Hof 's-Hertogenbosch, 29-03-2022, nr. 200.281.008/01
ECLI:NL:GHSHE:2022:1023
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-03-2022
- Zaaknummer
200.281.008/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:1023, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑03‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1314
Uitspraak 29‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Artikel 62b RO. De zaak wordt verwezen naar gerechtshof Den Haag in verband met betrokkenheid van een raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij één van de partijen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.281.008/01
arrest van 29 maart 2022
in de zaak van
IGVO B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Igvo,
advocaat: mr. J.W. de Jong te 's-Gravenhage,
tegen
1. WOLSDEN B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [geintimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Wolsden c.s.,
advocaat: mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
in het geding na verwijzing naar dit hof door de Hoge Raad bij arrest van 28 juni 2019, nummer 18/01075, gewezen tussen de Igvo als eiseres tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep en Wolsden c.s. als verweerders in cassatie, eisers in het incidenteel cassatieberoep.
1. Het geding in feitelijke instanties en in cassatie
Het hof verwijst voor het geding in feitelijke instanties en in cassatie naar het voormelde arrest van de Hoge Raad.
2. Het geding na verwijzing
Het verloop van de procedure na verwijzing blijkt uit:
- de memorie na verwijzing, tevens houdende vermeerdering van eis met
producties 1-5;
- de memorie van antwoord na verwijzing in cassatie met producties 1 en 2;
- een H16-formulier van mr. Teuben namens Igvo van 10 maart 2022 met daarbij een akte vermeerdering eis, tevens overlegging producties 6-9;
- een brief van mr. Evers van 16 maart 2022 waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de behandeling van de zaak door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in verband met betrokkenheid van [raadsheer-plaatsvervanger] en bezwaar wordt gemaakt tegen de vermeerdering eis en de over te leggen producties;
- een e-mailbericht van mr. De Jong van 17 maart 2022 met bijlagen;
- een e-mailbericht van mr. Van Dekken van 17 maart 2022 namens Wolsden c.s.
De mondelinge behandeling op 25 maart 2022 heeft geen doorgang gevonden. In plaats daarvan heeft het hof ambtshalve een datum voor arrest bepaald.
3. De beoordeling
3.1.
Artikel 62b RO bepaalt dat het gerechtshof een zaak ter verdere behandeling kan verwijzen naar een ander gerechtshof indien naar zijn oordeel door betrokkenheid van het gerechtshof behandeling van die zaak door een ander gerechtshof gewenst is.
3.2.
Uit de akte vermeerdering van eis, tevens overlegging producties gevoegd bij het H16-formulier van 10 maart 2022 blijkt van betrokkenheid van [raadsheer-plaatsvervanger] bij Igvo.
[raadsheer-plaatsvervanger] is sinds 18 mei 2018 raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hof ziet hierin aanleiding om op grond van art. 62b RO de zaak voor verdere behandeling naar een ander hof te verwijzen. In het daarvoor geldende protocol van gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is het gerechtshof Den Haag aangewezen als het hof waarnaar de zaak dient te worden verwezen. Het hof zal de zaak daarom in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar dat hof ter verdere behandeling.
4. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, E.H. Schulten en R.W. Karskens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 maart 2022.
griffier rolraadsheer