Rb. Amsterdam, 23-03-2011, nr. 464073 - HA ZA 10-2229
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ0866
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
23-03-2011
- Zaaknummer
464073 - HA ZA 10-2229
- LJN
BQ0866
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ0866, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 23‑03‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 23‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Exploitatieovereenkomst met muziekuitgeverij door liedjesschrijver (gedaagde) buitengerechtelijk ontbonden. Uitgever vordert verklaring voor recht dat ontbinding geen rechtskracht heeft. Toewijzing. Stelling uitgever dat zij niét is tekortgeschoten in uitvoering inspanningsverbintenis is onvoldoende betwist.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 464073 / HA ZA 10-2229
Vonnis van 23 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIVERSAL MUSIC PUBLISHING MGB B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eiseres,
advocaat mr. B.J.H. Crans,
tegen
1. [A],
wonende te --,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] PRODUCTIONS B.V.,
gevestigd te Blaricum,
gedaagden,
advocaat mr. W.A. Roos.
Eiseres zal hierna Universal worden genoemd.
Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [A] c.s. en ieder afzonderlijk [A] en [A] Productions B.V. worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 27 oktober 2010,
- -
het proces-verbaal van comparitie van 19 januari 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[A] is componist en tekstdichter van een aantal muziekwerken. Hij is enig aandeelhouder van [A] Productions B.V., een muziekuitgeverij waarvan Potatoe Music onderdeel uitmaakt.
2.2.
Bij co-editieovereenkomst van 22 januari 1986, gevolgd door enkele uitgaveovereenkomsten, heeft [A] de exploitatierechten op een deel van de muziekwerken van [A], te weten de liedjes die zijn vermeld in productie 5D bij dagvaarding (hierna: de muziekwerken van [A]), overgedragen aan Potatoe Music en The Company of the Two P(i)eters B.V., daaronder begrepen Mucira Music, zijnde een muziekuitgeverij.
2.3.
In artikel 3 van de uitgaveovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) staat de volgende inspanningsverplichting (hierna: de inspanningsverplichting):
“Uitgever [Potatoe Music en Mucira Music, rechtbank] verplicht zich jegens auteurs [[A] in zijn hoedandigheid van componist en tekstdichter, rechtbank] tot het leveren van een naar opvatting binnen de branche adequate inspanning t.b.v. de exploitatie van het werk.”
2.4.
The Company of the Two P(i)eters B.V. werd in de jaren negentig overgenomen door BMG Music Publishing B.V. (hierna: BMG). BMG werd op haar beurt in 2007 overgenomen door Universal, uitgever van muziekwerken. Aldus zijn de rechten en plichten van The Company of the Two P(i)eters B.V. uit hoofde van de overeenkomsten overgegaan op Universal.
2.5.
Op 16 april 2009 heeft een eerste ontmoeting tussen Universal en [A] plaatsgevonden. Universal toonde bij monde van [B], management director van Universal sedert september 2008 (hierna: [B]), interesse in een overname van de uitgaverechten op de muziekwerken van [A] die voorheen waren ondergebracht bij muziekuitgever [C] maar inmiddels weer bij [A] berustten (hierna: de [C] catalogus). Naar aanleiding van dit gesprek heeft [A] bij e-mail van 20 mei 2009, voor zover hier van belang, het volgende aan [B] meegedeeld:
“Ik heb je toen verteld dat als ik al mijn liedjes weer terug heb, ik graag wil praten over een nieuwe overall uitgavedeal .m.n. met een uitgeverij die daadwerkelijk exploiteert. Universal zou w.m.b. een goede gegadigde zijn omdat de meeste successen van mij ook bij Phonogram (Universal) als platenmaatschappij zijn ondergebracht/uitgekomen, waardoor het mes aan twee kanten zou kunnen snijden. Alvorens daarover met jullie in gesprek te gaan, heb ik je uitgelegd dat ik eerst schoon schip wil maken en al mijn liedjes terug wil hebben. (…) Ik heb je een aantal argumenten genoemd waarom ik meen dat ik naar analogie van de [C]-zaak, het volste recht heb, deze liedjes terug te krijgen.”
2.6.
Bij e-mail van 15 juni 2009 aan [A] heeft [B] hierop, voor zover hier van belang, als volgt gereageerd:
“Naar aanleiding van ons gesprek wil ik je nogmaals aangeven dat wij inderdaad nog steeds belangstelling hebben in de exploitatie van jouw catalogus alsmede in de catalogus welke voorheen via [C] werden geëxploiteerd.
Zoals ik reeds mondeling aangaf heeft Universal Music Publishing de catalogus, na de overname van BMG Music Publishing, circa anderhalf jaar geleden in handen gekregen.
De administratie die wij hebben aangetroffen is niet op alle punten even overzichtelijk.
(…)
Je gaat me daarom wel erg hard waar je stelt dat je al je liedjes “terug” wil hebben, vanwege “niet exploiteren”. Er bestaat voor ons geen reden de rechten op die liedjes aan jou over te dragen.
(…)
Wij pakken de draad graag weer op.”
2.7.
Bij brieven van 7 juli 2009 heeft Universal de platenmaatschappijen van Universal Strategic Marketing, Sony Music Entertainment Netherlands BV en EMI Music cd’s met diverse songs van [A] uit de jaren tachtig gestuurd met de vraag of interesse bestond voor het opnemen van de muziekwerken “Een beetje van dit” en “Als je haar maar goed zit” (behorend tot de muziekwerken van [A]) op een compilatie-cd.
2.8.
Bij brief van 20 juli 2009 heeft Universal de kappersvereniging ANKO, verantwoordelijk voor alle overkoepelende communicatie rondom het kappersvak, een cd gestuurd met daarop onder meer het muziekwerk “Als je haar maar goed zit”, voorzien van de suggestie hiermee aan te sluiten bij één van de audiovisuele promotie campagnes van ANKO.
2.9.
Bij e-mail van 13 juli 2009 heeft [B] aan [A] meegedeeld, voor zover hier van belang:
“Ik ben druk bezig met je portefeuille en heb wat lijntjes uitgegooid over de exploitatie van je catalogus en er ligt al een aantal concrete ideeën bij ons op tafel.
