GiEA Curaçao, 18-02-2019, nr. CUR201601383 en CUR2018I0002
ECLI:NL:OGEAC:2019:36
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
18-02-2019
- Zaaknummer
CUR201601383 en CUR2018I0002
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2019:36, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 18‑02‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 18‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Overboeking onrechtmatig? Handelen op instructie accountmanager bank: schijn van volmachtverlening door UBO? Schade en causaal verband onvoldoende onderbouwd
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de naamloze vennootschappen
WATAPANA N.V.,
SURE LOTTERY N.V.,
BECAUSE N.V.,
de stichting particulier fonds
FUNDASHON MARGARITHA,
[EISER],
allen gevestigd respectievelijk wonende te Curaçao,
eisers (in conventie),
verweerders (in reconventie),
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
de naamloze vennootschap
MADURO & CURIEL’S BANK N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel,
de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
CURADO TRUST (TORTOLA) LTD.,
gevestigd te Britse Maagdeneilanden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigden: mr. M.W.J.H. Welten en mr. P.S. Bakker,
en in de vrijwaringszaak van:
de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
CURADO TRUST (TORTOLA) LTD.,
gevestigd te Britse Maagdeneilanden,
eiseres,
gemachtigden: mr. M.W.J.H. Welten en mr. P.S. Bakker,
tegen
[EISER],
wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.
Partijen worden hierna aangeduid als Watapana, Sure Lottery, Because, Margaritha, [eiser] (of eisers in de hoofdzaak gezamenlijk: Watapana c.s.), MCB en CTT,
1. Het procesverloop
1.1.
Het procesverloop in de hoofdzaak blijkt uit:
- het verzoekschrift van 7 december 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord van MCB, met producties;
- de conclusie van antwoord conventie/eis in reconventie van CTT, met producties;
- het incidenteel vonnis van 5 februari 2018;
- de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek van MCB;
- de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie van CTT, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Het procesverloop in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de conclusie van eis in vrijwaring, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Watapana c.s. hebben in het verleden gebankierd bij MCB. In dat kader heeft MCB hen geld geleend.
2.2.
MCB is hypotheekhouder ten aanzien van enkele registergoederen die eigendom zijn van Watapana c.s.
2.3. [
eiser] is bestuurder van Watapana.
2.4. [
eiser] is de ultimate beneficial owner (hierna: UBO) van Watapana en van Claytonville Ltd. (hierna: Claytonville), gevestigd in de Britse Maagdeneilanden.
2.5.
CTT is bestuurder (geweest) van Claytonville.
2.6.
Tussen [eiser] als UBO en (de rechtsvoorganger van) CTT is een “Management Agreement Indemnity” met betrekking tot Claytonville tot stand gekomen (hierna: de overeenkomst). Voor zover van belang bepaalt deze overeenkomst het volgende:
1. That the Trust Company [CTT; toevoeging gerecht] […] will not, in its capacity as director or officer of the Company [Claytonville; toevoeging gerecht] do any act or pass any resolution or mortgage, pledge, or in any other way encumbrance the assets of the Company without instructions, written or verbal, form the Beneficial Owner(s) [[eiser]; toevoeging gerecht];
2. […] that the Benefical Owner(s) at all times hereinafter will indemnify the Trust Company […] and hold them harmless and keep them indemnified and held harmless against all actions, suits, proceedings, claims, demands, costs and expenses whatsoever which may be incurred or become payable by them in respect of , or in consequence of, or arising out of:
a. […]
b. anything done or omitting to be done as the director or officer of the Company;
c. any transaction executed on the Company’s bank account as authorized signatories.
[…]
4. This Agreement and the rights of the parties shall be governed and construed in accordance with the laws of the Britisch Virgan Islands.
2.7.
Op 25 september 2013 heeft CTT een bedrag van USD 139.000 overgemaakt van de rekening van Claytonville naar de rekening van Watapana bij MCB.
2.8.
Ten tijde van deze overboeking verkeerde de rekening van Watapana bij MCB in een achterstand ter grootte van ongeveer het overgemaakte bedrag.
3. Het geschil
3.1.
Watapana c.s. vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat MCB en CTT hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade en voorts tot veroordeling van MCB en CTT tot betaling van NAf 7.821.922, kosten rechtens.
3.2.
MCB en CTT voeren beiden afzonderlijk verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met proceskostenveroordeling van Watapana c.s., vermeerderd met nakosten en renten.
