Hof Arnhem, 21-09-2010, nr. 200.054.971
ECLI:NL:GHARN:2010:BN7839
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
21-09-2010
- Magistraten
Mrs. C.G. ter Veer, V. van den Brink, L.J. de Kerpel-van de Poel
- Zaaknummer
200.054.971
- LJN
BN7839
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BN7839, Uitspraak, Hof Arnhem, 21‑09‑2010
Uitspraak 21‑09‑2010
Mrs. C.G. ter Veer, V. van den Brink, L.J. de Kerpel-van de Poel
Partij(en)
beschikking van de eerste civiele kamer van 21 september 2010
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen ‘[appellant]’,
gemachtigde: Joost Mengerink, handelend onder de naam ‘RegistratieVrij’, te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T-Mobile Netherlands B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen ‘T-Mobile’,
advocaat: mr. V. Breedveld.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 2 november 2009 die de rechtbank Almelo tussen [appellant] en T-Mobile heeft gegeven; van die beschikking is een fotokopie aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 20 januari 2010 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de beschikking van 2 november 2009, heeft [appellant] grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd en toegelicht en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft verzocht dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw beschikkende, zal bevelen dat T-Mobile de registratie van de haar betreffende bijzonderheden in het CKI van BKR beëindigt, en hiervan onverwijld mededeling doet aan haar, T-Mobile zal veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 1.000,- per dag, indien niet binnen 2 werkdagen na betekening van de beschikking van het hof uitvoering is gegeven aan het door het hof uitgesproken bevel, en T-Mobile zal veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten van deze procedure en de procedure in eerste aanleg.
2.2
Bij verweerschrift heeft T-Mobile verweer gevoerd, en heeft zij bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht. Zij heeft verzocht dat het hof [appellant] in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans het verzoek in hoger beroep aan haar zal ontzeggen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juli 2010. Bij die gelegenheid hebben partijen de zaak mondeling doen toelichten, [appellant] door J. Mengerink, en T-Mobile door mr. Breedveld, advocaat te Den Haag; partijen hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
2.4
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden.
3. De vaststaande feiten
Het hof gaat uit van de in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.5 vastgestelde feiten.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Op grond van artikel 46 lid 4 van de Wet bescherming persoonsgegeven (verder te noemen ‘Wbp’) behoeft de indiening van een verzoekschrift niet door een advocaat te geschieden. De Wbp is de opvolger van de Wet Persoonsregistraties (verder te noemen ‘WPR’). Artikel 34 lid 6 WPR bepaalde dat de verzoekschriftprocedure van toepassing was, maar niet artikel 429d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), vervangen door artikel 278 Rv, zodat verplichte procureursbijstand in eerste aanleg, noch in hoger beroep bij het hof werd voorgeschreven. Nu uit de Memorie van Toelichting bij de Wbp niet blijkt dat het huidige artikel 46 lid 4 Wbp beperkter moet worden opgevat dan hetgeen werd voorgeschreven door artikel 34 lid 6 WPR, moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat [appellant] ook in hoger beroep een verzoekschrift mag indienen dat niet door een advocaat is ondertekend. Het voorgaande betekent dat [appellant] ontvangen kan worden in haar verzoek in hoger beroep.
4.2
[appellant] heeft verzet ingesteld op grond van artikel 40 lid 1 Wbp. Op grond van dit artikel kan de betrokkene indien gegevens het voorwerp zijn van verwerking op grond van artikel 8, onder e en f, van die wet daartegen bij de verantwoordelijke te allen tijden verzet aantekenen in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden.
4.3
[appellant] erkent dat ten tijde van de registratie van de gegevens aan de daarvoor geldende voorwaarden was voldaan. Zij stelt echter dat deze registratie op grond van nadien door haar aan T-Mobile verstrekte informatie op grond van artikel 40 lid 1 Wbp ongedaan had moeten worden gemaakt. Als bijzondere omstandigheden heeft [appellant], samengevat, aangevoerd dat haar de betalingsachterstand niet kan worden verweten omdat deze is ontstaan in een periode dat zij heeft moeten onderduiken wegens gevaar voor eerwraak van de zijde van haar familie. Zij wenst gevrijwaard te worden van de confrontatie met deze traumatische periode uit haar verleden.
4.4
T-Mobile stelt dat [appellant] eind 2007 twee maandfacturen onbetaald heeft gelaten, te weten een factuur van 14 november 2007 van € 351,79 en een factuur van 13 december 2007 van € 216,51. Daarop heeft T-Mobile op 16 december 2007 en nogmaals op 25 februari 2008 een aanmaning aan [appellant] verstuurd met het verzoek de desbetreffende facturen alsnog te betalen. Naar aanleiding van de eerste aanmaning heeft [appellant] op 19 december 2007 telefonisch contact opgenomen met T-Mobile. Er is toen, aldus T-Mobile, een betalingsregeling overeengekomen, te weten aflossing in zes maandtermijnen van € 94,74, voor het eerst te betalen op 2 januari 2008. [appellant] is deze betalingsregeling niet nagekomen; door T-Mobile is slechts eenmaal € 124,- ontvangen op 24 januari 2008. Wegens het uitblijven van betaling is de overeenkomst met [appellant] door T-Mobile eenzijdig ontbonden en is de gehele vordering, € 706,59 ineens opeisbaar gesteld. [appellant] heeft deze door T-Mobile gestelde feiten niet, althans onvoldoende, betwist.
4.5
Nu [appellant] gebruik maakte van de door T-Mobile aangeboden diensten, wist zij dat zij de daaraan verbonden kosten zou moeten betalen. Zij heeft voorts niet aangevoerd dat zij op dat moment niet kon betalen en heeft zelfs een betalingsregeling getroffen. Gelet op al deze omstandigheden acht de hof de door [appellant] aangedragen bijzondere omstandigheden niet dusdanig dat T-Mobile tot het oordeel had moeten komen dat de registratie bij BKR niet in een redelijke verhouding stond tot de nadelige gevolgen die een dergelijke registratie voor [appellant] met zich brengt.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat grief 1 faalt. De grieven 2 en 3 missen zelfstandige betekenis, zodat die geen bespreking meer hoeven.
4.7
Nu [appellant] geen voldoende concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden, passeert het hof haar bewijsaanbod.
5. Slotsom
5.1
De grieven falen, zodat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
5.2
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld, waarbij de salariskosten zullen worden vastgesteld volgens het voor advocaten geldende liquidatietarief.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Almelo van 2 november 2009;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van T-Mobile begroot op € 1.788,- voor salaris van de advocaat en op € 314,- voor griffierecht;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, V. van den Brink en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2010.