Rb. Rotterdam, 16-07-2019, nr. 10/691008-19 / TUL: 10/025470-17
ECLI:NL:RBROT:2019:6038
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
16-07-2019
- Zaaknummer
10/691008-19 / TUL: 10/025470-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2019:6038, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 16‑07‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Onderzoek Salamander. Groep jongens mishandelt slachtoffer na afspraak voor een-op-eengevecht. Civiele vordering: niet redelijk om door slachtoffer ontvangen donaties van burgers (als voordeel uit strafbare feit) te verrekenen met door feit veroorzaakt nadeel.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10/691008-19
Parketnummer vordering TUL: 10/025470-17
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 15 juli 2019.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- -
veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de jeugdreclassering en deelnemen aan agressie-regulatietraining vanuit de Waag;
- -
met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewezenverklaring feit 1 zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de verklaring van de verdachte dat hij met zijn hand in de zak van het slachtoffer probeerde te voelen, de verklaringen in het dossier, de beschrijving van de filmbestanden en de uiterlijke verschijningsvorm van bepaalde handelingen die als pogingen tot wegneemhandelingen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank vindt hierbij de verklaring van de verdachte dat hij in de zak van het slachtoffer wilde zoeken naar een mes niet geloofwaardig, nu deze verklaring niet wordt ondersteund door de beelden en het bijbehorende geluid, zoals beschreven door de verbalisant die de filmbestanden heeft uitgekeken en uitgeluisterd. Het dossier biedt ook geen aanwijzingen dat de aangever daadwerkelijk een mes bij zich had.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 18 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, op de openbare weg, Salamanderveen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of de
rug en/of de buik en/of een heup en/of een zij en/of de nek en/of een
schouder en/of de armen en/of de benen van die [naam slachtoffer] en
- gooien van een fiets op die [naam slachtoffer] ;
2.
hij op 18 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op de openbare weg, Salamanderveen, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
schoenen en een telefoon, geheel of ten dele toebehorende
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders , te weten
aan [naam slachtoffer] , weg te nemen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- aan de schoenen van die [naam slachtoffer] trekken en
- in de zakken van die [naam slachtoffer] voelen ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
1.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
2.
Poging tot diefstal, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf
7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Een groep jongeren heeft zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen een veertienjarige jongen. Tot deze groep behoorde de zestienjarige verdachte, die hierbij een initiërende rol heeft gehad. Het latere slachtoffer had een afspraak om te vechten met het broertje van de verdachte. Toen dit een-op-eengevecht was afgelopen, weigerde de verdachte dit te accepteren en heeft hij het slachtoffer geslagen. Hierna zijn ook anderen uit de groep geweld gaan gebruiken tegen het slachtoffer. Er is uiteindelijk - door de groep, maar vooral ook door de verdachte - ernstig geweld toegepast, waarbij anderen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben getrapt terwijl hij op de grond lag. Het slachtoffer heeft ook tweemaal - kort - zijn bewustzijn verloren.
Het met meerderen een persoon zo aftuigen, is een laffe actie. De verdachte mag van geluk spreken dat het slachtoffer er nog genadig van af is gekomen. Op een paar blauwe plekken en een opgezwollen oor na, heeft het slachtoffer geen ander (lichamelijk) letsel opgelopen. Gelet op het gebruikte geweld had het veel ernstiger kunnen aflopen.
Dergelijk geweld, door een groep gepleegd, kan voor een slachtoffer een angstige en zelfs traumatische ervaring zijn. Een slachtoffer van dit geweld kan nog lang de negatieve gevolgen daarvan ervaren. Ook voor omstanders en andere personen die ervan kennis nemen, kan dit een nare en schokkende ervaring zijn. In dit geval hebben ook andere personen van het geweld kennis genomen, nu velen de van het geweld gemaakte filmpjes hebben gezien die via de sociale media zijn verspreid en ook door de traditionele media zijn uitgezonden. Deze filmpjes hebben tot vele reacties geleid waaruit blijkt dat de samenleving geschokt is.
