HR, 14-02-2012, nr. S 10/04969
ECLI:NL:HR:2012:BU8789
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-02-2012
- Zaaknummer
S 10/04969
- LJN
BU8789
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU8789, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU8789
- Wetingang
art. 51 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2012/133
Uitspraak 14‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Feitelijk leidinggeven. Het Hof heeft zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting uit de door hem gedane vaststellingen kunnen afleiden dat de verdachte aan de onder 1 bewezenverklaarde door BV X en BV Y gepleegde bedrieglijke bankbreuk feitelijk leiding heeft gegeven. De enkele in de gebezigde bewijsmiddelen voorkomende opmerking van verdachte dat hij de administratie niet aan de curator had uitgeleverd omdat die administratie op kantoor was achtergebleven doet daaraan niet af, nu die omstandigheid onverlet laat dat verdachte die - naar uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid - binnen de rechtspersoon de volle verantwoordelijkheid droeg voor de administratie, naar het kennelijke oordeel van het Hof desalniettemin kon bewerkstelligen dat die administratie in handen van de curator kwam. Het oordeel van het Hof dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de onder 2 bewezenverklaarde bedrieglijke bankbreuk getuigt tegen de achtergrond van ’s Hofs vaststellingen omtrent de rol van verdachte binnen rechtspersoon Y niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
14 februari 2012
Strafkamer
nr. S 10/04969
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 augustus 2009, nummer 22/005320-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Stipdonk, advocaat te Leiden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de bewezenverklaarde gedragingen van de in de bewezenverklaring genoemde rechtspersonen, althans dat het Hof wat betreft het feitelijk leiding geven blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
2.2. Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1. [A] B.V. en [B] B.V., in de periode van 13 januari 2003 tot en met 09 februari 2004 te Rotterdam, welke rechtspersonen bij vonnissen van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam (nummers 03/391F van [A] B.V. en 03/404F van [B] B.V.) van 15 juli 2003 en 22 juli 2003 in staat van faillissement zijn verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, niet heeft voldaan aan de op voornoemde rechtspersonen rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i eerste lid van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers in dat artikel bedoeld, immers hebben voornoemde rechtspersonen, niet hun administratie aan de (benoemde) curator (mr. G.C. Verburg) overhandigd/uitgeleverd, althans ter beschikking gesteld, ten gevolge waarvan de rechten en verplichtingen van voornoemde rechtspersonen, niet te allen tijde juist of volledig konden worden gekend, aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
2. [B] B.V., in de periode van 13 januari 2003 tot en met 22 juli 2003 in Nederland, welke rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam (nummer 03/404F van 22 juli 2003 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, enig goed aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft voornoemde rechtspersoon, toen en aldaar geldbedragen, van Postbankrekeningnummer [001] en van een ABN-AMRO bankrekeningnummer contant opgenomen en aldus (telkens) aan de boedel onttrokken, aan welke verboden gedragingen hij, feitelijk leiding heeft gegeven."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Een geschrift, zijnde een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2003 met insolventienummer 03/391F, (blz. 257) inhoudende - zakelijk weergegeven -:
VONNIS van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken op het op 12 juni 2003 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, met bijlage, van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [C] B.V.,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V., kantoorhoudende aan de [a-straat 1] te Rotterdam.
De beslissing
De rechtbank,
verklaart [A] B.V. in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. A.B.H.M. van Thiel en stelt aan tot curator mr. G.C. Verburg, advocaat en procureur te Rotterdam.
2. Een geschrift, zijnde een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 juli 2003 met insolventienummer 03/404 F, (blz. 258) inhoudende - zakelijk weergegeven -:
VONNIS van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken op het op 18 juni 2003 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, met bijlage, van [betrokkene 1],
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B] B.V., kantoorhoudende aan de [a-straat 1] te Rotterdam.
De beslissing
De rechtbank,
verklaart [B] B.V. in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. A.B.H.M. van Thiel en stelt aan tot curator mr. G.C. Verburg, advocaat en procureur te Rotterdam.
