Rb. Overijssel, 05-03-2014, nr. C/08/152719 / JE RK 14-368 + C/08/151982 / JE RK 14-248
ECLI:NL:RBOVE:2014:1470
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
05-03-2014
- Zaaknummer
C/08/152719 / JE RK 14-368 + C/08/151982 / JE RK 14-248
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2014:1470, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 05‑03‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Verzoek tot plaatsing van minderjarige in voorziening voor pleegzorg afgewezen. De kinderrechter kiest er uitdrukkelijk voor, tegen de gedachten en verzoeken van de Raad en de gezinsvoogdes in, om nog een ultieme poging te doen om minderjarige in het zigeunermilieu te houden. Allereerst moet geprobeerd worden om in het eigen netwerk een vervangende, second best plaats te vinden. De kinderrechter wil moeder en haar familie kans geven om het kindje in zigeunerkring, in hun eigen directe omgeving te laten opgroeien. Moeder en haar ouders hebben vol vertrouwen in huidige pleegmoeder. De advocaat van moeder heeft haar dringend geadviseerd om zich te houden aan afspraken met pleegmoeder over het zien en knuffelen van haar dochter en moeder is het daarmee eens. Omdat de gezinsvoogdes noch Raad subsidiair hebben verzocht om op adres van pleegmoeder te plaatsen, rest niet anders dan het verzoek machtiging pleegzorg af te wijzen.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
zaaknummer: C/08/152719 / JE RK 14-368 + C/08/151982 / JE RK 14-248
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 5 maart 2014
inzake
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering,
gevestigd te 7514 DK Enschede, Molenstraat 50,
verzoekster namens Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel,
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] [2013].
De minderjarige is geboren als kind van:
[moeder] wonende te [woonplaats], [adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de moeder.
Het procesverloop
Op 11 februari 2014 heeft de kinderrechter te Almelo een tussenbeschikking gegeven (zaaknummer C/08/151982 / JE RK 14-248).
Het verzoek is wederom behandeld ter zitting van 19 februari 2014. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt (zaaknummer C/08/151982 / JE RK 14-248).
Op 28 februari 2014 is een verzoekschrift tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg ter griffie ingekomen (zaaknummer C/08/152719 JE RK 14-368).
Op 3 maart 2014 is een aanvullend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming ter griffie ingekomen.
Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 5 maart 2014. Ter zitting zijn verschenen: de heer A.A.H. Pots namens de Raad voor de Kinderbescherming, mevrouw
G. Nieuwenhuis en mevrouw K. Schothuis namens het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering en moeder bijgestaan door mr. S.S. Zijderveld. De standpunten zijn toegelicht. Aan opa (m.z.), mevrouw [W] en een stagiaire van het kantoor van mr. Zijderveld is bijzondere toegang verleend. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
Op 10 september 2013 heeft de kinderrechter te Almelo de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van zes maanden, met benoeming van de Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel tot gezinsvoogdijinstelling, die de uitvoering daarvan heeft opgedragen aan het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, onder aanhouding van elke nadere beslissing.
Op 1 oktober 2013 heeft de kinderrechter te Almelo een machtiging spoeduithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 15 oktober 2013, onder aanhouding van elke nadere beslissing.
Op 9 oktober 2013 heeft de kinderrechter te Almelo de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg afgewezen.
Op 11 februari 2014 heeft de kinderrechter te Almelo een spoedmachtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend tot en met 5 maart 2014, onder aanhouding van elke nadere beslissing.
Op 19 februari 2014 heeft de kinderrechter bij proces-verbaal de beslissing van 11 februari 2014 gehandhaafd.
Bij afzonderlijke beschikking van heden heeft de kinderrechter te Almelo de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 september 2014, ingaande 10 maart 2014, met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel tot gezinsvoogdijinstelling, die de uitvoering daarvan heeft opgedragen aan het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
De inhoud van voormelde tussenbeschikking d.d. 11 februari 2014 en het proces-verbaal
d.d. 19 februari 2014 dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Zowel de Raad voor de Kinderbescherming als de gezinsvoogdijinstelling verzoeken om een plaatsing van [minderjarige] in een neutraal perspectiefbiedend pleeggezin. Zij achten mevrouw [W] geschikt om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen, maar vinden dit niet verantwoord vanwege het gedrag en de problematiek van moeder. Raad en gezinsvoogdes vrezen dat mevrouw [W] niet opgewassen zal zijn tegen de woede-uitbarstingen van [moeder] en de wens van moeder om zelf voor [minderjarige] te zorgen. Zij voorzien dat mevrouw [W] vroeg of laat zal moeten beslissen om de opvoeding en verzorging van [minderjarige] te stoppen en dan zal alsnog een opvolgend pleeggezin in Nederlandse kring gezocht moeten worden.
