Rb. Dordrecht, 15-09-2010, nr. 85105 - HA ZA 10-2107
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN7128
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
15-09-2010
- Zaaknummer
85105 - HA ZA 10-2107
- LJN
BN7128
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN7128, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 15‑09‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 15‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Schending zorgplicht door onderwijsinstelling: niet verstrekken van een bewijs van inschrijving of andere kennisgeving van deelname aan de opleiding. Afwijzing vordering betaling cursusgeld.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 85105 / HA ZA 10-2107
Vonnis van 15 september 2010
in de zaak van
de stichting
STICHTING DE TRAP,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. Ph. Ekering,
tegen
[gedaagde],
wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde,
advocaat mr. V.M.A. Saris.
Partijen zullen hierna Stichting De Trap en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 31 maart 2010 en de daarin genoemde stukken,
- -
de door Stichting De Trap bij brief van 10 juni 2010 overgelegde producties,
- -
het proces-verbaal van comparitie van 25 juni 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderszijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1.
Stichting De Trap en [gedaagde] zijn overeengekomen dat Stichting De Trap
op 24 november 2007 een auditie voor de opleiding acteren voor televisie (hierna: de auditieovereenkomst) zou verzorgen tegen betaling van EUR 50,00 door [gedaagde], in die overeenkomst aangeduid als trainee. De auditieovereenkomst (productie 1 bij dagvaarding) vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
A. Trainee zal deelnemen aan de cursus: Auditie Opleiding acteren voor televisie, Cursus ID: 397
(…)
Lesdagen & tijden : Zaterdag 24 november 2007 van 13:00 uur tot 15:00 uur
(…)
B. Betaling ineens: ? € 50,- (te voldoen voor 24 november 2007)
(…)
J. Trainee verklaart hierbij akkoord te gaan met de betaling verplichting zoals vermeld onder artikel B.
(…)”
2.2.
Op 24 november 2007 heeft de auditie plaatsgevonden. [gedaagde] is na de
auditie toegelaten tot de opleiding acteren voor televisie (hierna: de opleiding). Stichting De Trap heeft vervolgens ter ondertekening aan [gedaagde] een traineecontract opleiding acteren voor televisie (hierna: het traineecontract) verzonden. Op 7 januari 2008 heeft [gedaagde] het door haar ondertekende traineecontract aan Stichting De Trap verzonden. Het traineecontract (productie 1 bij dagvaarding) vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
- a.
Trainee zal deelnemen aan de cursus: Opleiding acteren voor televisie, Cursus ID: 368
(…)
Lesdagen & tijden: Zaterdag 9 februari 2008 tot en met zondag 20 juli 2008 van 10:00 uur tot 17:00 uur (incl. pauze)
(…)
- b.
Betaling ineens: ? € 3995,-
? 3 x € 1465,- totaal € 4395,-*
- (*)
svp uw keuze aankruizen (Rechtbank: het vakje voor “€ 3995,-” is aangevinkt.)
- c.
Betalingsschema: Betaling ineens: te voldoen voor 25 januari 2008
(…)
- k.
Trainee verklaart hierbij akkoord te gaan met de betalingsverplichting zoals vermeld onder artikel B of C. (…)
Dit contract dient uiterlijk 07 januari 2008 in ons bezit te zijn. Na deze datum kunnen wij, de gereserveerde plaats helaas niet langer garanderen.
(…)”
3. Het geschil
3.1.
Stichting De Trap vordert dat [gedaagde] bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan Stichting De Trap een bedrag van
EUR 5.301,23 te betalen, ter zake van de hoofdsom ad EUR 4.045,00, buitengerechtelijke incassokosten ad EUR 809,00 en wettelijke rente berekend tot en met 13 januari 2010 ad EUR 447,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van EUR 4.045,00 vanaf 14 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis aan Stichting De Trap zal zijn voldaan, met veroordeling van [gedaagde] in de nakosten.
Stichting De Trap heeft daartoe, onder meer, het volgende gesteld.
3.2.