Zo gaan we deze week een brede e-flyer (digitale mailing) uitsturen naar diverse reclame- en mediabureaus waarin we je grootste hits gaan aanprijzen. Voorts zullen wij de titel “Als je haar maar goed zit” van Vulcano gaan pitchen voor de nieuwe landelijke campagne van de overkoepelende kappersorganisatie, ANKO.
Zoals je merkt zijn we druk bezig voor jou en we hebben een enthousiast nieuw team hier zitten dat ook graag jouw ideeën hierover wil horen. (…)
Je geeft aan in je email dat je vasthoudt aan je eis om je liedjes terug te krijgen, maar zoals ik al in mijn vorige email aangaf, zien wij hier geen reden toe. Met BMG heb je enkele jaren geleden al uitvoerig gesproken over de exploitatie en die discussie is volgens mij op jouw verzoek “on-hold” gezet.
Van Universal kan al helemaal niet het verwijt worden gemaakt dat wij stilzitten.
(…)
Wat daar verder ook van zij, wij gaan in ieder geval aan de slag met bovengenoemde plannen.”
2.10.
De in voormelde e-mail genoemde e-flyer bevat, voor zover hier van belang, de volgende tekst:
“Universal Music Publishing Netherlands presenteert
[A]
[A] heeft vele successen gekend als producer en componist, met ruim 40 jaar ervaring in de muziekindustrie. Naast het succes dat hij behaalde met Luv, heeft hij hits geschreven voor o.a. [D], [E], [F] en Volcano.
De catalogus is veelzijdig en uitermate geschikt voor het gebruik in audiovisuele producties.
Voor meer titels van [A] uit de Universal Music Publishing catalogus of het verkrijgen van audiofiles, neem contact op met (…)”
2.11.
Bij brief van 27 juli 2009 aan [B] heeft [A], voor zover hier van belang, als volgt gereageerd op de e-mail van [B] van 13 juli 2009:
“Dat je nu met allerlei acties aan de gang bent en een positief verhaal over je team vertelt, is allemaal leuk en aardig, maar dat je dus stelt geen reden te zien om mij mijn copyrights terug te geven, is voor mij een bijzonder grote teleurstelling. (…)
Het gaat uiteraard niet om jouw persoon, team of bedrijf, het gaat om de reeds jarenlange stilstand in de exploitatie van mijn werken. Dat is voor mij een heel belangrijke reden om mijn rechten terug te vragen. Ook uiteraard omdat ik al mijn werken weer voor 100% onder controle wil hebben, om daarna een zakelijke overeenkomst met een belangstellende te kunnen afsluiten over mijn totale catalogus.”.
2.12.
In een e-mail van 13 augustus 2009 heeft Universal het muziekwerk “Als je haar maar goed zit” van [A] voorgesteld naar aanleiding van een verzoek van TV Tokyo om een “powerful” epic Olympic song” in verband met de uitzending van de Olympische Spelen in Japan in 2010.
2.13.
Bij brief van de Vereniging Professionele Auteurs Lichte Muziek (hierna: Palm) namens [A] van 14 augustus 2009 (hierna: de brief van Palm van 14 augustus 2009) is aan [B] het volgende meegedeeld met betrekking tot de overeenkomsten:
“Inzake: buitengerechtelijke ontbinding uitgave-overeenkomsten
(…)
De werken leveren al geruime tijd niet of nauwelijks inkomsten meer op. Sinds 2004 heeft [A] aandacht gevraagd voor (…) de exploitatie van zijn werken, hetgeen tot op heden niets heeft opgeleverd. [A] stelt tevens dat hij sinds 2004 ook van geen enkele inspanning (...) op de hoogte is gehouden, en thans ook niet door Universal. (...) Een wederom door [A] zelf geïnitieerd initiatief om met Universal van gedachten te wisselen over deze kwestie heeft voor hem geen enkel zinvol resultaat opgeleverd. (…) Dit leidt tot de conclusie dat [de uitgevers, rechtbank] en zijn rechtsopvolgers in gebreke zijn gebleven omdat er geen exploitatie (meer) plaatsvindt. Derhalve komen Universal en Potatoe zijn verplichtingen toerekenbaar niet na.
(…)
De NMUV/VMN en P.A.L.M. hebben samen met Buma/Stemra afgesproken hoe auteurs en uitgevers in dergelijke gevallen met elkaar omgaan. Wij sluiten de formulering m.b.t. deze procedure hierbij in en verzoek je, conform deze procedure, contact op te nemen met [A] voor overleg.
Als dit overleg binnen 3 maanden niets oplevert zullen de overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden blijven.”
2.14.
In een e-mail van 14 september 2009 aan radiostation 100% NL heeft [B] de aandacht gevestigd op diverse muziekwerken van [A], met het idee “om in het weekend twee uur stil te staan bij deze geschiedenisschrijvers en hun repertoire af te wisselen met de verhalen achter de songs”.
2.15.
Bij brief van 24 september 2009 heeft Palm namens [A], voor zover hier van belang, het volgende aan [B] meegedeeld naar aanleiding van de brief van Palm van 14 augustus 2009 en een reactie daarop van [B] van 14 september 2009:
“Wij zijn ervan op de hoogte dat je in gesprek bent met [A] (…) over de exploitatie van zijn werken. Het is ons ook bekend dat je, voordat [A] contact met je opnam (…) je er niet eens van op de hoogte was dat (een deel van) zijn werken door Universal vertegenwoordigd word na de overname van MBG Music Publishing. Het is ons ook bekend dat de tot op heden gevoerde gesprekken vooralsnog geen licht aan de horizon hebben doen schijnen. Maar ook is ons bekend dat sinds [A] contact met jou heeft opgenomen (…) Universal zich bewust is geworden van haar taak om de gerechtvaardigde belangen van [A] serieus te nemen.
(…)
Nu de ontbindingsprocedure volgens het protocol in gang is gezet betekent dit dat wanneer tussen partijen geen overeenstemming te bereiken is de ontbinding per 14 augustus definitief is.”
2.16.