Mr. Zijderveld heeft namens de moeder verzocht om [minderjarige] wel bij mevrouw [W] te plaatsen, zodat [minderjarige] binnen de Romacultuur kan opgroeien. Het alternatief, een geheime plaatsing in een Nederlands gezin met een beperkte bezoekregeling, wordt door moeder niet gedragen. Moeder is bang dat zij [minderjarige] dan maar heel af en toe onder begeleiding en op een neutraal adres zal kunnen zien en dat [minderjarige] op zal groeien als een Nederlands meisje.
De kinderrechter heeft ter zitting van 19 februari 2014 al duidelijk gemaakt aan iedereen dat het zijn sterke voorkeur heeft dat [minderjarige] geplaatst gaat worden in het gezin van mevrouw [W], die, zoals blijkt uit hetgeen de Raad en de gezinsvoogdes daarover schriftelijk hebben gerapporteerd en ter zitting van heden over hebben verklaard, in beginsel geschikt genoeg is om pleegmoeder voor [minderjarige] te zijn. Toch komen gezinsvoogdes en Raad uiteindelijk tot de conclusie dat er niet bij mevrouw [W] geplaatst zou moeten worden vanwege de hierboven genoemde vrees.
De kinderrechter heeft op zich begrip voor het standpunt van de Raad en vooral voor dat van de gezinsvoogdes. Zij heeft altijd het beste voor gehad met moeder en [minderjarige] en ze heeft alles in het werk gesteld om moeder en kind op te nemen in een moeder-kindhuis, zodat ze daar samen begeleid zouden kunnen gaan wonen. Moeder heeft uiteindelijk niet de keuze kunnen maken voor dat begeleid wonen. Ze kan blijkbaar niet weg uit haar kleine zigeunerwereldje. Toen de gezinsvoogdes toch bleef aandringen op een opname in dat moeder-kindhuis omdat duidelijk werd dat wonen bij tante en de vriendin van tante niet langer goed genoeg was, is [moeder] vanuit haar onmacht en beperking boos geworden en het is aannemelijk dat ze toen dingen tegen de gezinsvoogdes heeft gezegd die absoluut niet kunnen en mogelijk bedreigend zijn. De gezinsvoogdes heeft het in elk geval allemaal als bedreigend ervaren en ze heeft daar aangifte van gedaan bij de politie. Ook de ouders van moeder zouden dreigende taal hebben gesproken.
De gezinsvoogdes is ondanks alles toch de gezinsvoogdes in dit dossier gebleven. Het is duidelijk dat van vertrouwen over en weer geen sprake meer is. De kinderrechter keurt het gedrag van [moeder] niet goed, maar hij wil wel door haar uit onmacht en beperking (een TIQ van nauwelijks 50) heenkijken naar het belang van [minderjarige]. Het kindje is een zigeunerkindje en behoort als het maar even kan ook in zigeunermilieu op te groeien. Blijvende opname in een Nederlands pleeggezin heeft het voorzienbare gevolg dat het zonder de zigeunernormen en –waarden op zal groeien en dat het haar moeder af en toe begeleid door een gezinsvoogdes of pleegzorgwerker of pleegmoeder op een neutrale plek zal gaan zien. Haar adres zal waarschijnlijk altijd geheim moeten blijven voor moeder en haar familie om de veiligheid, althans het gevoel van veiligheid van het pleeggezin te waarborgen. Eveneens voorzienbaar is dat moeder en haar familie zich nooit neer zullen kunnen leggen bij een neutrale plaatsing en er is weinig fantasie nodig om te kunnen bedenken dat over niet al te lange tijd moeder zal moeten worden ontheven uit het gezag. Moeder zal, wederom vanuit haar beperktheid en boosheid, niet in staat zijn om mee te denken en te beslissen over punten die van belang zijn voor [minderjarige].