[gedaagde] is een bedrag van EUR 4.045,00 verschuldigd krachtens de
auditieovereenkomst en het traineecontract uit hoofde waarvan Stichting De Trap een auditie voor de opleiding heeft verzorgd alsmede de opleiding zou verzorgen ten behoeve van [gedaagde]. Na sommaties bleef [gedaagde] nalatig in de betaling van voornoemd bedrag.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Auditie
4.1.
Stichting De Trap stelt dat [gedaagde] uit hoofde van de auditieovereenkomst EUR 50,00 aan Stichting De Trap verschuldigd is. [gedaagde] voert als verweer aan dat zij het lesgeld ad EUR 50,00 op de dag van de auditie heeft betaald, maar dat zij geen betalingsbewijs kan overleggen. Ter comparitie heeft Stichting De Trap betwist dat [gedaagde] heeft betaald en daartoe heeft Stichting De Trap aangevoerd dat uit de inhoud van de auditieovereenkomst blijkt dat [gedaagde] het lesgeld niet heeft betaald, nu het hokje vóór “betaling ineens” niet is aangevinkt in de auditieovereenkomst en [gedaagde] de auditieovereenkomst na de auditie (op 7 december 2007) heeft ondertekend. Daarnaast heeft Stichting De Trap verklaard dat in geval van contante betaling van lesgeld, het gebruikelijk is dat Stichting De Trap een kwitantie aan de cursist verstrekt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Stichting De Trap heeft [gedaagde] haar verweer onvoldoende onderbouwd. Dit brengt met zich dat de vordering van Stichting De Trap tot betaling van het lesgeld van de auditie ad EUR 50,00 zal worden toegewezen. De wettelijke rente over het lesgeld ad EUR 50,00 zal worden toegewezen vanaf de dag die volgt op de dag die is overeengekomen als uiterste dag van betaling. Uit de inhoud van de auditieovereenkomst (zie 2.2) blijkt dat de uiterste dag van betaling 23 november 2007 is.
Opleiding
4.2.
Stichting De Trap stelt dat [gedaagde] uit hoofde van het traineecontract gehouden is lesgeld ad EUR 3995,00 (hierna: het lesgeld) aan Stichting De Trap te voldoen. [gedaagde] heeft deze stelling gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft daarbij aangevoerd dat zij niet gehouden is het lesgeld te voldoen, nu het traineecontract niet tot stand is gekomen. Indien het traineecontract wel tot stand is gekomen dan stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat Stichting De Trap toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van het traineecontract. Ten slotte stelt [gedaagde] dat zij niet gehouden is het lesgeld aan Stichting De Trap te voldoen, nu zij het traineecontract heeft ontbonden.
Indien het beroep op ontbinding slaagt, kan de vraag of het traineecontract tot stand is gekomen in het midden blijven, nu een rechtsgeldige ontbinding van het traineecontract [gedaagde] bevrijdt van de verplichting tot betaling van het lesgeld. Het beroep op ontbinding is derhalve het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] en zal als eerste worden beoordeeld.
4.3.
Een instelling die onderwijs aanbiedt, zoals Stichting De Trap, heeft een zorgplicht.
Deze zorgplicht brengt met zich mee dat Stichting De Trap tegenover [gedaagde] de zorg diende te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelde onderwijsinstelling mag worden verwacht. Welke verplichtingen uit hoofde van deze zorgplicht concreet op een onderwijsinstelling rusten, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn onder andere de geldende regels en gebruiken in de onderwijssector van belang.
4.4.