3.3.
CTT vordert, samengevat, veroordeling van [eiser] tot betaling van
USD 34.524,05, vermeerderd met rente en met veroordeling in de proceskosten.
3.4. [
eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van CTT in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
CTT vordert in vrijwaring veroordeling van [eiser] tot betaling van al datgene waartoe CTT in de hoofdzaak veroordeeld mocht worden, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.6. [
eiser] concludeert tot afwijzing van de vordering van CTT, met veroordeling in de proceskosten.
4. De beoordeling
in de hoofdzaak in conventie
4.1.
Aan hun vordering op MCB leggen Watapana c.s. het volgende betoog ten grondslag. De overboeking van USD 139.000 vanaf de rekening van Claytonville naar die van Watapana heeft plaatsgevonden op instructie van een medewerker van MCB, te weten accountmanager S.L. [bankmedewerker]. Hiertoe was deze niet bevoegd. Dat sprake was van een debetstand op de rekening van Watapana doet hier niet aan af. [bankmedewerker] heeft aldus gehandeld in strijd met “alle regels met betrekking tot de zorgplicht, bankwezen, privacy en trust.” Gelet op de dienstbetrekking van [bankmedewerker] met MCB, is MCB aansprakelijk voor zijn handelen. Bovendien heeft MCB ten onrechte geweigerd gehoor te geven aan het verzoek van CTT om het bedrag van USD 139.000 terug te storten. Ook dat is onrechtmatig jegens Watapana c.s.
4.2.
MCB heeft verschillende verweren gevoerd tegen de vordering. Onder andere heeft zij aangevoerd dat van onrechtmatig handelen geen sprake is, omdat de overboeking door CTT van USD 139.000 op de rekening van Watapana in overeenstemming is met een eerder gemaakte afspraak tussen MCB en Watapana. Die afspraak was nodig, omdat de rekening van Watapana een achterstand van (vrijwel) dit bedrag vertoonde. MCB heeft verwezen naar de getuigenverklaring die [bankmedewerker] heeft afgelegd in het kader van een door Watapana c.s. begonnen voorlopig getuigenverhoor. [bankmedewerker] heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
De relatie tussen Claytonville Ltd. en Watapana is dat de heer [eiser] de UBO is van beide entiteiten.
Ik ben bekend met het overmaken van het bedrag van USD 139.000 van de rekening van Claytonville Ltd. naar de rekening van Wapatana. Watapana had toentertijd (september 2013) een lening bij MCB. Op een gegeven moment moest de lening worden terugbetaald. Maandelijks moest Watapana van haar rekening een bedrag overmaken tot betaling van die lening. Watapana had echter nimmer een tegoed op deze rekening. Waardoor er op de rekening-courant van Watapana vanwege de betalingen een tekort is ontstaan, dat opliep. Ik heb daarom verschillende keren contact gehad met de heer [eiser] om hierover te praten. In juni of juli 2013 heb ik een gesprek gehad met de heer [eiser] waarin hij aangaf dat betaald zou gaan worden. Begin september 2013 heb ik bij MCB met de heer [eiser] vergaderd. Zulks omdat het geld nog steeds niet was overgemaakt. De heer [eiser] gaf aan dat het geld wel was overgemaakt en dat het allemaal te lang duurde. Hij gaf mij een visitekaartje van een bank in Amerika. Ik heb toen, in bijzijn van de heer [eiser], die persoon gebeld, de accountmanager van de Amerikaanse bank bevestigde dat het geld is overgemaakt en dat hij zou nagaan om te kijken wat er was gebeurd. Dit was voor mij bevestiging dat het geld is overgemaakt naar Claytonville Ltd. die ook een rekening had bij MCB. Een tijdje later is mij ter kennis gekomen dat het geld inderdaad was overgemaakt. Ik heb toen [CTT] opgebeld en uitgelegd dat het overgemaakte bedrag gebruikt dient te worden voor het aanzuiveren van het tekort op de rekening van Watapana. […] Ik heb [CTT] gevraagd om het een en ander te formaliseren en de transactie uit te voeren. Op 25 september 2013 is het bedrag overgemaakt.
[…]
Voor wat betreft Claytonville Ltd. werd het door de heer [eiser] voornamelijk gebruikt om geld over te maken vanuit het buitenland hiernaartoe.
4.3.
He gerecht overweegt het volgende.
