eveneens acht geslagen op de (aanzienlijke) waarde van de hennep, de hasj en de hennepproducten die onder de verdachte in beslag zijn genomen, over welke goederen hierna zal worden besloten. De rechtbank realiseert zich dat deze nader te noemen beslissing materieel neerkomt op een forse financiële aderlating en heeft die vermogensschade betrokken bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen geldboete.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
8. In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd alle in beslag genomen softdrugs te onttrekken aan het verkeer en het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen softdrugs en het valse biljet van 20 euro zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen verklaarde feit is begaan met betrekking tot de in beslag genomen hoeveelheden softdrugs en het valse biljet van 20 euro is aangetroffen bij het onderzoek naar het door verdachte gepleegde feit. Het ongecontroleerd bezit van zowel de softdrugs als het valse biljet van 20 euro is in strijd met de wet.
Het in beslag genomen geldbedrag komt (ongeveer) overeen met drie maal de (gezamenlijke) dagomzet van beide coffeeshops. Bovendien waren de aangetroffen softdrugs nog niet verkocht, maar als handelsvoorraad aanwezig. Er ligt daardoor maar een beperkt verband tussen dit geldbedrag en de aangetroffen (veel) te grote handelsvoorraad aan softdrugs. Hoewel het geld toebehoort aan de verdachte, kan niet worden gesteld dat het geld geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit is verkregen. Ook de andere gronden voor verbeurdverklaring (zie artikel 33a, eerste lid, onder b tot en met f, van het Wetboek van Strafrecht) zijn niet van toepassing. Gelet hierop zal het inbeslaggenomen geldbedrag niet verbeurd worden verklaard.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11 en 13a van de Opiumwet.
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 60.000;
beslist ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven softdrugs, als volgt:- verklaart deze onttrokken aan het verkeer;
beslist ten aanzien van het in beslag genomen en niet teruggegeven geld (€ 102.635,-), als volgt:
bepaalt de teruggave aan de verdachte.(vul goederen in)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Damen, voorzitter,
en mrs. Poppe-Gielesen en Van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 26 januari 2015 te Rotterdam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 58,9 kilogram (bruto) hashblokken, en/of
- 112,4 kilogram (bruto) henneptoppen, en/of
- 14,5 kilogram (bruto) hennepgruis, en/of
- 22,4 kilogram (bruto) voorgedraaide joints (bevattende hennep),
in elk geval een grote hoeveelheid van hasjiesj en/of hennep,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II;