NJ 1924, p. 289
Leidsche navorderingsbepaling. Verzet gegrond op onwettigheid der verordening. Wettigheid van den aanslag. Aanvang der verjaring.
HR 27-02-1924, ECLI:NL:HR:1924:107
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 februari 1924
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Sav. Lohman, Fentener van Vlissingen, Segers, Savelberg en van den Dries
- Zaaknummer
[27021924/NJ_1924,_p._289]
- Conclusie
Conclusie van den Advocaat-Generaal Mr. Ledeboer.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS150052:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1924:107, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑02‑1924
- Wetingang
Essentie
Leidsche navorderingsbepaling. Verzet gegrond op onwettigheid der verordening. Wettigheid van den aanslag. Aanvang der verjaring.
Samenvatting
Een bezwaar, gegrond op het niet-bindend zijn van de gemeentelijke verordening, welke bij het opleggen van den aanslag is toegepast, richt zich tegen den aanslag en meer in het bijzonder tegen de wettigheid van den aanslag. Aan Ged. Staten is nergens het toetsingsrecht onthouden, [Anders Concl. Adv. Gen. met betoog dat bedoeld verzet niet de wettigheid van den aanslag betreft].
De verjaringstermijn van art. 262 Gem.wet vangt niet aan vóór de vaststelling van den aanslag.
Concl. Adv.-Gen. bovendien: De gemeente was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.