4.4.
Watapana c.s. menen dat [bankmedewerker], die uit hoofde van zijn functie toegang had tot hun rekeningen en inzicht had in het verloop van die rekeningen, misbruik heeft gemaakt van zijn kennis en onbevoegdelijk een “opdracht” heeft gegeven aan CTT om het bedrag van USD 139.000 over te maken. In het licht van de onder ede afgelegde verklaring van [bankmedewerker] kan dit betoog echter niet worden gevolgd. Het gerecht stelt in dat verband voorop dat kennelijk slechts één andere getuige is gehoord (namelijk een administratief medewerker van CTT), maar dat diens verklaring de door [bankmedewerker] geschetste feitelijke gang van zaken niet in een ander daglicht plaatst. Mede om die reden en ook omdat Watapana c.s. in het kader van de onderhavige procedure geen ter zake dienende feiten heeft gesteld die tot een andere conclusie nopen, bestaat geen aanleiding om aan de feitelijke juistheid van de verklaring van [bankmedewerker] te twijfelen. Het gerecht gaat daarvan dus uit.
4.5.
In het licht van die feiten kan de conclusie naar het oordeel van het gerecht geen andere zijn dan dat tussen MCB en Watapana daadwerkelijk de afspraak is gemaakt dat het bedrag van USD 139.000 op een bankrekening in Amerika zou worden aangewend om het tekort op de rekening van Watapana aan te zuiveren. In elk geval heeft MCB de verklaringen van [eiser] in die zin mogen begrijpen. In die omstandigheden valt niet in te zien op welk punt MCB (of [bankmedewerker]) onrechtmatig jegens Watapana c.s. heeft gehandeld. De enkele omstandigheid dat [bankmedewerker] contact heeft opgenomen met Claytonville is daarvoor onvoldoende, zelfs als aangenomen zou moeten worden dat [bankmedewerker] dit strikt genomen via [eiser] had moeten laten lopen. Het was immers een logisch uitvloeisel van de gemaakte afspraken dat de bestuurder van Claytonville werd geïnformeerd omtrent de bestemming van het uit Amerika ontvangen bedrag van USD 139.000. Het gerecht wijst er in dit verband op dat, zoals blijkt uit de verklaring van [bankmedewerker], MCB bekend was met de rol van Claytonville als doorgeefluik voor internationale betalingen ten behoeve van Watapana. Het stond [bankmedewerker] in de gegeven omstandigheden dus vrij om contact met de bestuurder van Claytonville op te nemen en hem daarbij te wijzen op de tussen MCB en Watapana gemaakte afspraak. Het was dan aan CTT om al dan niet [eiser] te raadplegen, maar daar staat MCB buiten.
4.6.
Watapana c.s. menen ook dat MCB ten onrechte heeft geweigerd gehoor te geven aan het verzoek van CTT namens Claytonville om het bedrag van
USD 139.000 terug te storten. Het gerecht verwerpt dit standpunt. Gelet op de hierboven genoemde afspraak tussen MCB en Watapana valt niet te zien op welke grond MCB gehouden was om het inmiddels ontvangen bedrag te retourneren.
4.7.
Watapana c.s. hebben hun standpunt dat MCB heeft gehandeld in strijd met “alle regels met betrekking tot de zorgplicht, bankwezen, privacy en trust,” voor zover zij daarmee iets anders hebben bedoeld dan hetgeen hierboven al is beoordeeld, onvoldoende uitgewerkt. Die stelling kan dus niet leiden tot het oordeel dat MCB onrechtmatig heeft gehandeld.
4.8.
Van onrechtmatig handelen van MCB jegens Watapana c.s. is dus geen sprake. Hierop stuiten alle vorderingen jegens MCB af.
4.9.
Aan hun vordering op CTT leggen Watapana c.s. het volgende betoog ten grondslag. Op grond van de tussen [eiser] en CTT tot stand gekomen overeenkomst heeft CTT zich verplicht om zich te onthouden van elke handeling waarvoor [eiser] als UBO van Claytonville geen toestemming heeft gegeven. CTT mocht dus uitsluitend handelen op instructie van [eiser]. De overboeking van
USD 139.000 heeft niet op instructie van [eiser] plaats gevonden. CTT heeft in zoverre wanprestatie gepleegd en ook onrechtmatig gehandeld.
4.10.
