Einde inhoudsopgave
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
27-05-2016, Stb. 2016, 209 (uitgifte: 08-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-2016, Stb. 2016, 209 (uitgifte: 08-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
1.
Onze Minister keurt een vervreemding als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de wet aan anderen dan toegelaten instellingen niet goed, indien:
- a.
die vervreemding naar zijn oordeel ertoe leidt dat de financiële continuïteit van de toegelaten instelling niet langer is gewaarborgd;
- b.
die vervreemding geschiedt tegen een prijs die naar zijn oordeel onvoldoende overeenkomt met de intrinsieke waarde;
- c.
de toegelaten instelling een lening of een garantie aan de dochtermaatschappij heeft verstrekt of voor haar schulden aansprakelijk is, en die vervreemding ertoe zou leiden dat zij de helft of minder van de stemrechten in de algemene vergadering van de dochtermaatschappij overhoudt of
- d.
degene aan wie wordt vervreemd hem geen verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens kan overleggen.
2.
Onze Minister kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een vervreemding goedkeuren die onvoldoende overeenkomt met de intrinsieke waarde wanneer de toegelaten instelling aannemelijk maakt dat de intrinsieke waarde in het desbetreffende geval geen juist beeld geeft van de waarde bij verkoop.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het eerste lid, onderdelen a en b.