Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 28 Diverse bepalingen
Geldend
Geldend vanaf 15-01-1999
- Redactionele toelichting
Zie voor de partijgegevens van deze wijziging het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 27 mei 1986, zoals gewijzigd bij het op 4 maart 1993 te 's-Gravenhage ondertekende Protocol.
- Bronpublicatie:
25-08-1997, Trb. 1997, 258 (uitgifte: 19-09-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-01-1999, Trb. 1999, 5 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Deze Overeenkomst mag in geen enkel opzicht aldus worden uitgelegd dat zij Canada belet belasting te heffen op bedragen die zijn begrepen in het inkomen van een inwoner van Canada met betrekking tot een maatschap of een vennootschap onder firma, een trust of een verbonden buitenlandse vennootschap waarin die inwoner een belang heeft.
2.
De artikelen 6 tot en met 21 zijn niet van toepassing op ‘non-resident-owned investment corporations’, zoals omschreven in artikel 133 van de Canadese Income Tax Act, of in enige door Canada na de ondertekening van de Overeenkomst bij wet totstandgekomen soortgelijke bepaling.
3.
De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van de artikelen 10, 11, 12 en 21.
4.
De bevoegde autoriteiten van elk van de Staten kunnen, overeenkomstig met het gebruik van die Staat, uitvoeringsvoorschriften vaststellen die nodig zijn om de andere bepalingen van de Overeenkomst uit te voeren.
5.
De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde de Overeenkomst toe te passen.