De vordering voor zover ingesteld door [eiser] is gebaseerd op de overeenkomst. In deze overeenkomst hebben partijen gekozen voor toepasselijkheid van het recht van de Britse Maagdeneilanden. Bij antwoord heeft CTT aangevoerd dat [eiser] geen enkele regel heeft aangevoerd waaruit zou blijken dat naar die jurisdictie sprake zou zijn van wanprestatie en dat om die reden de vordering al zou moeten worden afgewezen. Vervolgens heeft CTT de vordering uitvoerig inhoudelijk besproken naar Curaçaos recht. Een en ander heeft CTT herhaald bij dupliek, nadat [eiser] bij repliek had betoogd dat, wat er zij van de rechtskeuze voor het recht van de Britse Maagdeneilanden, zijn vordering naar Curaçaos moet worden beoordeeld. Gelet op deze uitlatingen over en weer is het gerecht van oordeel dat partijen er in wezen kennelijk de voorkeur aan geven dat de zaak wordt beoordeeld naar Curaçaos recht. In het navolgende zal het gerecht daartoe overgaan.
4.11.
De gestelde wanprestatie van CTT is gebaseerd op de verplichting van CTT uit hoofde van de overeenkomst om alleen handelingen met betrekking tot het vermogen van Claytonville te verrichten op instructie van [eiser]. Die instructie is er volgens Watapana c.s. niet geweest, omdat de overboeking vanaf de rekening van Claytonville heeft plaatsgevonden op instigatie van [bankmedewerker]. CTT heeft daartegenover onder meer betoogd dat zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat [bankmedewerker] bevoegd was om namens [eiser] deze instructie te geven. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
- -
[bankmedewerker] was de vaste accountmanager van [eiser] en de aan hem gelieerde vennootschappen. CCT wist dat [bankmedewerker] in nauw contact stond met [eiser] en als diens vaste financiële aanspreekpunt fungeerde.
- -
In het verleden was het vaker gebeurd dat [bankmedewerker] betalingsinstructies overbracht aan Claytonville, die vervolgens door Claytonville werden uitgevoerd, kennelijk met instemming van [eiser]; dit was een praktijk die door alle betrokkenen, ook [eiser], was geaccepteerd;
- -
de omgangsvormen tussen [eiser], MCB en CTT konden gekenschetst worden als soepel en informeel.
Gelet op deze omstandigheden meent CTT dat zij erop mocht vertrouwen dat [bankmedewerker] ook in dit specifieke geval, te weten het verzoek om USD 139.000 over te maken op de rekening van Watapana, handelde namens [eiser].
4.12.
Volgens vaste rechtspraak kan toerekening van de schijn van volmachtverlening aan [eiser] plaats zijn als CTT gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan [bankmedewerker] op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [eiser] komen, en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Dit risicobeginsel gaat niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover CTT gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van [bankmedewerker] als onbevoegd handelende persoon. In het licht van dit beoordelingskader oordeelt het gerecht verder als volgt.
4.13.
Watapana c.s. hebben het hierboven weergegeven betoog van CTT niet bestreden. Bij dupliek hebben zij volstaan met de stelling dat [bankmedewerker] weliswaar accountmanager was voor de vennootschappen van [eiser], maar dat dit niet betekent dat [bankmedewerker] aan CTT betalingsopdrachten kon geven. Dat laatste is juist, maar dat is niet de kern van de zaak. Het gaat hier om de vraag of, aangenomen dat [bankmedewerker] onbevoegd was om namens [eiser] te handelen, CTT niettemin gerechtvaardigd op die bevoegdheid heeft vertrouwd. De daartoe door CTT gestelde feiten, in onderlinge samenhang beschouwd, rechtvaardigen de conclusie dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Uit die feiten leidt het gerecht af dat kennelijk in de loop van de tijd een vorm van samenwerking was gegroeid, waarbij [bankmedewerker] als accountmanager en “vaste financiële aanspreekpunt” vaker betalingsinstructies aan CTT doorgaf die vervolgens door CTT werden uitgevoerd en waartegen [eiser] kennelijk eerder geen bezwaar maakte. Als [eiser] dit niet wilde hebben, had van hem verwacht mogen worden dit bij CTT aan de orde te stellen. Nu hij dat kennelijk niet heeft gedaan en gelet op de gegroeide praktijk, behoefde CTT in dit specifieke geval niet te betwijfelen dat het dit keer anders zou zijn. De enkele omstandigheid dat het verzoek van [bankmedewerker] niet op schrift was gesteld, maakt dit niet anders, nu in de overeenkomst immers expliciet van “written or verbal” instructies wordt gesproken. Dit geldt te meer, nu het betalingsverzoek van [bankmedewerker] niet zou leiden tot een betaling aan een entiteit buiten de groep van [eiser], maar tot een betaling aan diens ‘eigen’ Watapana. Het had op de weg van Watapana c.s. gelegen om voldoende feiten te stellen die een en ander in een ander daglicht zouden plaatsen, maar dat hebben Watapana c.s. niet gedaan.
