Hof Amsterdam, 28-03-2017, nr. 200.189.722/01
ECLI:NL:GHAMS:2017:1056
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-03-2017
- Zaaknummer
200.189.722/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:1056, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑03‑2017; (Hoger beroep kort geding)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2017:927
ECLI:NL:GHAMS:2017:927, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑03‑2017; (Hoger beroep kort geding)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2017:1056
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2016:1577, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Herstelarrest - ECLI:NL:GHAMS:2017:927 Persoonlijkheidsrechten; bezwaar architect tegen sloop/restyling gebouw; vernietiging werk?; toepassing Jelles/Zwolle
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.189.722/01 KG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/602306 / KG ZA 16-136
herstelarrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 maart 2017
inzake
[X] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S.M. Bartman te Baambrugge,
tegen
CRI RESIDENCE AMSTELVEEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.W.A. Meddens te Amsterdam.
Partijen worden hierna [X] en CRI genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 21 maart 2017 een arrest uitgesproken. Bij e-mail van 21 maart 2017 heeft mr. Meddens zich namens partij CRI op het standpunt gesteld dat in rechtsoverweging 3.5.2 het eerste deel van de zin lijkt te zijn weggevallen en het hof verzocht de weggevallen woorden alsnog aan te vullen langs de lijn van artikel 31 lid 1 Rv.
Mr. Bartman heeft als advocaat van [X] aan mr. Meddens bericht dat [X] zich refereert aan het oordeel van het hof over een eventuele aanpassing.
Het hof stelt vast dat in rechtsoverweging 3.5.2 het begin van de derde zin (“Dat betekent dat sprake is van totale vernietiging”) is weggevallen.
Het hof zal deze kennelijke fout herstellen als hierna te melden.
Beslissing
Het hof:
verbetert het in deze zaak op 21 maart 2017 uitgesproken arrest aldus dat de derde zin van rechtsoverweging 3.5.2 als volgt luidt:
“Dat betekent dat sprake is van totale vernietiging een niet van wijziging of aantasting in de zin van art. 25 Auteurswet, terwijl hetgeen over grief 2 is overwogen meebrengt dat het niet gaat om een zelfstandig werk dat wordt vernietigd en waarop [X] persoonlijkheidsrechten toekomen.”
stelt de aanvulling op de minuut van voornoemd arrest van 21 maart 2017.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.M. Polak en L.R. van Harinxma thoe Slooten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2017.
Uitspraak 21‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Persoonlijkheidsrechten; bezwaar architect tegen sloop/restyling gebouw; vernietiging werk?; toepassing Jelles/Zwolle. zie ECLI:NL:GHAMS:2017:1056 - betreft herstelarrest 28-03-2017
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.189.722/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/602306 / KG ZA 16-136
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 maart 2017
inzake
[X] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S.M. Bartman te Baambrugge,
tegen
CRI RESIDENCE AMSTELVEEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.W.A. Meddens te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [X] en CRI genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 14 april 2016 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 maart 2016 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer in kort geding gewezen tussen hem als eiser en CRI als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat de grieven. Ter rolle heeft [X] geconcludeerd overeenkomstig die dagvaarding.
CRI heeft daarna een memorie van antwoord met producties ingediend.
Partijen hebben de zaak op 9 januari 2017 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, elk aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij die gelegenheid hebben partijen nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en zijn vorderingen zoals in hoger beroep geformuleerd zal toewijzen, met veroordeling van CRI tot terugbetaling van al hetgeen [X] uit hoofde van het bestreden vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met beslissing over de proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
CRI heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv.
2. Feiten
2.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
2.2
Grief 1 van [X] is gericht tegen 2.10 van het vonnis, voor zover daarin de indruk wordt gewekt dat CRI zich bereid heeft verklaard in algemene zin tegemoet te komen aan de wensen van [X] , van welk aanbod deze vervolgens geen gebruik heeft gemaakt en hij is gaan procederen. Hoewel deze grief niet tot vernietiging van het vonnis kan leiden, zal het hof hiermee in het navolgende zo nodig rekening houden.
2.3
Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof deze ook als uitgangspunt zal nemen.
3. Beoordeling
3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
Het kantorenpark ‘De Bovenlanden’ te Amstelveen is ontwikkeld door/in opdracht van de inmiddels ontbonden vennootschap Ingenieursbureau Planontwikkeling Jonk De Rooij B.V. (hierna: Jonk De Rooij). Jonk De Rooij heeft in eerste instantie gewerkt met architectenbureau [Y] . In dit stadium is kort gezegd het casco van het gebouwencomplex bepaald: de placering van de gebouwen op het terrein, de parkeergarage als fundament voor het complex, de plaatsing en het formaat van de ramen, de plaats van de ingangen en de liften en de kettingstructuur van de gebouwen.
