Rb. Noord-Holland, 10-01-2023, nr. C/15/328160 / FA RK 22-2276
ECLI:NL:RBNHO:2023:103
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
10-01-2023
- Zaaknummer
C/15/328160 / FA RK 22-2276
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2023:103, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 10‑01‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Verzoek wijziging geslachtsregistratie van een non-binair persoon toegewezen. Een verklaring van een deskundige wordt niet nodig geacht omdat het verzoek middels de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard voldoende is onderbouwd.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/328160 / FA RK 22-2276
beschikking van 10 januari 2023 betreffende wijziging geslachtsaanduiding in de geboorteakte en voornaamswijziging
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat mr. C. Simmelink, kantoorhoudende te Maarssen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan: de ambtenaar van de burgerlijke stand van [geboorteplaats] , hierna: de ambtenaar.
1. Verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift, met bijlagen, van [verzoeker] , ingekomen op 12 mei 2022;
- -
het aanvullende verzoekschrift van [verzoeker] , ingekomen op 27 juni 2022;
- -
de schriftelijke reactie van de ambtenaar, ingekomen op 27 juni 2022;
- -
de brieven, met bijlagen, van [verzoeker] , ingekomen op 13 juli 2022 en op 20 juli 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 november 2022 in aanwezigheid van [verzoeker] bijgestaan door mr. C. Simmelink en [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] namens de ambtenaar.
2. Feiten en omstandigheden
2.1.
Op de geboorteakte van [verzoeker] , aktenummer [nummer] van het jaar 2001, staat vermeld dat [verzoeker] is geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] als kind van het vrouwelijk geslacht.
3. Verzoek
3.1.
[verzoeker] heeft, na aanvulling en wijziging van het verzoek ter zitting, verzocht:
1. primair: de geboorteakte van [verzoeker] te verbeteren waardoor [verzoeker] een genderneutraal geslacht (‘X’) krijgt.
subsidiair: de geboorteakte van [verzoeker] te verbeteren, inhoudende dat waar staat (naar de rechtbank begrijpt) ‘vrouw’ wordt vermeld ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’;
2. de voornamen van [verzoeker] te wijzigen in ‘ [voornamen] ’.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd. [verzoeker] wenst zich als non-binair/genderneutraal te laten registreren en dat de voornaam wordt gewijzigd. In eerste instantie identificeerde [verzoeker] zich als genderfluïde persoon. Sinds twee jaar identificeert [verzoeker] zich als non-binair persoon. [verzoeker] voelt zich noch man, noch vrouw, waardoor het verkrijgen van een neutraal geslacht beter bij [verzoeker] zou passen. De wet biedt thans geen mogelijkheid om een vervangende geboorteakte te laten opmaken of te verbeteren waarin wordt vermeld dat het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld. Desondanks zijn er in de afgelopen tijd door diverse rechtbanken beslissingen gegeven waarin een non-binair persoon een genderneutrale status heeft verkregen (‘X’). [verzoeker] meent dat diens individuele belang zwaarder dient te wegen dan het algemene belang tot strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling of tot het aanhouden van het verzoek, te meer nu het aan de wetgevende macht is om op basis van ontwikkelingen in de rechtspraak tot een (eventuele) wetswijziging over te gaan.
[verzoeker] gaat sinds een paar maanden als ‘ [voornamen] ’ door het leven. [verzoeker] vindt de officiële voornamen te vrouwelijk en niet passend bij de persoon die [verzoeker] is. De namen ‘ [voornamen] ’ zijn genderneutrale namen en die voornamen passen goed bij [verzoeker] . [verzoeker] heeft een voldoende zwaarwichtig belang bij wijziging van de voornamen.
4. Standpunt ambtenaar
4.1.
De ambtenaar heeft verweer gevoerd tegen het oorspronkelijk primaire verzoek van [verzoeker] om diens geboorteakte te vernietigen. Deze akte is immers niet ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand opgenomen omdat [verzoeker] is geboren op de datum, tijd en plaats die in de akte staan vermeld. Voorts zou doorhaling van de geboorteakte en het opmaken van een nieuwe akte als gevolg hebben dat de oude akte niet meer voorhanden is om de persoonshistorie te reconstrueren en in dwingend bewijs te voorzien.
Voor het, na wijziging van het verzoek, thans gedane primaire en subsidiaire verzoek bestaat geen wettelijke grondslag. De ambtenaar heeft echter geen bezwaar tegen het, na wijziging van het verzoek thans primair, verzochte. Het belang van [verzoeker] dient zwaarder te wegen dan het algemene belang tot handhaving van de huidige wettelijke regeling. Bovendien is er sprake van een maatschappelijke en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit, zoals inmiddels blijkt uit diverse uitspraken van verschillende rechtbanken.
Tenslotte heeft de ambtenaar geen bezwaar tegen de verzocht voornaamswijziging.
5. Beoordeling
genderneutrale geslachtsregistratie
5.1.
De verzoeken van [verzoeker] komen er in de kern op neer dat die diens geslacht in de geboorteakte wil veranderen naar ‘X’ of ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.
5.2.
[verzoeker] zelf en diens advocaat hebben ter zitting goed kunnen uitleggen dat en waarom een neutrale geslachtsaanduiding in de geboorteakte belangrijk is voor diens identiteitsontwikkeling en voorts dat bij [verzoeker] deze wens al geruime tijd bestaat. Hierbij heeft [verzoeker] verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:3732). Daarin heeft de rechtbank Amsterdam overwogen dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als is omschreven in de artikelen 1:28a – c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Doordat die artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt er volgens de rechtbank Amsterdam een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair). De rechtbank Amsterdam wijst daarom het verzoek om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ toe.