Op 28 september 2009 heeft een ontmoeting plaatsgevonden, waarbij [B] [A] een (powerpoint) presentatie heeft gegeven met een samenvatting van de volgende activiteiten van Universal ten behoeve van exploitatie van de muziekwerken van [A]:
“Radio
- -
Overleg met 100% NL
- -
Wekelijkse radio special over Nederlandse top producers/schrijvers
- -
Verhalen van toen en nu afgewisseld met repertoire
- -
Aanpak in combinatie met 100% NL magazine
Televisie
- -
Songs worden en zijn gepitched bij alle grote televisiezenders en tv productiebedrijven voor montage in programma’s. (zowel voor leader muziek als underscores)
- -
Werken momenteel met Endemol aan TV format over Nederlandse muziek en historie in beeld waar uiteraard ook [A] onderdeel van uit kan gaan maken.
Film/Commercials
- -
Songs zijn en worden gepitched voor zowel specifieke campagnes, kappers organisatie ANKO, als brede campagnes
- -
dmv mailings zijn alle reclame en mediabureaus op de hoogte gebracht van repertoire
- -
Op basis van de te produceren speelfilms voor 2010 zijn we bezig de meest passende songs te pitchen voor scenes
Print
- -
Exploitatie van bladmuziek loopt
- -
We denken eraan om bij de 100% NL aanpak een speciale bladmuziekbundel te laten maken zodat het initiatief crossmediaal geexploiteerd kan worden
Recordings/Compilaties
- -
We hebben alle platenmaatschappijen die zich bezighouden met compilatie cd’s voorzien van repertoire. Het blijkt namelijk dat er veel vraag is naar lokale hits uit de jaren 70 en 80. We verwachten hier komende maanden tastbaar resultaat uit te halen.
- -
Verder zijn de werken in het buitenland aangeboden voor covers. Onder meer in Japan hebben we meerdere initatieven lopen waar songs voor zijn aangeboden.
- -
Ook praten we over het laten remixen/coveren van enkele van de werken.
Next steps…
- -
Wat missen we nog aan initatieven?
- -
Suggesties?”
2.17.
Nadat voormelde activiteiten van Universal vooralsnog geen concreet resultaat hadden opgeleverd, heeft Palm namens [A] bij brief van 10 november 2009, voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld aan [B]:
“Op vrijdag 13 november aanstaande loopt volgens het bekend veronderstelde protocol de periode af waarin je met [A] tot overeenstemming kunt komen over de exploitatie van zijn werken die door Universal beheerd worden.
Hoewel er tussen jullie enige contacten hebben plaatsgevonden in de afgelopen maanden heeft dit tot op heden nog niets concreets opgeleverd. (…)
Niettemin heeft [A] P.A.L.M. te kennen gegeven van goede wil en bereid te zijn om te onderzoeken of er tot zaken gekomen kan worden en wil de termijn met nog drie maanden te verlengen, aldus tot 13 februari 2010.”
2.18.
Naar aanleiding van een bespreking met [A] op 3 december 2010 heeft [B] op 8 december 2009 aan [A] een e-mail gestuurd, die, voor zover hier van belang, luidt als volgt:
“Vooropgesteld ben ik blij dat jullie Universal 3 maanden verlenging gegeven hebben van de PALM/MNUV procedure. Jullie gaven aan dat de achterliggende reden hiervan voortvloeit uit het feit dat onze plannen en intenties er zeer goed uitzien en wij wat meer ruimte krijgen om begin 2010 aanvullende plannen te kunnen overleggen. Zoals uitgesproken zal ik jullie in januari uiteenzetten wat we in het nieuwe jaar zullen gaan doen.
(…)
Ik (…) zie jullie weer in januari.”
2.19.
Na een verzoek om aanvullende informatie in de e-mail van [B] van 8 december 2009 heeft [A] bij e-mail van 14 december 2009 aan [B] suggesties gedaan betreffende de financiële voorwaarden waaronder hij akkoord zou kunnen gaan met een overname door Universal van de [C] catalogus en heeft [A] aan [B] nadere informatie daarover opgestuurd.
2.20.
In reactie op deze e-mail heeft [B] aan [A] op 15 december 2009 gemaild, voor zover hier van belang:
“In verband met mijn aanstaande vakantie (…) beloof ik je in januari inhoudelijk bij je terug te komen met een voorstel.”
2.21.
Nadat er in de maanden januari en februari 2010 geen contact tussen Universal en [A] over de muziekwerken van [A] was geweest, heeft [A] op 3 maart 2010 aan [B] een e-mail gestuurd. Deze e-mail luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Hierbij laten wij je weten teleurgesteld te zijn in het feit dat we al weer een hele tijd niets van je mochten vernemen in deze lopende zaak.
Ondanks de gesprekken die we bij jou op kantoor hebben gehad (…) en tevens je belofte om in januari 2010 een volgende meeting te regelen met de toespeling dat je dan met hele interessante en ook concrete plannen op de proppen zou komen, hebben we helaas niets meer van je gehoord. (…)
Wij gaan nu dus onverkort de z.g. Palm procedure voortzetten, wat betekent dat Universal Music nu de 2e brief gaat krijgen voor de 2e termijn van 3 maanden die feitelijk is ingegaan 13 februari j.l.”
2.22.
Bij e-mail van 9 maart 2010 heeft [B] [A] het volgende meegedeeld, voor zover hier van belang:
“Ik begrijp enigszins jullie teleurstelling, echter, (…) lopen zaken wel eens vertraging op. (…) In het geval van het interessante en concrete plan welke ik in januari beoogde te presenteren was dat het geval. (…)
Ik werk momenteel aan een uitgebreide presentatie welke ik zal toesturen als jullie interesse hebben.”
2.23.
In reactie op deze e-mail heeft [A] bij e-mail aan [B] van 9 maart 2010 het volgende, voor zover hier van belang, meegedeeld:
“Het loopt inderdaad wel eens anders dan gehoopt of voorspeld, maar dan verwacht je van je gesprekspartner in dat geval wel een reactie dat het iets meer tijd neemt met redenen omkleed. Welnu, wij zijn niet met een negatieve invalshoek bezig, dus willen we je tot 20 maart a.s. de tijd geven om met een definitief en concreet voorstel te komen inzake al hetgeen we hebben besproken. (…)
We zullen op onze beurt Palm (…) laten weten dat de 2e brief inzake buitengerechtelijke ontbinding nog even wordt aangehouden tot nader order.”
2.24.
