CRvB, 15-10-2010, nr. 09/6438 WAJONG
ECLI:NL:CRVB:2010:BO1542
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
15-10-2010
- Zaaknummer
09/6438 WAJONG
- LJN
BO1542
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2010:BO1542, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 15‑10‑2010; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 6:9 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
AB 2011/50 met annotatie van R. Ortlep
AA20110305 met annotatie van L.J.A. Damen
JB 2010/264
USZ 2010/369
Uitspraak 15‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Bezwaarschrift van betrokkene is tijdig ter post bezorgd. Volgens vaste rechtspraak van de Raad komt als regel doorslaggevende betekenis toe aan het poststempel ten bewijze van de datum van de terpostbezorging. De Raad volgt het Uwv niet in zijn standpunt dat in dit geval geen sprake is van tijdige indiening van het bezwaarschrift nu betrokkene het poststuk onvoldoende gefrankeerd ter post heeft bezorgd en het poststuk vervolgens na het einde van de bezwaartermijn door het Uwv is ontvangen. Vernietiging besluit. Nieuw besluit op bezwaar.
09/6438 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 november 2009, 09/2322 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 15 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2010. Appellant was vertegenwoordigd door
E.H.J.A. Olthof. Betrokkene was vertegenwoordigd door mr. S.A.J. van Riel, advocaat te Tilburg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 2 maart 2009 heeft appellant de aanvraag van betrokkene om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
1.2. Betrokkene heeft bij brief gedateerd 11 april 2009 bezwaar gemaakt tegen het bovengenoemde besluit.
1.3. Bij brief van 20 april 2009 heeft het Uwv betrokkene medegedeeld dat het bezwaarschrift op 17 april 2009 is ontvangen en derhalve buiten de bezwaartermijn is ingediend. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom de bezwaartermijn is overschreden. Betrokkene heeft hierop bij brief van 27 april 2009 aangegeven dat hij het bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn heeft ingediend aangezien hij het bezwaarschrift op 11 april 2009 ter post heeft bezorgd. Dat TNT-post kennelijk pas op 17 april 2009 het poststuk bij het Uwv heeft bezorgd, doet niet af aan de tijdige indiening.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 5 mei 2009 heeft het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Hiertoe is overwogen dat 14 april 2009 de laatste dag van de bezwaartermijn was, uit het poststempel blijkt dat betrokkene het bezwaarschrift heeft verstuurd op 16 april 2009 en het bezwaarschrift op 17 april is ontvangen door het Uwv, zodat het bezwaarschrift te laat is ingediend. De door betrokkene aangevoerde argumenten zijn geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door betrokkene tegen het besluit van 5 mei 2009 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Hiertoe heeft de rechtbank (voor zover hier van belang) overwogen dat 14 april 2009 de laatste dag van de bezwaartermijn was en dat het Uwv het bezwaarschrift op 17 april 2009 heeft ontvangen. De rechtbank heeft voorts aan de hand van de originele enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden, vastgesteld dat hierop twee stempels staan: een (sticker met) stempel waaruit blijkt dat de frankering is gecontroleerd op 16 april 2009 en een ander stempel, op de postzegel, met als datum 14 april 2009. De rechtbank heeft hieraan de conclusie verbonden dat het poststuk op 14 april 2009 en dus tijdig is aangeboden bij TNT-post. Dat TNT-post vervolgens op 16 april 2009 de frankering heeft gecontroleerd, heeft vastgesteld dat sprake is van onvoldoende frankering en het poststuk vervolgens op 17 april 2009 bij het Uwv heeft bezorgd, doet hieraan niet af. Nu het bezwaarschrift is ingediend op 14 april 2009 en binnen een week na afloop van de bezwaartermijn is ontvangen door het Uwv is het bezwaarschrift, gelet op het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tijdig ingediend. Het Uwv heeft het bezwaar derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft het Uwv aangevoerd dat pas sprake is van indiening van een bezwaarschrift bij verzending per post in de zin van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, indien het geheel van handelingen is verricht dat noodzakelijk is om een poststuk door middel van de postdienst de geadresseerde te doen bereiken. Eén van de daartoe noodzakelijke handelingen is het zorg dragen voor voldoende frankering, waarvoor de indiener van het poststuk zelf verantwoordelijk is. Het risico van de vertraging die onvoldoende frankering heeft opgeleverd, dient voor risico van de indiener te komen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft het Uwv verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden van
8 juli 1996 (LJN ZF2464) en de uitspraak van de Raad van 10 december 2002 (LJN AF2958). Aangezien in de thans aanhangige zaak het bezwaarschrift onvoldoende gefrankeerd ter post is bezorgd op 14 april 2009 en na het einde van de bezwaartermijn bij het Uwv is ontvangen, is het niet tijdig ingediend. Nu niet is gebleken van een reden ter verschoning van de te late indiening is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en vervolgens het beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar vernietigd.