3. Een geschrift (blz. 259), zijnde een kopie van een volmacht d.d. 4 februari 2004, verleend door mr. G.C. Verburg, in zijn hoedanigheid van curator van [A] en [B] B.V., aan mr. M.T. Guijt, tot het doen van aangifte van faillissementsfraude tegen de (indirecte) (voormalige) bestuurders van [A] en [B]:
1. [Verdachte]
2. [Medeverdachte]
4. Een geschrift, zijnde een schriftelijke verklaring van mr. M.T. Guijt (blz. 106), d.d. 9 februari 2004, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
In het faillissement van [A] B.V. en [B] B.V. verklaar ik het volgende:
[A] B.V. was zowel statutair als feitelijk gevestigd op het adres [a-straat 1] te Rotterdam. In de periode voor het faillissement zijn de bestuurders regelmatig gewisseld. Uit het handelsregister blijkt dat als bestuurders ingeschreven hebben gestaan: van 7 mei 2001 tot 13 januari 2003 [verdachte], geboren [geboortedatum]-1970, als bestuurder/directeur/aandeelhouder, en van 7 mei 2001 tot 10 juli 2002 [medeverdachte], geboren [geboortedatum]-1967, als bestuurder/directeur aandeelhouder.
In mijn visie zijn [verdachte en medeverdachte] als feitelijk leidinggevende binnen de [A] B.V. aan te merken.
[B] B.V. was zowel feitelijk als statutair ingeschreven op het adres [a-straat 1] te Rotterdam. [A] B.V. was sinds 28-01-2002 bestuurder aandeelhouder van [B] B.V.
Op 17 juli 2003 heb ik [verdachte en medeverdachte] per aangetekende post met bericht van ontvangst aangeschreven met het verzoek om uiterlijk op 21 juli 2003 telefonisch contact met mij op te nemen voor een afspraak voor een bespreking. In mijn schrijven heb ik verzocht de volgende stukken te verzamelen: jaarstukken van de afgelopen 3 jaar, afschrift van de notariële oprichtingsakte, volledige uitdraai van het grootboek, de kolommenbalans en resultatenrekening over de afgelopen 3 jaar, de verzamelloonstaat voorafgaand aan het faillissement plus het lopende jaar, lijst met openstaande debiteuren en crediteuren per faillissement, specificatie onderhanden werk, kas-, bank- en giroafschriften, in- en verkoopfacturen, pandlijsten, overeenkomsten.
Ondanks dat ik herhaalde malen heb verzocht om afgifte van de gehele administratie over de laatste 3 jaar van beide vennootschappen is tot op heden de administratie niet aan mij afgegeven en heb ik mij geen beeld kunnen vormen van de financiële situatie van de beide failliete vennootschappen.
Aangezien ik geen activa heb aangetroffen in de boedel is naar mijn mening voor een bedrag van ruim € 200.000,- aan de boedel onttrokken. Tevens is voor een bedrag van € 38.000,- aan baten niet verantwoord. Ik doe hierbij, gemachtigd door de curator in de faillissementen van [A] B.V. en [B] B.V. aangifte van het plegen van bedrieglijke bankbreuk.
5. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0161), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 4 juni 2004 hebben wij bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam een afschrift uit het handelsregister opgehaald betreffende de volgende inschrijving:
- [A] B.V., inschrijvingsnummer [...].
Met betrekking tot deze inschrijving zagen wij de volgende registraties:
- op 16 mei 2001: Oprichting besloten vennootschap [A] B.V. per 7 mei 2001
- op 16 mei 2001: Inschrijving per 7-5-2001 van [medeverdachte] als directeur.
- op 16 mei 2001: Inschrijving per 7-5-2001 van [verdachte] als directeur.
- op 10 juli 2002: Uittreding per 10-7-2002 van [medeverdachte] als bestuurder.
- op 13 januari 2003: Inschrijving per 13-1-2003 [betrokkene 2] als bestuurder.
- op 24 maart 2003: Uitschrijving per 20-3-2003 van [betrokkene 2] als bestuurder:
- op 24 maart 2003: Inschrijving per 20-3-2003 van [betrokkene 3] als bestuurder
6. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0164), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 4 juni 2004 hebben wij bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam een afschrift uit het handelsregister opgehaald betreffende de volgende inschrijving:
- [B] B.V., inschrijvingsnummer [...].
Met betrekking tot deze inschrijving zagen wij de volgende registraties:
- op 16 mei 2001: Oprichting besloten vennootschap [B] B.V.
- op 16 mei 2001: Inschrijving per 7-5-2001 van [medeverdachte] als directeur.
- op 16 mei 2001: Inschrijving per 7-5-2001 van [verdachte] als directeur.
- op 11 februari 2002: Uittreding per 28-1-2002 van [medeverdachte] en [verdachte] als directeur/bestuurder
- op 11 februari 2002: Inschrijving per 28-1-2002 van [A] B.V. als directeur en enig aandeelhouder van [B] B.V.
7. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0086), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 1 maart 2005 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben vanaf 16 mei 2001 werkzaam geweest voor de [A] B.V. en [B] B.V. Mijn functie was financieel directeur. Mijn werkzaamheden binnen [B] B.V. waren het uitzenden van mensen en het bijhouden van de administratie en boekhouding. [Betrokkene 2] was koper van [A] B.V. en [B] B.V. De overdracht van de aandelen is nooit via de notaris gelopen. Dit heeft tot gevolg dat ik verantwoordelijk bleef voor de gang van zaken binnen de vennootschappen. Ik had 49% van de aandelen. Mijn broer had 51% van de aandelen. Ik heb na 13 januari 2003 bijstand verleend aan de vennootschappen. Dit heeft ongeveer 3 maanden geduurd. De eerste 3 weken na 13 januari 2003 was ik nog dagelijks op het kantoor. Daarna werd het wekelijks één á twee keer per week.
8. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0089), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 1 maart 2005 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van de verdachte:
Per 13 januari 2003 zijn we gestopt met de bedrijfsactiviteiten van [B]. Dit heeft te maken met de G-gelden. In oktober/november 2002 hadden we een achterstand in het afdragen van sociale premies van ongeveer 100.000 euro. Dit was de druppel om te stoppen met [B]. In december 2002 was er behalve kantoorpersoneel geen personeel meer in dienst. De inkomsten droogden toen ook op. U houdt mij voor dat ik, hoewel ik op 13 januari 2003 was uitgetreden als bestuurder van [A] en indirect van [B], op 27-2-2003 en op 24-1-2003 toch nog aangiften loonbelasting en omzetbelasting heb ondertekend. U toont mij uw bijlagen 202/1 en 200/1. Dit zijn mijn handtekeningen. Ik heb deze aangiften ondertekend. Ik heb op 5 maart 2003 een fax verzonden naar [D]. Dit is mijn handtekening. Ik heb op 11 maart 2003 ook gecorrespondeerd met [E]. Ook dat is mijn handtekening.
9. Geschriften, te weten de als bijlagen 202 en 200 bij bovengenoemd proces-verbaal d.d. 17 maart 2005 gevoegde aangiftes loonbelasting respectievelijk omzetbelasting, op 24 januari 2003 respectievelijk 27 februari 2003 ondertekend door [verdachte].
10. Een geschrift, zijnde een kopie van een faxbericht van [B] B.V. aan [D], d.d. 5 maart 2003, ondertekend door [verdachte] (blz. 1022) betreffende de betaling van facturen.
11. Een geschrift zijnde een kopie van een faxbericht van [B] B.V. aan [E] B.V. d.d. 11 maart 2003, ondertekend door [verdachte] (blz. 1023) betreffende een door [B] B.V. verschuldigd bedrag.
12. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0075), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 18 oktober 2004 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Via mijn broer ben ik in contact gekomen met [A] B.V. en [B] B.V. Het leek mij interessant om het bedrijf over te nemen. Ik kwam in contact met [verdachte en medeverdachte]. [Verdachte] was degene die het gebeuren op kantoor regelde. Op 13 januari 2003 zijn we naar de Kamer van Koophandel geweest. Na 13 januari 2003 was ik nog steeds werkzaam bij mijn oude werkgever. Na mijn werk ging ik naar [A]. [Verdachte] zat dan achter de computer te werken. Dit is ongeveer twee weken zo gegaan. Daarna ben ik ziek geworden. Zelfstandig heb ik binnen [A] niets gedaan. Van boekhouding heb ik niets gezien. [Verdachte] regelde de financiële zaken. Ik heb nooit een bankpasje ontvangen. Ik heb nooit iets gezien van facturen. Ik heb mij later laten uitschrijven als bestuurder van [A]. Daarna is er een nieuwe bestuurder ingeschreven, genaamd [betrokkene 3]. Bij de bestuurderswissseling bij de Kamer van Koophandel waren [verdachte] en [medeverdachte], [betrokkene 3] en ik aanwezig.
13. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0070), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 15 oktober 2004 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
In februari 2003 ben ik via een neef in contact gekomen met [A] B.V. en [B] B.V.
[medeverdachte] stelde voor dat ik voor de maanden maart/april bestuurder zou worden van [B] of [A] B.V. Ik zou hiervoor € 500,- per week ontvangen. Ik moest alleen mijn naam als bestuurder beschikbaar stellen. Ik heb toen een uittreksel uit de burgerlijke stand gehaald en aan [medeverdachte] gegeven. Op het kantoor van [A] had [verdachte] al een kopie gemaakt van mijn paspoort. In maart 2003 ben ik naar de Kamer van Koophandel gegaan om de inschrijving als bestuurder te doen. Daarbij waren onder andere [medeverdachte] en een Surinaamse jongen aanwezig. De Surinaamse jongen werd uitgeschreven als bestuurder, gelijktijdig met mijn inschrijving. Ik ben in totaal maar twee keer op het kantoor aan de [a-straat] geweest. Op de momenten dat ik daar ben geweest zat [verdachte] daar achter zijn bureau. Ik heb daar nooit enig werk verricht. Ik heb ongeveer € 2.000,- ontvangen voor het als bestuurder ingeschreven staan. Ik kreeg per week uitbetaald.
14. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0096), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 2 maart 2005 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van de verdachte:
Het is mij bekend dat de curator mij gevraagd heeft om de administratie van [A] B.V. en [B] B.V. uit te leveren. Ik heb de administratie niet uitgeleverd aan de curator omdat ik die niet had. De administratie is achtergebleven op de [a-straat]. Het is mij regelmatig kenbaar gemaakt door de curator dat de volle verantwoordelijkheid hiervan bij mij ligt.
15. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0208), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de opsporingsambtenaar [verbalisant 2]:
Op 14 mei 2004 nam ik kennis van de faillissementsdossiers die door mr. M.T. Guijt, namens curator mr. G.C. Verburg waren aangelegd. Ik stelde daarbij vast dat in deze dossiers geen enkele vorm van boekhouding of administratie aanwezig was. Wel stelde ik vast dat [B] B.V. bij de Postbank twee zakelijke rekeningen voerde, waaronder een rekening met nummer [001].
Aan de Postbank is uitlevering verzocht van informatie omtrent deze rekening. Dit onderzoek van de door de Postbank uitgeleverde stukken met betrekking tot Postbankrekeningnummer [001] bleek, dat aan [B] B.V. een pas was uitgereikt met nummer [002] met als gemachtigde [verdachte]. Deze pas is ingetrokken op 27 maart 2003. De van de Postbank N.V. verkregen "vervangende exemplaren" van de rekeningafschriften van deze rekening hebben betrekking op de periode 2-1-2002 tot aan faillissementsdatum. Uit de rekeningafschriften blijkt dat middels pasnummer [002] gedurende de periode vanaf 13 januari 2003 in totaal € 25.450,- van deze rekening van [B] was opgenomen, waaronder de geldopnames volgens onderstaand overzicht:
Pasnummer Datum Afschrift nr. Bedrag Mutatiesoort
[002] 16-01-03 3-1 1.000,00 gm
[002] 16-01-03 3-1 2.900,00 pk
[002] 24-01-03 4-1 50,00 gm
[002] 28-01-03 5-1 1.600,00 pk
[002] 06-02-03 6-1 1.900,00 pk
[002] 10-02-03 7-1 6.000,00 pk
[002] 26-03-03 10-1 1.000,00 gm
[002] 26-03-03 10-1 11.000,00 pk
mutatiesoorten:
gm=giromaat/geldautomaat
pk=postkantoor
16. Een geschrift, te weten een computerprint van de Postbank (blz. 1065) voorzover inhoudende dat bij de op naam van de [B] B.V. staande rekening met nummer [001] behorende bij pas met nummer [002] tot 24 maart 2003 in gebruik was bij [verdachte] als gemachtigde.
17. Geschriften, te weten kopieën van bankafrekeningen van de Postbank (blz. 1202-1209), voorzover inhoudende de in bewijsmiddelen 15 vermelde geldopnames.
18. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 augustus 2009, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het is juist dat ik op 26 maart 2003 op het postkantoor een bedrag van € 11.000,- heb opgenomen van postbankrekening [001] van [B] B.V.
Ik kan niet aantonen dat ik dat geld aan [betrokkene 2] heb gegeven. Toen ik [betrokkene 2] na de verkoop van het bedrijf ondersteunde was er niets in portefeuille. Wij waren toen alle opdrachtgevers kwijt.
19. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 0093), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 2 maart 2005 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van de verdachte:
U vraagt mij naar de gang van zaken met betrekking tot de kontante geldopnames bij de Postbank na 13 januari 2003. Ik nam deze gelden van de bank op.
20. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Eindhoven, dossiernummer 30532 (blz. 216), opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de opsporingsambtenaar [verbalisant 1]:
[A] B.V. beschikte over een bankrekening ([003]) bij de ABN-AMRO bank, gemachtigde met betrekking tot deze rekening was [verdachte]. Na 13 januari 2003 werden via de aan hem uitgereikte bankpas gelden opgenomen van de rekening tot een bedrag van € 17.335,=.