Bij e-mail van 12 maart 2010 heeft [B] aan [A], voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:
“Zoals afgesproken kom ik hierbij terug met een update rondom de exploitatie (…)
We hebben de laatste maanden vele initiatieven ondernomen met het repertoire van [A] echter zijn daar tot op heden nog geen concrete resultaten uit gerealiseerd. Dat betreurt ons zeer echter wij kunnen de afnemers niet verplichten om songs te gebruiken welke wij voorstellen. Uiteraard blijven we creatief nadenken over nieuwe wegen. Daarnaast hebben we ons ook ingezet om nieuwe materiaal van [A] te exploiteren. Het meest concrete voorbeeld is dé voetbalsong van 2010 welke we bij Albert Heijn hebben aangeboden. Zoals gezegd zouden we graag ook andere supermarkten gaan bestoken met dit waanzinnige lied. Graag verzoek ik jullie nogmaals of jullie hiermee akkoord zijn. Aangezien er nog heel veel te winnen is voor het repertoire van [A] in de digitale/online wereld hebben wij 3 concrete initiatieven ontwikkeld om dit repertoire niet allen wereldwijd beschikbaar, maar tevens verkrijgbaar te maken. Zeker in het geval waarbij [A] mastereigenaar is van vele van zijn hits zouden deze initiatieven aan twee kanten voordelen op kunnen leveren voor [A]. Ik zal proberen hieronder de initiatieven kort uiteen te zetten:
- 1)
I-Tunes: een groot aantal van de songs van [A] zijn nog niet verkrijgbaar op i-tunes. Enerzijds
is dat het gevolg van het feit dat niet alle maatschappijen hun volledige repertoire aanbieden via deze shop, anderzijds heeft [A] waarschijnlijk geen toegang tot i-tunes daar er voorwaarden worden gesteld aan de repertoire aanbieders. Ik zou de masters van ondermeer Vulcano, en waar mogelijk ook de andere masters van [A], via ons beschikbaar willen stellen op i-tunes. Ik heb daar onlangs akkoord voor gekregen binnen de organisatie. Op deze manier zullen ook de hits van [A] in de betaalde digitale download wereld beschikbaar zijn.
- 2)
Ook heb ik onlangs akkoord gekregen om het repertoire van [A] beschikbaar te stellen via het
binnenkort te lanceren downloadplatform op www.muziek.nl. Deze muziekportal is uitermate
geschikt voor het repertoire van [A]. Wij zijn nu bezig met de voorbereidingen van een
uitgebreide campagne ter promotie van muziek.nl.
- 3)
Ten slotte zal het werk van [A] beschikbaar zijn via www.nederpopradio.nl
Universal Music Publishing zal binnen 3 maanden "live" gaan met ons eigen digitale online
radiostation. Het repertoire wat uitgezonden zal worden middels een 24 uurs programmering
betreft het beste van Nederlandse bodem. Nederlands product uit de jaren zeventig en tachtig
afgewisseld met hits van nu. Los van het feit dat dit radiostation wereldwijd te ontvangen is
zullen we luisteraars ook de mogelijkheid geven om via de shop ook de tracks te kunnen kopen.
Als masterowner zal [A] dus ook hier voordeel uit kunnen halen. Genoemd radiostation zullen
we in een partnerprogramma aan gaan bieden aan merken welke zich willen verbinden aan
muziek uit die periode. Daarnaast zullen we via marketing het station op de markt proberen te
zetten als het digitale nederpopstation. Er zijn ook intern gesprekken gaande om daar een
Nederpopevenement aan te hangen.
Verder praten we nog steeds met Endemol om te kijken of er ook een tv format opgehangen
kan worden aan dit initiatief waardoor we een bredere exposure kunnen halen uit het
initiatief.
Graag verneem ik zo spoedig mogelijk of [A] akkoord is met het bovenstaande. In dat geval ontvang ik zo snel mogelijk de masters. Zonder die masters kan ik natuurlijk niet veel.”
Voorts is in deze e-mail een voorstel gedaan door Universal betreffende de overname door Universal van de [C] catalogus.
2.25.
[A] heeft bij e-mail aan [B] van 16 maart 2010 als volgt, voor zover hier van belang, gereageerd op voormelde e-mail:
“De door jou genoemde punten 1 t/m 3 hadden eigenlijk v.w.b. de werken van [A] al lang op genoemde wijze geëxploiteerd moeten worden. Hetgeen jij allemaal nu noemt aan mogelijkheden en exploitatie sterkt ons in de overtuiging dat er veel te weinig tot niets is gedaan met de werken van [A]. (…)
Wij gaan dan ook niet akkoord met jouw verzoek om de masters in eigendom van [A] aan jullie te verstrekken. (…)
We zijn wel zo sportief om toch de datum van 20 maart aan te houden als start voor de 2e termijn brief van Palm inzake het vervolg van de procedure Buitengerechtelijke ontbinding [A] – UMP.”
2.26.
Bij e-mail van 19 maart 2010 heeft [B] het volgende meegedeeld aan [A]:
“Nou, het valt niet mee jullie tevreden te stellen. (…)
Hoewel ik mijn uiterste best voor [A] doe (…) loop ik er tegenaan dat het werk van [A] als gedateerd wordt gezien en dat er geen bijzonder grote interesse voor bestaat. Ik had eerlijk gezegd gehoopt dat er meer animo voor het werk van [A] zou bestaan, maar dat valt dus enorm tegen. Daarbij is het probleem dat ik maar een klein deel van het werk van [A] kan aanbieden. Het Universal deel van het werk van [A] bevat niet de beste songs.
Ik vind het erg jammer dat jullie de masters niet ter beschikking willen stellen voor exploitatie. Die masters heb ik beslist nodig om het werk van [A] op de diverse internetflora, zoals Itunes en muzie.nl te zetten. Ik kan alle inspanningen die ik heb gedaan niet verzilveren zonder die masters. Dat zou zonde zijn. Ik verzoek jullie dus met klem nogmaals mij deze te verstrekken. (…)
We hebben zoals je weet net deze maand definitief akkoord gekregen voor de offertes en de bouw van het radiostation. Ik ben daar heel hard mee bezig geweest. We zijn daar ook nu nog hard mee aan de slag. [A] is in de plannen voor de programmering opgenomen.