Kort na de openlijke geweldpleging heeft de verdachte verder samen met een ander met geweld geprobeerd de telefoon en de schoenen van het slachtoffer te stelen. Ook dit is een ernstig feit, zeker gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het slachtoffer was immers murw van het geweld en weerloos. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij samen met de medeverdachte op een vernederende manier met het slachtoffer is omgegaan; zij hebben geen respect gehad voor zijn lichamelijke integriteit noch voor zijn persoonlijke bezittingen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor twee openlijke geweldplegingen.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog drs. H.E.W. Koornstra heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een scheefgroei in de emotionele ontwikkeling waarbij onvoldoende ruimte geweest is voor de vroege gevoelens van angst en verlating. De verdachte groeide op als oudste zoon in een eenouder gezin en werd op jonge leeftijd door zijn vader verlaten wat voor hem veel onrust en woede veroorzaakte. Het leidde bij hem tot het besef verantwoordelijk te zijn voor zijn jongere broertjes en moeder. De verdachte wordt beschreven als een kwetsbaar kind dat zeer prikkelbaar was als hij zich bedreigd voelde.
De woede van de verdachte ten tijde van de openlijke geweldpleging lijkt te zijn gewekt toen er een beroep werd gedaan op zijn verantwoordelijkheidsgevoel jegens zijn broertje; al dan niet door hem zelf gerationaliseerd met de vermeende aanwezigheid van een mes en/of het schelden op moeder. Gezien de dynamiek die wijst op een recidief van de op kinderleeftijd bestaande periodiek explosieve stoornis, adviseert de psycholoog de verdachte voor de openlijke geweldpleging verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Voor de poging diefstal met geweld kan de psycholoog geen advies uitbrengen, omdat de verdachte dit feit ontkent.
Het recidiverisico wordt als matig geschat; de grootste risicofactor voor toekomstig geweld ligt bij de voor de verdachte diep weggestopte woede om het vroege verdriet door het verlies van vader en de verantwoordelijkheid die hiermee bij hem kwam te liggen om het geluk van moeder en broertjes. Als beschermende factoren gelden de pro-sociale activiteiten waarmee de verdachte bezig was als voetbal, de ondersteuning door moeder en de hechte band met haar, de positieve houding jegens autoriteit en de gerichtheid op school en het behalen van zijn diploma.
Hoewel de verdachte er nog niet aan toe is zijn gevoelsleven te gaan analyseren, vraagt hij duidelijk om handvatten om anders om te gaan met potentieel onrust gevende situaties op gedragsniveau. Het ontbreekt hem aan de mogelijkheden dit zelf te ontdekken en hij is angstig voor eigen agressie. Hij herkent de recente uitbarsting van jaren terug en hoopte dat dit verdwenen was, maar duidelijk is ook voor hem dat hij hier iets mee moet. De psycholoog adviseert daarom aan de verdachte een agressie-regulatietraining op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk op te leggen strafdeel. Een jeugdreclasseringscontact zal vooral dienen om een vinger aan de pols te houden en zodra hier enige ruimte voor komt, wordt aangeraden de verdachte aan te melden voor bijvoorbeeld schema-therapie om zijn eigen gedrag en reacties goed te leren herkennen en inschatten en (relatie)problemen te voorkomen, waarbij de impact van de afwezigheid van vader goed in ogenschouw wordt genomen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 juni 2019. Het strafadvies van de Raad houdt onder meer het volgende in.
De Raad is van mening dat voortzetting van de jeugdreclasseringsmaatregel in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie het meest passend is in de huidige situatie. Het contactverbod met de medeverdachten en de aangever, zoals reeds vastgesteld, dient in stand gehouden te worden. Daarnaast heeft de Raad de inzet van een gedragsinterventie - gericht op de boosheid van de verdachte - overwogen. Echter is de verdachte door de jeugdreclassering al aangemeld bij de Waag voor een agressie-regulatietraining. Binnen deze training is er onder meer aandacht voor het aanleren van vaardigheden om de eigen emoties beter te kunnen hanteren en wordt de behandeling aangepast op basis van de achterliggende oorzaak. De Raad acht het van belang dat de verdachte deelneemt aan deze training en deze positief afrondt, daar dit de kans op herhaling aanzienlijk kan verkleinen. Het is positief te benoemen dat de verdachte positief staat tegenover de inzet van een dergelijke training.