5.3.
De rechtbank moet beoordelen of het verzoek om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ mogelijk is. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
5.4.
De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad met onder andere de vraag: ‘hoe dient in een genderneutrale vermelding te worden voorzien: door bij het geslacht een ‘X’ op te nemen, door bij het geslacht een ‘-‘ op te nemen, door de vermelding ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’, of op een andere wijze?’
Bij uitspraak van 4 maart 2022 heeft de Hoge Raad afgezien van het beantwoorden van de prejudiciële vragen. Daartoe overweegt de Hoge Raad onder ander dat het Tweede Kamerlid Van Ginneken op 30 november 2021 op het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het BW in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, een amendement heeft gediend. Dat amendement strekt ertoe een nieuw artikel (artikel 1:28e BW) aan het BW toe te voegen dat de registratie van ‘X’ als geslachtsaanduiding voor non-binaire personen zonder tussenkomst van de rechter mogelijk maakt. . Op 6 april 2022 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State advies uitgebracht aan de minister voor Rechtsbescherming over het amendement. Dit advies is openbaar gemaakt op 3 juni 2022. De Afdeling adviseert een neutrale geslachtsregistratie met een zelfstandig wetsvoorstel te regelen. Van Ginneken heeft daarop laten weten het amendement in te trekken en een initiatiefwet te gaan opstellen. Het is op dit moment onduidelijk hoe het wetgevingsproces verder zal verlopen en op welke termijn de inwerkingtreding van wetgeving ter zake van een neutrale geslachtsregistratie te verwachten is.
5.5.
Uit deze gang van zaken blijkt dat wetgeving in voorbereiding is over dit onderwerp, maar dat nog geen wetsvoorstel is aangenomen. Van [verzoeker] kan niet worden verwacht dat die wacht op het wetgevingsproces. De rechtbank zal het verzoek daarom inhoudelijk behandelen.
5.6.
Voor het door [verzoeker] gedane primaire verzoek ontbreekt een wettelijke basis. Er is echter inmiddels sprake van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit, zoals blijkt uit verschillende uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven.
5.7.
Aanvankelijk is door meerdere rechtbanken ervoor gekozen om (in een latere vermelding) in de geboorteakte op te nemen dat ‘het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’. Inmiddels kan de rechtbank zich, zoals blijkt uit de uitspraak van deze rechtbank van 8 februari 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:2040), niet langer verenigen met deze oplossing. De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als verzoeken ingevolge artikel 1:28 BW, die zien op personen die de - door een deskundige getoetste en onderschreven - overtuiging hebben tot het ‘andere geslacht’ te behoren. Nu deze artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijk geslachtsaanduiding te vallen (non-binair).
5.8.
Ingevolge artikel 1:28a BW moet bij een verzoek om wijziging van het geslacht naar het andere geslacht in de geboorteakte een deskundigenverklaring worden overgelegd. Bij analoge toepassing van dit artikel in situaties waarin iemand zich identificeert als non-binair, is in beginsel dus een deskundigenverklaring vereist die vermeldt dat degene op wie de aangifte betrekking heeft jegens de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben een genderneutraal geslacht te hebben en jegens de deskundige er blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van de genderneutrale geslachtsaanduiding in de akte van geboorte weloverwogen te blijven wensen. De rechtbank stelt vast dat een dergelijke verklaring van een deskundige in de onderhavige zaak ontbreekt.
5.9.
Op basis van de gedingstukken en hetgeen [verzoeker] ter zitting heeft verklaard, heeft de rechtbank echter kunnen vaststellen dat bij betrokkene sprake is van een doorleefde overtuiging noch tot het mannelijke noch tot het vrouwelijke geslacht te behoren. Deze overtuiging bestaat al geruime tijd en wordt door [verzoeker] uitgedragen in contacten met derden. Ook de wens om de geslachtsregistratie te wijzigen komt de rechtbank op basis van de stukken en het betoog van [verzoeker] ter zitting goed doordacht en dus niet lichtzinnig genomen voor.
5.10.
[verzoeker] heeft er recht op en belang bij dat diens akte van geboorte in overeenstemming wordt gebracht met het feit dat die zich niet identificeert als man of vrouw. Ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig die innerlijke overtuiging zou in strijd zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In 2003 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) reeds bevestigd, dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück tegen Duitsland).
5.11.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de ambtenaar gelasten aan de akte van geboorte van betrokkene een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, waarbij het gewijzigde, non-binaire, geslacht zal worden aangeduid met ‘X’. Het primaire verzoek wordt toegewezen.
5.12.
Gelet daarop behoeft het subsidiair verzochte geen verdere bespreking.
voornaamswijziging
5.13.
Artikel 1:4, vierde lid, BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat wijziging van de voornamen op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan worden gelast door de rechtbank. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 20a, eerste lid.
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat nu het verzoek tot wijziging van de geslachtstaanduiding op de geboorteakte wordt toegewezen, ook het verzoek tot voornaamswijziging voor toewijzing vatbaar is. De door [verzoeker] aangevoerde gronden zijn voldoende zwaarwegend en redenen van openbaar belang verzetten zich niet tegen de verzochte wijziging.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zaanstad om aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] van het jaar 2001 een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn; ‘X’;
6.2.
gelast de wijziging van de voornamen van betrokkene, in die zin dat de voornamen komen te luiden: ‘ [voornamen] ’;
6.3.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zaanstad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023. | ||
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. | ||