3.1.2
Jonk De Rooij was niet tevreden met het gevelontwerp van [Y] en heeft in 1988 de opdracht gegeven aan Architectenbureau [A&X] B.V.., dat sinds 2014 is opgegaan in [A&X] International Architects B.V. (hierna: [A&X] ) voor het ontwerp van de gevel en het interieur. [A&X] heeft vervolgens een ontwerp gemaakt, passend in de stijl van de zogenoemde organische architectuur en heeft dat ontwerp verder uitgewerkt. [Z] was op dat moment als architect in dienst bij [A&X] .
3.1.3
In 1990 is [A&X] in financiële problemen gekomen voordat de opdracht voor Jonk De Rooij was afgerond. Jonk De Rooij heeft toen het personeel van [A&X] overgenomen en heeft [Z] gevraagd het ontwerp van de gevel en het interieur af te maken. [Z] heeft dat ook gedaan, eerst in dienst van Jonk De Rooij en later als zelfstandig projectarchitect.
3.1.4
Na oplevering in 1991 is in De Bovenlanden het hoofdkantoor van KPMG
gevestigd.
3.1.5
CRI heeft op enig moment het complex gekocht. In 2010 is KPMG uit het complex vertrokken en sindsdien heeft het grotendeels leeggestaan. In 2015 is een (klein) deel van het complex verhuurd aan ATOS. Pogingen om in het complex een
hotel, studentenwoningen of een zorgresidentie te vestigen zijn gestrand.
3.1.6
CRI is voornemens het complex een woonbestemming te geven en heeft daarvoor (zonder voorafgaand overleg met [X] ) een ingrijpende transformatie
gepland. Onderdeel van de plannen is dat de thans geschakelde bouwblokken
worden losgekoppeld.
3.1.7
Van de onder 3.1.6 bedoelde bouwplannen maken onderdeel uit enkele door [Z] vormgegeven impressies.
3.1.8
Bij brief van 16 januari 2016 heeft de advocaat van [X] aan (onder
meer) CRI bericht dat hij zich op grond van zijn persoonlijkheidsrechten als bedoeld
in artikel 25 lid 1 onder c en d van de Auteurswet verzet tegen realisatie van de
onder 3.1.6 en 3.1.7 bedoelde plannen, en heeft hij verzocht hem uit te nodigen voor een bespreking met als inzet betrokkenheid van [A&X] bij de vormgeving van de
voorgenomen transformatie. In de brief staat onder meer het volgende.
(...) Het persbericht is geïllustreerd met kennelijk door Architectenbureau [Z] geproduceerde, reeds zeer gedetailleerde schetsen van het aangezicht van het pand na de transformatie. Deze laten zien dat de transformatie een uiterst radicaal karakter heeft. Van de baksteenkleurige buitenkant en de kenmerkende, organische bouwstijlelementen van het huidige pand zal niets overblijven. Daarvoor in de plaats komt een wit, neoclassicistisch aandoend bouwwerk met uitsluitend rechte hoeken en ramen, derhalve gedomineerd door horizontale en verticale lijnen en vlakken. Het contrast met de bestaande vormgeving had niet sterker kunnen zijn. De architectonische “handtekening” van [A&X] op het pand zal hiermee, indien de voorgenomen plannen worden gerealiseerd, volledig en voorgoed zijn uitgewist.
Het ongenoegen van cliënte wordt niet zozeer veroorzaakt door het gegeven dat het pand een andere bestemming zal krijgen en daartoe aanpassing behoeft, maar door het feit dat zij op geen enkele wijze, noch door eigenaar CRI, noch door de Gemeente of de aangetrokken architect van deze transformatieplannen op de hoogte is gesteld en uitgenodigd om hierover mee te denken. Dat is spijtig. Naar het inzicht van cliënte zou de doelstelling van het transformatieplan immers zeer wel kunnen worden bereikt met handhaving van de bestaande architectonische signatuur van het pand (...)
3.1.9
Op 25 januari 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen CRI en [X] . [X] heeft verklaard bereid te zijn om het ontwerp van het gebouw zodanig aan te passen dat, met behoud van de ‘ziel’ van het huidige gebouw, het geschikt zal zijn voor bewoning. CRI heeft medegedeeld zich op dat voorstel intern te willen beraden.
