BNB 2013/130
Rechtstreekse toepassing Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel door nationale rechter, reikwijdte daarvan in bezwaarprocedure en rechtsgevolgen van schending. Prejudiciële vragen
HR 22-02-2013, ECLI:NL:HR:2013:BR0666, m.nt. M.J.W. van Casteren
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 februari 2013
- Magistraten
Mrs. Van Vliet, Lourens, Punt, Sterk, Fierstra1.
- Zaaknummer
10/02774
- Conclusie
A-G Van Hilten
- Noot
M.J.W. van Casteren
- LJN
BR0666
- JCDI
JCDI:ADS914185:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Douane (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1666, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑06‑2015
ECLI:NL:HR:2013:BR0666, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑02‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BR0666, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑06‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑06‑2011
Conclusie, Hoge Raad (Parket), 23‑06‑2011
- Wetingang
Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel
Essentie
Rechtstreekse toepassing Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel door nationale rechter, reikwijdte daarvan in bezwaarprocedure en rechtsgevolgen van schending. Prejudiciële vragen
Samenvatting
Belanghebbende heeft in opdracht van A BV aangiften voor het vrije verkeer gedaan voor als ‘paviljoens’ omschreven goederen. De Inspecteur heeft de aangiften gevolgd. Naar aanleiding van een onderzoek bij A BV heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de goederen onder een onjuiste tariefpostonderverdeling zijn ingevoerd. De meer verschuldigde douanerechten heeft hij nagevorderd. Op de ter zake aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling is onder meer vermeld dat motivering van de uitnodiging later volgt door middel van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.