4.14.
Het gerecht komt daarmee tot de slotsom dat CTT erop mocht vertrouwen dat het betalingsverzoek door [bankmedewerker] werd gedaan namens [eiser]. Het gevolg daarvan is dat zij niet heeft gehandeld in strijd met haar verplichting om alleen te handelen op instructie van [eiser]. Van wanprestatie is dus geen sprake.
4.15.
Op de grondslag van wanprestatie is de vordering, voor zover ingesteld door [eiser], dus niet toewijsbaar. De andere eisers zijn geen partij bij die overeenkomst en kunnen daaraan dus ook geen rechten ontlenen.
4.16.
Watapana c.s. hebben ook onrechtmatig handelen van CTT aan hun vordering ten grondslag gelegd. Zij hebben naar het oordeel van het gerecht echter onvoldoende gesteld om de conclusie te kunnen trekken dat CTT onrechtmatig heeft gehandeld door het bedrag van USD 139.000 op de rekening van Watapana over te maken. Watapana c.s. hebben niet onderbouwd betoogd om welke reden en jegens wie van eisers zou zijn gehandeld in strijd met hetgeen maatschappelijk betamelijk is, ook niet nadat CTT op dit punt bij antwoord uitvoerig verweer had gevoerd. Ook op deze grond is de vordering dus niet toewijsbaar.
4.17.
Het voorgaande betekent dat noch jegens MCB noch jegens CTT de vorderingen toewijsbaar zijn. De overige verweren behoeven geen behandeling. Ten overvloede overweegt het gerecht nog wel het volgende.
4.18.
In deze procedure vorderen vijf eisers een schadevergoeding van bijna NAf 8 miljoen. In het kort hebben Watapana c.s. aan deze claim het volgende ten grondslag gelegd. Het bedrag van USD 139.000 was bedoeld om aannemers te betalen die bezig waren met de bouw op het verkavelingsplan Bottelier waarmee Watapana bezig was. Omdat het bedrag is gebruikt voor de aanzuivering van het tekort van Watapana, kon dit geld niet gebruikt worden voor de betaling van de aannemers en hebben zij het werk gestaakt. Naar verwachting zou 90% van de desbetreffende percelen binnen een jaar verkocht zijn indien de aannemers het werk niet zouden hebben gestaakt. Daardoor heeft Watapana een schade geleden van NAf 4.289.620. Ook heeft Watapana geld moeten lenen van Because, waardoor Because niet heeft kunnen voldoen aan haar hypotheekverplichtingen aan MCB zodat zij (Because) NAf 159.166 aan extra rente en boete heeft betaald. Bovendien kon Because als gevolg hiervan eigen projecten niet afronden, waardoor zij huuropbrengsten tot een bedrag van
NAf 153.236 heeft gederfd. Ook Watapana heeft huurinkomsten gederfd, en wel tot een bedrag van NAf 923.121. Watapana c.s. hebben ook extra creditcardkosten moeten maken tot een bedrag van NAf 35.594. Bovendien heeft een en ander geleid tot schade van Watapana c.s. aan het verkavelingsplan Matancia, omdat zonder het schadeveroorzakende handelen 50% van de percelen binnen een jaar verkocht zou zijn geweest. Dit heeft geleid tot een schade van NAf 2.204.684. Ten slotte hebben Watapana c.s. advocaatkosten moeten maken tot een bedrag van NAf 56.500.
4.19.
