NJ 1928, p. 917
Medewerking van een raadsheer aan een arrest na zijn aftreden?
HR 16-04-1928, ECLI:NL:HR:1928:149
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 april 1928
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Savelberg, Jhr. Feith, Taverne en Van Dijck.
- Zaaknummer
[16041928/NJ_1928,_p._917]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102046:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1928:149, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑04‑1928
- Wetingang
Essentie
Medewerking van een raadsheer aan een arrest na zijn aftreden?
Samenvatting
Het middel als zou niet gebleken zijn, dat het arrest door 3 raadsheeren is gewezen, daar het werd uitgesproken 4 dagen nadat een der raadsheeren uit functie was getreden en niet vaststaat, dat deze raadsheer niet heeft medegewerkt aan het arrest na zijn aftreden, is ongegrond. Immers geen wetschennis heeft plaats, indien het arrest, gelijk uit den inhoud daarvan valt af te leiden, vóór het aftreden van den raadsheer door hun medegewezen is en daarna uitgesproken, terwijl moet worden aangenomen, dat tusschen het wijzen en de uitspraak geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.