(…)
Ik heb dus onder andere on-line initiatieven ontwikkeld, ik heb landelijke radiostations benaderd, ik heb merchandising initiatieven ontwikkeld, ik heb acties ingestoken. Wat overblijft is bladmuziek en regionale radio. Maar daar is geen redelijke opbrengst van te verwachten. Voor de ontwikkeling van bladmuziek kan ik bovendien in het geheel niet uit de voeten met de beperkte catalogus waarover wij beschikken.
Mijn vraag aan jullie is, wat missen jullie nog aan exploitatieactiviteiten? Graag verneem ik jullie gedachten daarover.”
2.27.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de overname door Universal van de [C] catalogus.
2.28.
Bij brief van 5 maart 2010, ontvangen door Universal op 11 maart 2010 en door Buma/Stemra op 19 maart 2010, heeft Palm aan [B] het volgende meegedeeld:
“Inzake: buitengerechtelijke ontbinding uitgave-overeenkomsten
(…)
Aansluitend aan onze aangetekende brief van 10 november 2009 delen wij je het volgende mee.
Volgens het bij jullie bekend veronderstelde P.A.L.M. / VMN-NMUV/Buma-Stemra-protocol inzake buitengerechtelijke ontbinding van muziekuitgave-overeenkomsten is op dinsdag 13 februari 2010 de met drie maanden verlengde periode van de tweede termijn verlopen. Ook in de afgelopen zes maanden heeft overleg tussen [A] en Universal niet tot vruchtbare gesprekken of concrete exploitatieresultaten geleid.
Dit betekent dat [A] aan Buma-Stemra zal berichten het uitgave-aandeel van titels (…) geblokkeerd wordt (…).
Volgens het protocol heeft Universal nu drie maanden de tijd om de blokkering van het uitgave aandeel opgedaan te maken bij de bevoegde rechterlijke instantie, voordat definitief de ontbinding van de uitgaveovereenkomsten een feit zal zijn.”
2.29.
Buma/Stemra heeft blijkens haar brief aan Universal van 19 maart 2010 de vergoedingen aan Universal uit hoofde van de exploitatie van de muziekwerken van [A] met ingang van 19 maart 2010 geblokkeerd.
3. Het geschil
3.1.
Universal vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
Te verklaren voor recht dat de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde door [A] ingeroepen ontbinding geen werking heeft, althans deze ontbinding ongedaan te maken dan wel nietig te verklaren,
- 2.
[A] te bevelen binnen twee dagen na betekening van het vonnis Buma/Stemra schriftelijk te bevestigen dat Universal onverminderd beschikt over de door [A] overgedragen exploitatierechten ten aanzien van de in productie 14 genoemde lijst van werken op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,00 per dag dat [A] deze veroordeling niet nakomt,
- 3.
[A] en [A] Productions B.V. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de gelden die Buma/Stemra met ingang van
20 maart 2010 heeft geblokkeerd tot aan de dag van uitkering.
3.2.
Universal heeft ter zitting verklaard dat de eis jegens [G] is vervallen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de vorderingen jegens [G], als opgenomen in het dictum van de dagvaarding onder 4 tot en met 7, geen beoordeling meer behoeven. Daarom zijn deze vorderingen onder 3.1. niet opgenomen.
3.3.
[A] c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
[A] Productions B.V.
4.1.
Universal heeft ter zitting verklaard dat [A] Productions B.V. is gedagvaard omdat zij deze rechtspersoon aansprakelijk acht voor de wettelijke rente. De rechtbank begrijpt dat hiermee dus (slechts) wordt gedoeld op de vordering sub 3. Universal stelt dat [A] Productions B.V. hoofdelijk aansprakelijk is voor vergoeding van wettelijke rente over de door haar gemiste Buma/Stemra inkomsten.
Deze – door [A] c.s. betwiste – stelling mist naar het oordeel van de rechtbank voldoende feitelijke grondslag om toegewezen te kunnen worden. Universal voert aan dat [A] Productions B.V., althans de muziekuitgeverij Potatoe Music die daarvan onderdeel maakt, partij is bij de overeenkomsten en er sprake is van een co-editieovereenkomst en daarmee een gemeenschap tussen Universal en [A] Productions B.V. Universal stelt dat [A] Productions B.V. niet aan haar exploitatieverplichtingen heeft voldaan jegens [A]. Hieraan kan echter – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet de conclusie worden verbonden dat [A] Productions B.V. aansprakelijk is jegens Universal voor de betaling van de wettelijke rente over de gelden die Buma/Stemra met ingang van 19 maart 2010 heeft geblokkeerd tot aan de dag van uitkering. Als onbetwist staat immers vast dat deze blokkade zijn grond vindt in de gestelde buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten voor zover deze zijn gesloten met Universal waarop [A] zich beroept en de door [A] in dit verband gestelde tekortkoming in de uit die overeenkomsten voortvloeiende inspanningsverplichting van Universal jegens [A] in privé.
Voor zover de vordering onder rechtsoverweging (r.o.) 3.1. sub 3 is gericht tegen [A] Productions B.V. zal deze derhalve worden afgewezen. De navolgende beoordeling ziet dan ook slechts op de vorderingen sub 1 tot en met 3 voor zover deze tot [A] zijn gericht.
De inspanningsverplichting van Universal jegens [A]
4.2.
De kern van het dispuut tussen partijen is of de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten waarop [A] zich – onder verwijzing naar de brieven van Palm, laatstelijk van 5 maart 2010 (r.o. 2.28) – beroept, gegrond is.
Daarbij is in geding de waardering van de uit de uitgaveovereenkomsten voortvloeiende inspanningsverplichting van Universal jegens [A], neerkomend op het leveren van een naar opvatting binnen de branche adequate inspanning ten behoeve van de exploitatie van de muziekwerken van [A], te weten – zoals ter zitting tussen partijen is vastgesteld – de liedjes die zijn vermeld in productie 5D bij dagvaarding.
Universal stelt meest verstrekkend dat Universal aan deze inspanningsverplichting heeft voldaan, zodat geen sprake is van een tekortkoming en [A] dus niet gerechtigd was tot ontbinding. [A] voert aan dat Universal wel is tekortgeschoten in de uitvoering van deze inspanningsverplichting, zodat hij gerechtigd was tot buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten.
