RFR 2010/97
Alimentatie. Wie draagt de bewijslast in het geval van een beroep op art. 1:160 BW?
HR 18-06-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1076
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 juni 2010
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
08/04284
- Conclusie
plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BM1076
- JCDI
JCDI:ADS874714:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Alimentatie
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM1076, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑06‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM1076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2010
- Wetingang
BW art. 1:160; Rvart. 150
Essentie
Alimentatie. Familieprocesrecht.
Wie draagt de bewijslast in het geval van een beroep op art. 1:160 BW: beëindiging van de alimentatieplicht wegens samenwoning?
Samenvatting
De man heeft op grond van art. 1:160 BW verzocht zijn alimentatieplicht jegens de vrouw te beëindigen, omdat de vrouw met haar vriend samenwoont als waren zij gehuwd. Nadat de rechtbank het verzoek van de man heeft afgewezen, verdeelde het Hof 's-Gravenhage bij tussenbeschikking van 9 juli 2008 de bewijslast op grond van de redelijkheid en billijkheid aldus, dat de vrouw dient te bewijzen dat tussen haar en haar vriend geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.