Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.51
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland. Deze regeling is herplaatst (04-02-2011).
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21153 (uitgifte: 29-12-2010, regelingnummer: DV/2010/483)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Douane- en Accijnswet BES (16-12-2010, Stb. 846).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Douane (V)
1.
Onverminderd hetgeen in de vergunning is bepaald met betrekking tot het volgen van een andere bestemming, worden de in artikel 3.81, eerste lid, van de wet bedoelde veredelingsproducten binnen de in de vergunning bepaalde termijn wederingevoerd. In de vergunning kan ook toestemming worden verleend voor invoer in deelzendingen, indien de waarborgen aanwezig zijn om misbruik te voorkomen.
2.
Van de weder in te voeren veredelingsproducten wordt aangifte met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten gedaan onder bijvoeging van een exemplaar van de vergunning. In de aangifte wordt melding gemaakt van de datum en het nummer van de vrijstellingsvergunning.
3.
De ambtenaren, belast met de controle van de aangifte, gaan aan de hand van de bij uitvoer getroffen identiteitsmaatregelen, in het bijzonder na of de weder in te voeren veredelingsproducten, met inachtneming van de daarop toegelaten bewerkingen, identiek zijn aan de uitgevoerde goederen.
4.
Op voorwaarde dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden verantwoordelijkheden behoudt, kan de inspecteur toestaan dat wederinvoer van de veredelingsproducten geschiedt door een ander dan de vergunninghouder.
5.
Indien omstandigheden dat rechtvaardigen, kan de inspecteur op verzoek van de vergunninghouder toestaan dat de goederen met vrijstelling van invoerrechten worden wederingevoerd zonder een veredelingshandeling te hebben ondergaan.
6.
Indien er sprake is van een heffing wordt de vrijstelling ook verleend indien aan de veredelingsproducten een andere douanebestemming wordt gegeven dan invoer.