4.3.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat, wanneer de schuldenaar in verzuim is. Ontbinding kan op grond van artikel 6:267 lid 1 BW plaatsvinden door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde.
4.4.
Tussen partijen staat als niet (voldoende) betwist vast dat de rechtsvoorgangers van Universal tussen 2003 en 2007 en Universal tussen 2007 en juni 2009 (hoegenaamd) geen exploitatieactiviteiten ten behoeve van de muziekwerken van [A] hebben verricht. Universal (met name [B]) heeft vanaf juni 2009 naar aanleiding van het eerste contactmoment tussen [B] en [A] in april 2009 volgens haar eigen stellingen de draad weer opgepakt en activiteiten verricht ten behoeve van de exploitatie van de onder r.o. 2.2 omschreven muziekwerken van [A].
4.5.
Universal stelt dat de nakoming van haar inspanningsverplichting niet blijvend onmogelijk was, dat zij niet in gebreke is gesteld door [A], zij dus niet in verzuim is geraakt en dat aldus niet is voldaan aan de wettelijke eis voor ontbinding als vermeld in artikel 6:265 lid 2 BW.
[A] heeft de stelling dat nakoming van haar exploitatieverplichting niet blijvend onmogelijk was (en dat derhalve een ingebrekestelling noodzakelijk was om te voldoen aan het verzuimvereiste) niet betwist. Evenmin heeft hij aangevoerd dat die nakoming tijdelijk onmogelijk was.
[A] heeft in dit verband verwezen naar de brief van Palm aan [B] van 14 augustus 2009 (r.o. 2.13). In laatstgenoemde brief staat een termijn van drie maanden vermeld, dus tot en met 13 november 2009, welke vervolgens bij brief van Palm van 10 november 2011 (r.o. 2.17) is verlengd tot 13 februari 2010 en daarop wederom verlengd bij e-mail van [A] van 9 maart 2010 (r.o. 2.23) tot uiteindelijk 20 maart 2010.
Het bovenstaande veronderstelt dat nakoming van de inspanningsverplichting door Universal ook in de visie van [A] nog mogelijk was, de langdurige voorliggende periode van het niets-doen ten spijt, zodat Universal er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat haar in voornoemde periode alsnog de kans daartoe werd geboden. Dit is ook in lijn met de stellingen van [A] dat hij Universal “het voordeel van de twijfel” en “een echte kans” wilde geven.
Ter beoordeling ligt derhalve de vraag voor of Universal met de door haar verrichte activiteiten ten behoeve van de exploitatie van de muziekwerken van [A] in de periode vanaf het oppakken daarvan in juni 2009 (zie de e-mail van 15 juni 2009 van [B] aan [A], r.o. 2.6.) tot het einde van de in het kader van de Palm-procedure aan Universal gestelde (verlengde) deadline, zijnde 20 maart 2010, aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan dan wel in de uitvoering daarvan is tekortgeschoten. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.6.
Tijdens de bespreking van 28 september 2009 heeft Universal aan [A] de door haar sinds juni 2009 verrichte en geplande activiteiten gepresenteerd, als weergegeven onder r.o. 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.12, 2.14 en 2.16. Hoewel [A] volgens zijn eigen stellingen op basis van deze presentatie van mening was dat Universal hiermee niet aan haar inspanningsverplichting had voldaan omdat deze niets concreets hadden opgeleverd, is hij toch niet overgegaan tot het bij brief van Palm van 14 augustus 2010 aangekondigde doorzetten van de buitengerechtelijke ontbinding na het verlopen van de in die brief gestelde termijn van 3 maanden op 13 november 2009. Integendeel, bij brief van Palm aan [B] van 10 november 2009 (r.o. 2.17) is deze termijn verlengd tot 13 februari 2010. Ook nadat [A] was gebleken dat Universal haar toezegging dat zij in januari 2010 met een presentatie van nieuwe, concrete en interessante plannen niet had waargemaakt, is hij niet overgegaan tot ontbinding, maar heeft hij daarentegen bij e-mail van 9 maart 2010 (r.o. 2.23) wederom de termijn verlengd, te weten tot 20 maart 2010. Vervolgens heeft Universal bij e-mail van 12 maart 2010 aan [A] drie concrete plannen gepresenteerd, als weergegeven onder 2.24.
4.7.
Universal heeft haar stelling dat zij aan haar onder 4.2. weergegeven inspanningsverplichting heeft voldaan, onderbouwd met de hierboven bedoelde specifieke activiteiten en voorstellen ten behoeve van de exploitatie van de muziekwerken van [A] in de periode vanaf juni 2009 tot 20 maart 2010. In het licht daarvan heeft [A] zijn verweer, tevens grondslag voor de buitengerechtelijke ontbinding waarop hij zich beroept, dat Universal in de uitvoering van die inspanningsverplichting is tekortgeschoten, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende met specifieke feiten en omstandigheden onderbouwd. Ter nadere toelichting hiervan dient het volgende.
4.8.
Het verweer van [A] dat de verrichte activiteiten en gepresenteerde voorstellen van Universal te laat zijn, snijdt geen hout. Het specifieke verweer van [A] dat verkoop via I-tunes en You Tube al lang geregeld had moeten zijn, stuit reeds af op het hierna overwogene onder 4.13. Ook overigens kan het beroep op “te laat” niet slagen. [A] heeft – als weergegeven onder 4.5. – tot twee keer toe het doorzetten van de aangekondigde buitengerechtelijke ontbinding uitgesteld en daarmee Universal de kans heeft gegeven alsnog aan haar inspanningsverplichting te voldoen. Universal mocht daaraan de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat zij ter voldoening aan haar inspanningsverplichting alsnog met nieuwe voorstellen kon komen. Dat [A] het in het vooruitzicht stellen van een buitengerechtelijke ontbinding via de Palm-procedure ook heeft ingezet om zijn onderhandelingen met Universal betreffende de overname van de [C]-catalogus kracht bij te zetten, hetgeen hem op zich vrij stond, laat onverlet het gerechtvaardigde belang van Universal bij een waardering van haar exploitatieinspanningen op eigen merites in de periode waarin zij ook volgens [A] nog de kans had aan haar inspanningsverplichtingen te voldoen, ook toen – de verlenging van deze periode ten spijt – deze overname-onderhandelingen zonder resultaat bleven. In dit licht bezien komt aan [A] – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – een beroep op “te laat” redelijkerwijs niet toe.