3.2. Betrokkene heeft aangevoerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Het criterium van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb ten aanzien van tijdige indiening van een bezwaar- of beroepschrift is “tijdig ter post aangeboden” en niet “tijdig en voldoende gefrankeerd ter post aangeboden” zoals het Uwv stelt. Ook al zou sprake zijn van onvoldoende frankering, dan nog heeft dit geen consequenties voor de tijdigheid van de indiening van het poststuk, waarbij uiteraard wel van belang is dat - zoals in dit geval - het poststuk binnen een week na het einde van de bezwaartermijn is ontvangen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad stelt allereerst, evenals de rechtbank en onder dezelfde overwegingen, vast dat de laatste dag voor het indienen van het bezwaarschrift dinsdag 14 april 2009 was. Voorts stelt de Raad vast dat het bezwaarschrift op 17 april 2009 door het Uwv is ontvangen en dat het Uwv het poststuk ondanks onvoldoende frankering heeft geaccepteerd. Hiermee staat naar het oordeel van de Raad vast dat het bezwaarschrift niet voor het einde van de bezwaartermijn door het Uwv is ontvangen in de zin van artikel 6:9, eerste lid van de Awb. Vervolgens stelt de Raad - evenals de rechtbank - vast dat het poststempel op de postzegel op de enveloppe waarin het bezwaarschrift ter post is bezorgd als datum 14 april 2009 vermeldt. Volgens vaste rechtspraak van de Raad komt als regel doorslaggevende betekenis toe aan het poststempel ten bewijze van de datum van de terpostbezorging. De Raad volgt het Uwv niet in zijn standpunt dat in dit geval geen sprake is van tijdige indiening van het bezwaarschrift nu betrokkene het poststuk onvoldoende gefrankeerd ter post heeft bezorgd en het poststuk vervolgens na het einde van de bezwaartermijn door het Uwv is ontvangen. De verwijzing naar de bovengenoemde uitspraken van de Hoge Raad der Nederlanden (LJN ZF2464), en de Raad (LJN AF2958) gaat niet op, nu het in beide uitspraken ging om het geval van een tijdig ter post bezorgd, doch onvoldoende gefrankeerd poststuk dat door de geadresseerde niet is geaccepteerd waarbij vervolgens datzelfde, wel voldoende gefrankeerd poststuk met een nieuwe postbestelling na het einde van de termijn is bezorgd. Dat is een situatie die met de thans aanhangige niet op één lijn is te stellen omdat het ter post bezorgde stuk, ondanks onvoldoende frankering, door de TNT - postdienst is bezorgd en door het Uwv is ontvangen zodat sprake is van een afgeronde verzending. Nu - afgaande op het poststempel - het bezwaarschrift van betrokkene tijdig ter post is bezorgd op 14 april 2009 en vervolgens op 17 april 2009, dus binnen een week na afloop van de bezwaartermijn, is ontvangen door het Uwv, is het bezwaarschrift tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
4.3. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4.4. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 874,- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat van het Uwv griffierecht wordt geheven in hoger beroep ten bedrage van
€ 447,-;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 874,- te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en M.C.M. van Laar als leden in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2010.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.A. van Amerongen.
TM