Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 921 [Instemmingsrecht franchisenemer]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 251 (uitgifte: 15-07-2020, kamerstukken: 35392)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2020, Stb. 2020, 493 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Indien de franchisegever voornemens is met gebruikmaking van een in de franchiseovereenkomst opgenomen bepaling een wijziging in de franchiseformule door te voeren danwel voornemens is rechtstreeks of via derden een afgeleide formule te doen exploiteren zonder hiertoe de franchiseovereenkomst te wijzigen, en de franchisegever met het oog op dit voornemen:
- a.
een investering van de franchisenemer verlangt;
- b.
een verplichting van de franchisenemer tot betaling van een vergoeding, opslag of andere financiële bijdrage, anders dan de in onderdeel a bedoelde investering, invoert of wijzigt ten nadele van de franchisenemer;
- c.
van de franchisenemer verlangt andersoortige kosten voor zijn rekening te nemen; of
- d.
redelijkerwijs kan voorzien dat uitvoering van het voornemen leidt tot een derving van de omzet van de onderneming van de franchisenemer, en deze investering, vergoeding, opslag of andere financiële bijdrage of verwachte omzetderving uitstijgt boven een in de franchiseovereenkomst bepaald niveau;
heeft de franchisegever de voorafgaande instemming met de uitvoering van het betreffende voornemen nodig van:
- 1°
een meerderheid van de in Nederland gevestigde franchisenemers met wie de franchisegever een franchiseovereenkomst heeft gesloten betreffende de franchiseformule; of
- 2°
elk van de in Nederland gevestigde franchisenemers die op de in onderdeel a, b, c of d bedoelde wijze geraakt wordt door het voornemen van de franchisegever.
2.
Indien de bepaling van het niveau, bedoeld in het eerste lid, ontbreekt in de franchiseovereenkomst, is de in het eerste lid bedoelde voorafgaande instemming steeds vereist, ongeacht de omvang van de verlangde investering, de financiële bijdrage respectievelijk de kosten of de omzetderving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b, c, respectievelijk d.