4.9.
Het – inhoudelijk door Universal betwiste – verweer van [A] dat Universal [A] ten onrechte niet heeft betrokken bij de exploitatieactiviteiten en -plannen, wat daar verder van zij, is – zoals terecht ter zitting opgemerkt door Universal – niet consistent te achten met de eveneens ingenomen stelling van [A] dat [A] aan (al) zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten heeft voldaan door de werken over te dragen en dat de uitgeefverplichting volledig bij Universal lag. Daarbij komt dat [A] niet heeft aangegeven waar het raadplegen door Universal van [A] toe geleid zou kunnen of moeten hebben. Dit verweer faalt derhalve.
4.10.
Het verweer van [A] dat Universal niet verder is gekomen dan ongerichte mailings, dat het is gebleven bij vrijblijvende briefjes en e-mails en dat dit neerkomt op ‘windowdressing’, kan door de rechtbank niet worden onderschreven.
Tussen partijen staat immers vast dat Universal gerichte met concrete exploitatie ideeën voorziene pitchbrieven heeft gestuurd aan Universal Strategic Marketing, Sony Music Entertainment Netherlands BV, EMI Music en ANKO. Evenmin is weersproken dat Universal de muziekwerken van [A] onder de aandacht heeft gebracht bij Endemol in het kader van het idee een tv format over Nederlandse muziek en historie in beeld te brengen.
Bovendien staat vast dat een gerichte pitchmail is verstuurd ten behoeve van de Olympische spelen in Japan. Het verweer van [A] dat het daarbij aangeboden muziekwerk “Als je haar maar goed zit” niet geschikt was als ‘Olympic song’, is door Universal gepareerd met het betoog dat werd gepitcht met de melodie en niet met de tekst hiervan, waarna [A] zijn verweer dat hier sprake is van een ‘gratuite’ mail, niet nader heeft gespecificeerd.
Voorts beroept Universal zich op haar mededeling aan [A] (zie r.o. 2.9. 2.10. en 2.16) terzake van het versturen van e-flyers aan reclame- en mediabureaus om de muziekwerken van [A] onder de aandacht te brengen ten behoeve van commercials. Voor zover [A] heeft beoogd te stellen dat deze e-flyeractie ongericht zou zijn omdat Universal niet heeft gespecificeerd aan welke reclame- en mediabureaus zij deze heeft verstuurd, legt dit verweer in deze context te weinig gewicht in de schaal om deze door Universal gestelde inspanning ten behoeve van exploitatie van de muziekwerken van [A] te pareren. [A] heeft aldus onvoldoende gemotiveerd betwist dat Universal deze inspanning heeft verricht.
4.11.
Het verweer van [A] dat Universal (naar aanleiding van voornoemde pitches) niet heeft nagebeld en er niet aan heeft getrokken, is door Universal als volgt weersproken. De portefeuille waarop de inspanningsverplichting van Universal zich ingevolge de overeenkomsten dient te richten, betreft vrij oude muziekwerken van [A], die bovendien – enkele uitzonderingen daargelaten zoals de muziekwerken “Als je haar maar goed zit”, “Een beetje van dit” en ‘Let your sun shine” – niet de meest succesvolle zijn. De belangrijkste hits van [A] zaten in de [C] catalogus, waarover [A] inmiddels weer de volle beschikking heeft, en dateren uit de jaren zeventig. Daar komt bij dat [A] de afgelopen 20 jaar geen succesvolle nummers heeft geschreven. De markt is thans kennelijk niet erg geïnteresseerd in de muziekwerken van [A], maar Universal verwacht dat de werken op een zeker moment wel weer vruchten zullen afwerpen. Universal houdt wat dat betreft de vinger aan de pols. Aldus steeds Universal, die in dit verband ter zitting nog heeft opgemerkt dat teveel nabellen voor dergelijke toch tamelijk oude liedjes alleen maar irritatie zou opwekken.
[A] heeft in het licht van dit betoog van Universal zijn verweer onvoldoende nader beargumenteerd. [A] heeft met name nagelaten specifieker aan te voeren welke nadere inspanningen in dit verband dan wel van Universal verlangd hadden mogen worden, hetgeen wel in de rede had gelegen.
4.12.
[A] voert het verweer dat Universal had moeten zorgen voor covers van de muziekwerken. Als onbetwist staat echter vast dat Universal tijdens haar onder 2.16 weergegeven presentatie melding heeft gemaakt van het aanbieden van werken in het buitenland voor covers en dat Universal, als overwogen onder 4.10, inspanningen heeft verricht om een muziekwerk van [A] te coveren in Japan. Ter zitting heeft Universal bovendien gesteld dat de muziekwerken van [A] voornamelijk locale Nederlandse liedjes betreffen en dat het gemakkelijker is om grote internationale hits gecoverd te krijgen. Tegenover deze onderbouwde stellingname van Universal en gegeven het feit dat het (ook hier) een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis van Universal betreft, had het op de weg van [A] gelegen zijn verweer nader te adstrueren. Dit verweer kan bij gebreke daarvan niet slagen.
Dit oordeel treft ook het verweer van [A] dat Universal haar eigen netwerk niet daadwerkelijk heeft gebruikt. Vaststaat immers dat Universal wel een pitchbrief heeft gestuurd aan Universal Strategic Marketing en – zoals hierna nog nader zal worden overwogen – het concrete voornemen heeft geopperd om de muziekwerken van [A] uit te zenden op haar eigen (destijds in oprichting zijnde) digitale on-line radiostation www.nederpopradio.nl. Als onbetwist staat derhalve vast dat Universal zich wel heeft ingespannen om de exploitatie van de muziekwerken van [A] te bewerkstelligen middels haar eigen netwerk, terwijl [A] voorts niet specifiek heeft aangevoerd dat deze concrete inspanningen in het licht van hetgeen [A] op grond van de overeenkomsten mocht verwachten, onvoldoende waren.