3.1.10
Bij brief van 4 februari 2016 heeft de advocaat van CRI aan (de advocaat van) [X] , voor zover van belang, het volgende bericht:
“(…)
Over het gebouw bestaat al uitgebreide documentatie, de heer [X] zelf is op zijn verzoek enkele jaren geleden nog rondgeleid door het complex en heeft toen ook kunnen documenteren. Desalniettemin is het denkbaar dat bij de heer [X] nog ideeën leven over nadere documentatie. Zonder daarbij zijn geclaimde persoonlijkheidsrechten op voorhand te erkennen - het is gewoon niet duidelijk of de heer [X] die heeft - is cliënte bereid van die wensen kennis te nemen en er ook waar mogelijk aan te voldoen.”
3.1.11
Op 11 februari 2016 heeft [X] de dagvaarding in kort geding uitgebracht.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de door [X] gevorderde voorzieningen afgewezen; die voorzieningen strekten kort samengevat tot een verbod aan CRI om uitvoering te geven aan haar onder 3.1.6 bedoelde plannen tot transformatie van De Bovenlanden te Amstelveen, althans aan elke andere transformatie zonder voorafgaand overleg met en toestemming van [X] . De voorzieningenrechter heeft [X] veroordeeld in de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, begroot volgens het indicatietarief voor een eenvoudig kort geding.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt [X] op met vier grieven, waarvan de eerste reeds hiervoor onder “Feiten” is behandeld. Voor zover [X] met deze grief tevens betoogt dat het al dan niet voeren van voorafgaand overleg rechtens van gewicht is en dus niet onvermeld had mogen blijven, mist deze naast de hierna te behandelen grieven zelfstandige betekenis. In zoverre faalt de grief.
Tussen partijen is overigens, terecht, niet in geschil dat [X] ook in appel spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, gelet op de fase waarin de bouwplannen thans verkeren.
3.4
Grief 2 van [X] is gericht tegen rov 4.6, waarin de voorzieningenrechter overweegt dat de impressie van het nieuwe ontwerp in niets doet denken aan het ontwerp van [X] , het verspringende patroon van ramen reeds aanwezig was in het ontwerp van [Y] zodat dit dus niet als een aan [X] toe te schrijven kenmerkend element wordt beschouwd en tot de conclusie komt dat sprake is van totale vernietiging van de gevels.
3.4.1
[X] voert aan dat het raampatroon van het huidige gebouw niet reeds aanwezig was in het ontwerp [Y] en het raampatroon wel degelijk een kenmerkend stijlelement is van [A&X] , welk architectenbureau zowel in Nederland als in het buitenland wordt erkend als één van de belangrijkste representanten van de organische architectuur. Het voor het werk van [X] zo kenmerkende raampatroon blijft in de plannen van CRI gehandhaafd en alleen al om die reden is er geen sprake van een totale vernietiging. Realisering van die plannen betekent een aantasting van zijn persoonlijkheidsrechten, aldus [X] .
3.4.2
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat het door [X] ingeroepen makerschap is beperkt tot de gevels van het complex.
Er veronderstellenderwijs vanuit gaande dat [X] de maker is van het gevelontwerp van De Bovenlanden en daarmee voorbijgaand aan de verweren van CRI dat [X] dit niet heeft aangetoond (memorie van antwoord sub 84) en dat niet [X] , maar [A&X] op grond van artikel 8 Auteurswet als maker moet worden beschouwd (pleitaantekeningen sub 27), komt het hof tot het volgende voorshandse oordeel.
3.4.3
Ook indien het raampatroon als een kenmerkend stijlelement moet worden beschouwd, betekent dit niet (en [X] heeft dit ook niet aangevoerd, laat staan aannemelijk gemaakt) dat dit raampatroon als zelfstandig werk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Nu voorshands niet van een auteursrechtelijk beschermd raampatroon kan worden gesproken, komt [X] te dien aanzien dus ook geen beroep toe op schending van zijn persoonlijkheidsrechten. De grief faalt.
3.5
Met grief 3 komt [X] op tegen rov 4.6, waarin de voorzieningenrechter overweegt dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van totale vernietiging het uitgangspunt niet is of het casco blijft staan, maar of kenmerkende elementen van het oude ontwerp zichtbaar blijven in het nieuwe ontwerp. Volgens die toets is sprake van vernietiging (en dus niet van wijziging of aantasting in de zin van art. 25 lid 1 Auteurswet).
3.5.1
[X] voert aan, samengevat, dat de totaalindruk van het nieuwe ontwerp onder omstandigheden kan worden geassocieerd met de oorspronkelijke architect zonder dat voor hem kenmerkende stijlelementen behouden zijn gebleven en omdat er sprake is van een blijvende isomorfie (gelijkvormigheid) een ieder het nieuwe gebouw zal blijven associëren met het alsdan gesloopte complex. Daarbij komt dat, behalve het kenmerkende raampatroon, een vijfde van het gebouw niet zal worden gesloopt/gerestyled zodat er reeds daarom geen sprake is van totale vernietiging van het gebouw, zoals bedoeld door de Hoge Raad in zijn arrest Jelles/Zwolle. De voorziene sloop en restyling van De Bovenlanden kunnen opdrachten van [X] als organisch architect doorkruisen, hetgeen aanzienlijke, dreigende vermogensschade betekent, aldus [X] .