Als onweersproken staat vast dat [gedaagde] per brief d.d. 20-01-2010 het traineecontract (buitengerechtelijk) heeft ontbonden. [gedaagde] stelt dat zij het traineecontract heeft ontbonden, omdat Stichting De Trap heeft nagelaten een bevestiging van inschrijving, een lesrooster en een overzicht van het benodigde cursusmateriaal aan [gedaagde] te verstrekken, terwijl het algemeen gebruikelijk is dat deze gegevens aan cursisten worden verstrekt. De stelling van [gedaagde] wordt aldus begrepen dat [gedaagde] een beroep doet op schending van de zorgplicht door Stichting De Trap. Stichting De Trap betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Daarbij heeft Stichting De Trap aangevoerd dat zij voor aanvang van de opleiding geen overzicht van de benodigde literatuur aan de cursisten verstrekt, nu er bij de opleiding geen gebruik wordt gemaakt van literatuur. Daarnaast heeft Stichting De Trap verklaard dat zij vóór aanvang van de opleiding geen lesrooster aan de cursisten verstrekt, nu de lesdagen en de lestijden in het contract zijn vermeld en het rooster op de auditiedag met de cursisten wordt besproken. Ten slotte heeft Stichting De Trap verklaard dat zij inmiddels een bevestiging van inschrijving verstrekt aan cursisten, maar dat zij dit in 2008 niet deed.
4.5.
Nog daargelaten de discussie over het verstrekken van een lesrooster en een overzicht van het benodigde cursusmateriaal, mag van een redelijk bekwaam en redelijk handelende onderwijsinstelling verwacht worden dat zij een bewijs van inschrijving of een andere kennisgeving van deelname aan een cursist verstrekt. Als onweersproken staat vast dat Stichting De Trap heeft nagelaten een bewijs van inschrijving of andere kennisgeving aan [gedaagde] te verstrekken. Dit klemt temeer nu in het traineecontract staat dat Stichting De Trap de gereserveerde plaats niet langer zou kunnen garanderen indien zij het traineecontract na 7 januari 2008 in haar bezit zou krijgen (zie 2.2). Dat Stichting De Trap, zoals zij ter zitting heeft gesteld, van deze clausule nooit gebruik hoeft te maken, doet daar niet aan af, nu [gedaagde] niet over die kennis beschikte. Derhalve heeft Stichting De Trap haar zorgplicht jegens [gedaagde] geschonden. Dit betekent dat Stichting De Trap tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis die voortvloeit uit het traineecontract. Iedere tekortkoming van Stichting De Trap in de nakoming van het traineecontract geeft [gedaagde] de bevoegdheid om het traineecontract te ontbinden (6:265 lid 1 BW).
4.6.
Ter comparitie heeft Stichting de Trap zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] niet bevoegd was om tot ontbinding over te gaan, nu [gedaagde] heeft nagelaten Stichting De Trap in gebreke te stellen, waardoor er geen sprake is van verzuim aan de zijde van Stichting De Trap. Artikel 6:265 lid 2 BW bepaalt dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is, tenzij nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk is. In de onderhavige zaak geldt dat nakoming van de verbintenis tot het verstrekken van een bewijs van inschrijving of andere kennisgeving en daarmee het vervullen van de zorgplicht door Stichting De Trap blijvend onmogelijk is, nu het verstrekken van een bewijs van inschrijving na aanvang van de opleiding, het geschonden belang van [gedaagde] niet kan dienen. Gelet hierop is de bevoegdheid van [gedaagde] om het traineecontract te ontbinden, ontstaan zonder dat vereist is dat Stichting De Trap in verzuim is.
4.7.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] het traineecontract op 20 januari 2010 rechtsgeldig ontbonden en dit brengt met zich dat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:271 BW bevrijd is van de uit het traineecontract voortvloeiende en niet nagekomen verbintenis tot betaling van het lesgeld. Gelet hierop zal het deel van de vordering dat betrekking heeft op het traineecontract worden afgewezen.
4.8.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, voor zover deze kosten betrekking hebben op de vordering uit hoofde van de auditieovereenkomst, zal worden afgewezen, nu Stichting De Trap niet (voldoende onderbouwd) heeft gesteld dat zij de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.9.
Stichting De Trap zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- -
vast recht 314,00
- -
salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief I à EUR 384,00)
Totaal EUR 1.082,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stichting De Trap te betalen een bedrag van EUR 50,00 euro (vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 24 november 2007 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Stichting De Trap in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.082,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010.?