21. Andere geschriften, te weten computerprints van de ABN-AMRO (blz. 655-657), voorzover inhoudende dat de bij de op naam van [B] B.V. staande rekening met nummer [003] behorende pas met nummer [004] in gebruik was bij [verdachte] en dat deze op 26 maart 2003 werd geblokkeerd.
22. Andere geschriften, te weten kopieën van bankafschriften van de ABN-AMRO (blz. 1325-1331), voorzover inhoudende de navolgende geldopnamen van bankrekening [003] met de pas met nummer [004]:
- 16 januari 2003 € 2.300,00 Capelle aan den IJssel
- 16 januari 2003 € 1.000,00 Capelle aan den IJssel
- 22 januari 2003 € 2.900,00 Capelle aan den IJssel
- 22 januari 2003 € 1.000,00 Capelle aan den IJssel
- 28 januari 2003 € 6.800,00 Capelle aan den IJssel
- 6 februari 2003 € 80,00 Capelle aan den IJssel
- 11 februari 2003 € 1.000,00 Schiedam
- 13 februari 2003 € 300,00 Capelle aan den IJssel
- 13 februari 2003 € 5,00 Capelle aan den IJssel
- 17 februari 2003 € 1.950,00 Capelle aan den IJssel."
2.4. De tenlastelegging behelst het aan de verdachte gemaakte verwijt dat hij - kort gezegd - feitelijk leiding heeft gegeven aan door [A] B.V. en/of [B] B.V. gepleegde bedrieglijke bankbreuk door niet te voldoen aan de op hen rustende verplichting om hun administratie aan de curator over te dragen (feit 1) en door het onttrekken van geldbedragen aan de boedel van [B] B.V. (feit 2).
2.5. Het Hof heeft wat betreft de rol van de verdachte blijkens de bewijsvoering vastgesteld:
(i) dat de verdachte vanaf 16 mei 2001 werkzaam was als financieel directeur van [A] B.V. en [B] B.V. en als zodanig verantwoordelijk was voor het uitzenden van mensen en het bijhouden van de administratie en de boekhouding;
(ii) dat vanaf december 2002 behalve kantoorpersoneel geen personeel meer in dienst was van [B] B.V;
(iii) dat op 13 januari 2003 de bedrijfsactiviteiten van [B] B.V. waren beëindigd en de verdachte was uitgetreden als bestuurder van de [A] B.V., die op dat moment bestuurder was van [B] B.V., en door [betrokkene 2] was opgevolgd als bestuurder, maar dat de verdachte ondanks die bestuurderswisseling - ter plekke - de financiële werkzaamheden voor de rechtspersonen bleef verrichten, waaronder het doen van aangiften loonbelasting en omzetbelasting;
(iv) dat de verkoop van de rechtspersonen aan [betrokkene 2] nimmer is geëffectueerd door de overdracht van aandelen, zodat de verdachte verantwoordelijk bleef voor de gang van zaken binnen de rechtspersonen, en
(v) dat [betrokkene 3], die op zijn beurt [betrokkene 2] als bestuurder van beide rechtspersonen was opgevolgd, nimmer werkzaamheden voor [A] B.V. en [B] B.V. heeft verricht, vijfhonderd euro per week kreeg uitbetaald om als bestuurder ingeschreven te staan, terwijl hij toen hij twee keer op kantoor kwam, daar de verdachte aantrof.
2.6. Uit zijn hiervoor onder 2.5 weergegeven vaststellingen heeft het Hof wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde zonder van een onjuiste rechtsopvatting blijk te geven kunnen afleiden dat de verdachte aan de door [A] B.V. en [B] B.V. gepleegde bedrieglijke bankbreuk feitelijk leiding heeft gegeven. Daaraan doet niet af de enkele in de gebezigde bewijsmiddelen voorkomende opmerking van de verdachte dat hij de administratie niet aan de curator had uitgeleverd omdat die administratie op kantoor was achtergebleven. Die omstandigheid laat immers onverlet dat de verdachte, die - naar uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid - binnen de rechtspersoon de volle verantwoordelijkheid droeg voor de administratie, naar het kennelijke oordeel van het Hof desalniettemin kon bewerkstelligen dat die administratie in handen van de curator kwam.
2.7. Ook overigens kan het middel niet tot cassatie leiden. 's Hofs oordeel dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de onder 2 bewezenverklaarde bedrieglijke bankbreuk, getuigt tegen de achtergrond van 's Hofs hiervoor onder 2.5 weergegeven vaststellingen omtrent de rol van de verdachte binnen die rechtspersoon niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is.
2.8. Het middel faalt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze negen maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 februari 2012.