De kinderrechter kiest er daarom uitdrukkelijk voor, tegen de gedachten en verzoeken van de Raad en de gezinsvoogdes in, om nog een ultieme poging te doen om [minderjarige] in het zigeunermilieu te houden. Mevrouw [W] is daarvoor op dit moment de enige en goede mogelijkheid. Zij is volgens Raad en gezinsvoogdes capabel. Zij wil het doen. [moeder] en haar ouders hebben vol vertrouwen in mevrouw [W]. De advocaat van moeder heeft haar dringend geadviseerd om zich te houden aan afspraken met mevrouw [W] over het zien en knuffelen van [minderjarige] en moeder is het daarmee eens. [minderjarige] verblijft nu nog in een crisispleeggezin. Binnenkort zou ze in elk geval nog een keer overgeplaatst moeten worden naar een ander pleeggezin waar ze in beginsel tot haar meerderjarigheid zal blijven. De kinderrechter, het zij nog eens herhaald, ziet het liefst dat mevrouw [W] dat opvolgende gezin is. Dat past eigenlijk ook in de visie die in jeugdhulpverleningsland bestaat op situaties waarin een moeder niet in staat is om goed voor haar kindje te zorgen. Allereerst moet geprobeerd worden om in het eigen netwerk een vervangende, second best plaats te vinden. Die plek is beschikbaar. De kinderrechter wil er vertrouwen in hebben dat [moeder] en haar familie aan [minderjarige] en mevrouw [W] de kans willen geven om het kindje in zigeunerkring, in hun eigen directe omgeving te laten opgroeien. Als het mislukt dan zal moeder zich moeten realiseren dat echt alles geprobeerd is en dat dan niet anders meer overblijft dan een Nederlands pleeggezin.
Het verzoek van de gezinsvoogdijinstelling om [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te plaatsen wordt afgewezen omdat de gezinsvoogdes heeft verklaard dat zij zo’n machtiging alleen maar zou gebruiken om de huidige plaatsing voort te zetten. Niet om bij mevrouw [W] te plaatsen. Mevrouw [W] is (nog) geen erkend pleeggezin. Plaatsing bij haar zou slechts kunnen onder de vlag van een machtiging plaatsing op adres. De kinderrechter kan dat niet ambtshalve. Omdat gezinsvoogdes noch Raad subsidiair hebben verzocht om op adres van mevrouw [W] te plaatsen, rest niet anders dan het verzoek machtiging pleegzorg af te wijzen. Dat brengt met zich dat [minderjarige] teruggeplaatst wordt naar moeder. Ter zitting heeft de kinderrechter met moeder en haar advocaat afgesproken dat die terugplaatsing alleen maar kan als moeder ervoor zorgt en daarna ook gedoogt dat [minderjarige] bij mevrouw [W] gaat wonen en daar ook blijft wonen.
De kinderrechter realiseert zich dat er nu geen juridisch kader meer is om nader te beslissen binnen OTS over de verblijfplaats van [minderjarige]. Er ligt geen verzoek meer waar nog op beslist moet worden. [minderjarige] zal via een gedoogconstructie bij mevrouw [W] wonen. Toch acht de kinderrechter het wenselijk dat over enige weken bezien wordt of gezinsvoogdijinstelling en of Raad het tot haar of zijn verantwoordelijkheid vinden behoren dat die plaatsing alsnog met een machtiging wordt ‘gedekt’. Daarom zal op 2 april 2014 te 11.20 uur een evaluatiezitting zijn. De kinderrechter ontvangt dan van gezinsvoogdes en of Raad graag informatie over de nieuwe situatie van [minderjarige]. Hij vertrouwt er voorts op dat de gezinsvoogdijinstelling, ondanks deze beslissing, toch vanuit haar professionaliteit de uitvoering van de OTS loyaal ter hand wil blijven nemen. Mocht zij daar moeite mee hebben dan ware die uitvoering door teruggave van het mandaat terug te leggen bij Bureau Jeugdzorg Overijssel.
De beslissing
De kinderrechter:
Wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg.
II Verstaat dat in deze zaak een voortgezette behandeling zal plaatsvinden als voormeld op 2 april 2014 te 11.20 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, in tegenwoordigheid van M.R. Asveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.