3.5.2
De stelling van [X] dat een vijfde deel van het gebouw (hierna ook: de ATOS-vleugel) niet zal worden gesloopt/gerestyled, heeft CRI aan de hand van stukken (producties 16a-b en 20a-b) en bij pleidooi gemotiveerd weersproken. Naar het voorlopig oordeel van het hof is voldoende gebleken dat, indien ATOS op deze locatie blijft, de ATOS-vleugel dusdanig zal worden gewijzigd dat de totaalindruk een geheel andere is dan de bestaande vleugel. en niet van wijziging of aantasting in de zin van art. 25 Auteurswet, terwijl hetgeen over grief 2 is overwogen meebrengt dat het niet gaat om een zelfstandig werk dat wordt vernietigd en waarop [X] persoonlijkheidsrechten toekomen. Als [X] heeft willen betogen dat de mogelijkheid van associatie van de totaalindruk van het nieuwe ontwerp met hem als oorspronkelijke architect van het oude ontwerp reeds een aantasting van zijn persoonlijkheidsrechten oplevert wordt dat betoog, als zonder grond in de Auteurswet, verworpen. Indien de mogelijkheid van associatie het criterium is, zou dit betekenen dat - naar CRI terecht aanvoert - transformatie van De Bovenlanden in het geheel niet mogelijk is. Ten slotte heeft [X] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de voorziene sloop en restyling van De Bovenlanden leidt tot het verkleinen van zijn kans op opdrachten. De grief faalt.
3.6
Grief 4 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter in rov 4.7 dat bij de voorgenomen vernietiging geen sprake is van misbruik van recht of bevoegdheid dan wel onrechtmatig handelen aan de zijde van CRI. Volgens [X] moet CRI als eigenaar een gegronde reden aanvoeren voor de sloop en ligt de stelplicht en zo nodig de bewijslast dienaangaande bij CRI. CRI heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat realisering van huur- en koopwoningen voor het hogere marktsegment niet kan worden bereikt met handhaving van de bestaande gevels. [X] betwist niet dat De Bovenlanden jarenlang heeft leeggestaan en dat dat geen goede zaak is. Om die reden heeft hij aangeboden het gebouw, met behoud van karakter, aan te passen en geschikt te maken voor bewoning, aldus [X] .
3.6.1
Aangezien [X] zich beroept op artikel 3:13 lid 2 BW (misbruik van bevoegdheid) dient hij binnen het kader van dit kort geding aannemelijk te maken dat vernietiging zijn belangen dusdanig onevenredig zwaar schaadt dat dit misbruik van bevoegdheid door CRI oplevert. Nog daargelaten hetgeen hiervoor onder grief 2 is overwogen, heeft [X] op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de voorziene sloop en restyling van De Bovenlanden zijn belangen onevenredig schaadt; zoals hiervoor onder 3.5.2 werd overwogen is zelfs niet aannemelijk dat dit leidt tot het verkleinen van zijn kans op opdrachten. De enkele omstandigheid dat in het buitenland de sloop wellicht wordt gezien als oneervol is niet voldoende voor de aannemelijkheid van onevenredig zwaar nadeel. CRI heeft immers overtuigend en onderbouwd aangevoerd en ter zitting toegelicht dat zij na zes jaar leegstand, waarbij aanzienlijk verlies is geleden, nu groot belang heeft bij sloop. Dat CRI door over te gaan tot vernietiging misbruik van bevoegdheid maakt is derhalve niet aannemelijk geworden. De enkele stelling van [X] dat hij heeft aangeboden het gebouw aan te passen en geschikt te maken voor bewoning werpt geen ander licht op de zaak, nu niet aannemelijk is dat een aldus aangepast gebouw door CRI te verhuren zou zijn zoals zij thans met haar (eigen) bouwplannen beoogt. De grief faalt.
3.7
De conclusie is dat de grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [X] zal de kosten van het hoger beroep moeten dragen. Aangezien [X] de hoogte van deze door CRI onderbouwde kosten bij pleidooi heeft bestreden, begroot het hof deze met inachtneming van de Indicatietarieven hoven voor eenvoudige kort gedingen op € 6.000,-.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, conform het bepaalde in artikel 1019h Rv tot op heden aan de zijde van CRI begroot op € 718,- aan verschotten en op € 6.000,- voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.M. Polak en L.R. van Harinxma thoe Slooten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.