Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Artikel 25 Overgangsrecht inzake aanmerkelijk belang
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
1.
Indien op grond van artikel 26, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, zoals dat op 14 september 2015 luidde, aan een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kwijtschelding van belasting is verleend wegens het verstrijken van de termijn, bedoeld in dat lid, of indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende belastingaanslag is opgelegd en met betrekking tot die belastingaanslag krachtens artikel 26, tweede lid, van de Invorderingswet 1990, zoals dat op 14 september 2015 luidde, kwijtschelding van belasting is verleend wegens het verstrijken van de termijn, bedoeld in dat lid, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen verminderd met:
- a.
ingeval geen kwijtschelding van belasting is verleend wegens genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen: een bedrag gelijk aan het bedrag dat is kwijtgescholden aan belasting voor zover die kwijtschelding toerekenbaar is aan die aandelen of winstbewijzen, vermenigvuldigd met:
- 1°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- 2°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;
- b.
ingeval wel kwijtschelding van belasting is verleend wegens genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen: een bedrag gelijk aan het verschil tussen het verschil tussen het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien onderdeel a toepassing zou hebben gevonden, vermenigvuldigd met:
- 1°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- 2°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag’; en de eerdere vermindering van de verkrijgingsprijs ingevolge de kwijtschelding wegens de genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een kwijtschelding van belasting ter zake van een conserverende belastingaanslag waarvan het uitstel van betaling krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 is voortgezet bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige.
3.
Voor de toepassing van dit besluit worden:
- a.
met artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de wet gelijkgesteld: artikel 20a, zesde lid, onderdeel i, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zoals dat artikelonderdeel luidde op 31 december 2000;
- b.
met artikel 4.18 van de wet gelijkgesteld: artikel 20a, achtste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zoals dat artikelonderdeel luidde op 31 december 2000;
- c.
met artikel 7.5, zevende lid, van de wet gelijkgesteld: artikel 49, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zoals dat artikelonderdeel luidde op 31 december 2000;
- d.
met artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 gelijkgesteld: artikel 25, zesde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat artikelonderdeel luidde op 31 december 2000;
- e.
met artikel 26, tweede, vierde of vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 gelijkgesteld: artikel 26, derde lid, van de Invorderingswet 1990, zoals dat luidde op 10 maart 2004 en artikel 26, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde op 31 december 2000.