NJ 2010/573
Ongewenst vreemdeling en Europese Richtlijnen.
HR 13-07-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2854, m.nt. A.H. Klip
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 juli 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
08/05143
- Conclusie
A-G Knigge
- Noot
A.H. Klip
- LJN
BL2854
- JCDI
JCDI:ADS127248:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL2854, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑07‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL2854, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2010
- Wetingang
Sr art. 197; Vreemdelingenwetart. 21 lid 1 sub c; Richtlijn 64/221/EEG art. 3.1 en 3.2; Richtlijn 2004/38/EGart. 27.2
Essentie
Bereik van art. 197 Sr. Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat de Staatssecretaris — met het oog op het aantal, de aard en ernst van de daarin vermelde strafrechtelijke veroordelingen — in redelijkheid kon oordelen dat verdachte een gevaar vormde, en gelet op diens strafblad nog steeds vormt voor de openbare orde. Hij kon daardoor ex art. 21 lid 1 sub c Vw ongewenst worden verklaard. Dit oordeel geeft, gezien de uitspraak van het EEG-Hof van 27 oktober 1977, zaak 30/77, Jur. 1977, NJ 1978/430, niet blijk van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.