Het verweer bestaande uit de verklaring van de raadsman van [A] ter zitting dat hij op de website van www.nederpopradio.nl de muziek(voorkeurnummers) niet kon beluisteren, waaruit hij concludeert dat deze website niet werkt, is – nog afgezien van de betwisting daarvan door Universal – niet toereikend te achten ter weerlegging van de stelling van Universal dat zij zich in de periode die is voorafgegaan aan de door [A] gestelde deadline van 20 maart 2010 inspanningen heeft gepleegd ter oprichting van dit radiostation met concreet potentieel voor uitzending van de muziekwerken van [A].
4.13.
Bovendien is van belang de stelling van Universal dat zij in verband met de in haar e-mail van 12 maart 2010 (r.o. 2.24) gepresenteerde plannen voor I-tunes en muziek.nl de masters van [A] betreffende de daarvoor in aanmerking komende muziekwerken nodig had en aan [A] heeft verzocht deze beschikbaar te stellen, maar dat [A] niet aan dit verzoek heeft voldaan.
[A] heeft deze stellingname onvoldoende gemotiveerd betwist. Zowel het verweer van [A] ter zitting dat hem nooit is gevraagd om masters als de verklaring van zijn raadsman dat de masters bij Phonogram - onderdeel van Universal – liggen, zijn immers strijdig met het bericht van [A] in diens e-mail aan [B] van 16 maart 2010 (r.o. 2.25) waarin, in reactie op voormelde e-mail van Universal, klip en klaar wordt meegedeeld: “Wij gaan dan ook niet akkoord met jouw verzoek om de masters in eigendom van [A] aan jullie te verstrekken”. Bovendien laat de mededeling van [A] dat hij de masters niet in eigendom wil verstrekken – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – onverlet de mogelijkheid om deze ter beschikking te stellen aan Universal voor het door Universal aangegeven exploitatiedoel. Voorts wordt in ogenschouw genomen het herhaalde verzoek van [B] in zijn e-mail van 19 maart 2010 (r.o. 2.26) aan [A] om de masters te verstrekken. Niet gesteld of gebleken is dat deze e-mail is beantwoord door [A] met de correctie dat deze masters bij Phonogram lagen. Dit gegeven maakt dat als [A] alsnog wilde betwisten dat hij de door Universal verlangde masters om die reden niet kon overleggen, hij dit nader had moeten onderbouwen.
Nu deze verweren derhalve falen, volgt hieruit dat aan [A] ten aanzien van voornoemde door Universal voorgestelde activiteiten temeer geen beroep toekomt op “te weinig”.
4.14.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat [A] zijn verweer dat de activiteiten van Universal te weinig zijn geweest, onvoldoende nader heeft gestaafd met specifieke argumenten ten aanzien van hetgeen [A] op basis van de gebruiken in de branche (nog) meer van Universal had mogen verlangen ter uitvoering van haar inspanningsverplichting. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals terecht is aangevoerd door Universal en door [A] niet is betwist, de verplichting van Universal die ter beoordeling voorligt, een inspanningsverbintenis en dus geen resultaatsverbintenis betreft. Gelet op de gespecificeerde opsomming van de verrichte en voorgestelde activiteiten van Universal had het op de weg van [A] gelegen zijn niet uitgekomen verwachtingen omtrent de uitvoering van die inspannningsverplichting nader gespecificeerd kenbaar te maken. [A] heeft evenwel – ook desgevraagd ter zitting – geen voldoende nader geformuleerd standpunt hieromtrent ingenomen.
4.15.
De slotsom van het bovenstaande is dat de stelling van Universal dat zij aan haar inspanningsverplichting jegens [A] heeft voldaan, als onvoldoende gemotiveerd weersproken vaststaat.
Nu het verweer van [A] dat Universal is tekortgeschoten in de uitvoering van haar inspanningsverplichting faalt, komt daarmee de grondslag onder de buitengerechtelijke ontbinding waarop hij zich beroept, te ontvallen aangezien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:267 lid 1 juncto 6:265 lid 1 BW. Hieruit volgt dat de overeenkomsten niet buitengerechtelijk ontbonden zijn door [A].
4.16.
Bij deze stand van zaken behoeft hetgeen terzake voorts nog door partijen over en weer is aangevoerd geen nadere bespreking.
De vorderingen
4.17.
Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde door [A] ingeroepen ontbinding geen werking heeft, zal worden toegewezen.
Ook het gevorderde bevel aan [A] om binnen twee dagen na betekening van het vonnis Buma/Stemra schriftelijk te bevestigen dat Universal onverminderd beschikt over de door [A] overgedragen exploitatierechten zal worden toegewezen als na te noemen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat tussen partijen ter zitting is komen vast te staan dat de in het geding zijnde exploitatierechten betrekking hebben op de muziekwerken van [A] als weergegeven in productie 5D bij dagvaarding. De gevorderde dwangsom is niet weersproken en zal eveneens worden toegewezen.
De gevorderde veroordeling van [A] tot betaling van de wettelijke rente over de gelden die Buma/Stemra met ingang van 20 maart 2010 heeft geblokkeerd tot aan de dag van uitkering is evenmin door [A] betwist, zodat ook deze vordering, voorzover betrekking hebbend op [A] (zie r.o. 4.1.), toewijsbaar is.
De proceskosten
4.18.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Universal worden begroot op:
- -
vast recht 263,00
- -
explootkosten 84,89
- -
salaris advocaat 904,00 ( 2 punten × tarief EUR 452,00)
EUR 1.251,89
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde door [A] ingeroepen ontbinding geen werking heeft,
5.2.
beveelt [A] binnen twee dagen na betekening van het onderhavige vonnis Buma/Stemra schriftelijk te bevestigen dat Universal onverminderd beschikt over de door [A] overgedragen exploitatierechten ten aanzien van de in productie 5D bij dagvaarding genoemde lijst van werken, op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,00 per dag dat [A] deze veroordeling niet nakomt,
5.3.
veroordeelt [A] tot betaling van de wettelijke rente over de gelden die Buma/Stemra met ingang van 20 maart 2010 heeft geblokkeerd tot aan de dag van uitkering,
5.4.
verklaart de onder 5.2. en 5.3. weergegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Universal tot op heden begroot op EUR 1.251,89,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011.?