Ter onderbouwing van al deze schadeposten hebben Watapana c.s. in feite niet veel meer overgelegd dan een A4’tje waarin de posten staan opgesomd. Een opsomming van vermeende schadeposten kan bezwaarlijk als afdoende onderbouwing van de gestelde schade worden beschouwd, al helemaal niet van posten die betrekking hebben op gemiste inkomsten wegens verkavelingsplannen die niet zijn doorgegaan. Verder roept het betoog van Watapana c.s. al op het eerste gezicht wezenlijke vragen op met betrekking tot het vereiste causaal verband, zowel het conditio-sine-qua-non-verband als het causaal verband in de zin van artikel 6:98 BW. Zowel MCB als CTT hebben op deze punten bij antwoord verweer gevoerd, maar Watapana c.s. hebben daarin geen aanleiding gezien hun stellingen ter zake van de schade alsnog deugdelijk te onderbouwen. Een enkele offerte van een aannemer voor bestratingswerkzaamheden, een offerte van Aqualectra voor leidingwerkzaamheden en een lijst van personen die op een woonbeurs hun gegevens hebben ingevuld omdat ze mogelijk geïnteresseerd waren in een woning in Bottelier is allemaal onvoldoende om als onderbouwing van de gestelde schade te kunnen dienen. Bovendien hebben Watapana c.s. op geen enkele wijze inzichtelijk wie van hen welke schade geleden zou hebben. Het gerecht is daarom ten overvloede van oordeel dat Watapana c.s. de gestelde schade onvoldoende hebben onderbouwd, zodat ook daarin een grond voor afwijzing van de vordering is gelegen.
4.20.
Watapana c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 12.000 voor zowel MCB als CTT. Daarnaast zullen Watapana c.s. jegens CTT worden veroordeeld in de proceskosten in het vrijwaringsincident, begroot op NAf 1.250 voor salaris. De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum omschreven.
in de hoofdzaak in reconventie
4.21.
CTT vordert veroordeling van [eiser] tot betaling van haar facturen over een aantal jaren. Het betreft facturen voor geleverde managementdiensten met betrekking tot Claytonville. [eiser] heeft betwist dat hij die vergoeding verschuldigd is. Dit verweer slaagt. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
4.22. [
eiser] heeft aangevoerd dat op Claytonville de verplichting rust om CTT voor de geleverde diensten te betalen. In reactie hierop heeft CTT gesteld dat [eiser] haar contractuele wederpartij is. CTT heeft echter niet duidelijk gemaakt op welke overeenkomst zij hierbij het oog heeft. Dat had wel op haar weg gelegen, zeker nu de in 2.6 bedoelde overeenkomst (zie 2.6) geen steun biedt voor die stelling. Bovendien zijn de door CTT overgelegde facturen gericht aan Claytonville, hetgeen steun biedt voor het verweer van [eiser]. De omstandigheid dat, zoals CTT heeft gesteld, [eiser] jarenlang de facturen heeft voldaan, betekent niet dat [eiser] als contractspartij van CTT geldt of dat een betalingsverplichting van Claytonville jegens [eiser] kan worden afgedwongen. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
4.23.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal CTT worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 1.500 voor salaris.
in de vrijwaringszaak
4.24.
Van een veroordeling van CTT in de hoofdzaak is geen sprake. Aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering in de vrijwaringszaak komt het gerecht dan ook niet toe.
4.25.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal CTT worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Deze worden begroot op NAf 12.000 voor salaris, waarbij is uitgegaan van het reële belang van de zaak zoals dat volgt uit de hoofdzaak.
5. De beslissing
5.1.
wijst de vorderingen in de hoofdzaak in conventie en in reconventie alsmede die in de vrijwaringszaak af;
5.2.
veroordeelt Watapana c.s. in de proceskosten van MCB in de hoofdzaak, begroot op NAf 12.000, vermeerderd met de nakosten ter grootte van NAf 250 zonder betekening en NAf 400 met betekening van dit vonnis, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na datum van dit vonnis tot aan de volledige voldoening;
5.3.
veroordeelt Watapana c.s. in de proceskosten van CCT in de hoofdzaak in conventie, begroot op NAf 14.250, vermeerderd met de nakosten ter grootte van
NAf 400 zonder betekening en NAf 550 met betekening van dit vonnis, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na datum van dit vonnis tot aan de volledige voldoening;
5.4.
veroordeelt CTT in de proceskosten van [eiser] in de hoofdzaak in reconventie, begroot op NAf 1.500;
5.5.
veroordeelt CTT in de proceskosten van [eiser] in de vrijwaringszaak, begroot op NAf 12.000;
5.6.
verklaart de proceskostenveroordelingen, met uitzondering van 5.5, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2019.