Ondanks dat de verdachte in zijn proeftijd gerecidiveerd heeft, is de Raad van mening dat de voorwaardelijk opgelegde werkstraf aan de verdachte niet ten uitvoer gelegd dient te worden. Een eventuele tenuitvoerlegging, bovenop het eerdergenoemde strafadvies, zal in de huidige situatie niet per se bijdragen aan het verminderen van de kans op herhaling. Pedagogisch gezien ziet de Raad hierin dan ook geen meerwaarde.
Uit het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering), gedateerd 18 april 2019, volgt het advies om aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentiestraf, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan agressie-regulatietraining vanuit de Waag of een soortgelijke instelling, geen contact heeft met het slachtoffer en zich houdt aan het plan van aanpak van de jeugdreclassering.
Ter zitting heeft [naam jeugdreclasseerder] van de jeugdreclassering naar voren gebracht dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Bij de verdachte is sprake van een goed zelfinzicht en hij staat open voor een herstelbemiddelingsgesprek met het slachtoffer. Contactverboden zoals die ten tijde van de schorsing golden en die nu ook worden geadviseerd door de Raad, worden door de jeugdreclassering niet nodig gevonden. De jeugdreclassering staat wel achter een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf, omdat de verdachte dan duidelijk merkt dat zijn (negatieve) daden tijdens de proeftijd tot gevolg hebben dat hij zijn voorwaardelijke werkstraf zal moeten uitvoeren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank kan zich vinden in de bevindingen van de psycholoog en acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de openlijke geweldpleging (zoals is geadviseerd), maar ook voor de poging diefstal met geweld, nu dit feit is gepleegd kort volgend op de openlijke geweldpleging. De rechtbank acht aannemelijk dat hetzelfde gebrek in de persoonsontwikkeling van de verdachte ook bij het plegen van dit feit een rol heeft gespeeld.
De verdachte heeft de feiten gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens het tweemaal plegen van openlijk geweld tegen personen. Hiermee houdt de rechtbank in negatieve zin voor de verdachte rekening.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verspreide filmpjes van het openlijke geweld voor de verdachte ingrijpende gevolgen hebben gehad. Hij is bedreigd en ook voor zijn familie zijn de gevolgen groot geweest. Er was veel media-aandacht en de verdachte ervaart bij sollicitaties nog steeds de negatieve gevolgen doordat zijn naam in de media - op het internet - verbonden is aan dit geweldsincident. Verder is hij geschorst van school en van zijn voetbalvereniging.
De rechtbank vindt het positief dat de verdachte ondanks alles, waaronder zijn voorlopige hechtenis van 17 dagen, zijn schooldiploma heeft behaald.
De ernst van de feiten en de initiërende rol daarin van de verdachte rechtvaardigen het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van het voorarrest van de verdachte. De rechtbank zal daarnaast een
voorwaardelijke jeugddetentie opleggen als stok achter de deur voor de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , voor wie
mr. M.P. de Klerk als gemachtigde optreedt, ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 969,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het gevraagde schadebedrag toe te wijzen en dit bedrag onder de veroordeelden te verdelen. De verdachte is vanwege de mate van het door hem gebruikte geweld een kwart van het totaalbedrag toe te rekenen, zijnde € 242,25. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de doneeracties die zijn gedaan voor de benadeelde partij en die hem een bedrag van
€ 9.000,- hebben opgeleverd. Los daarvan is het bedrag dat volgens de officier van justitie toe te rekenen is aan de verdachte niet irreëel.
8.3.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Namens de verdachte is verzocht rekening te houden met
de bedragen die (de ouders van) de benadeelde partij mogelijk naar aanleiding van doneeracties hebben ontvangen. De rechtbank overweegt dat uitkeringen die derden uit vrijgevigheid in verband met de schadetoebrenging hebben gedaan in beginsel niet voor verrekening in aanmerking komen in het kader van artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek. Aannemelijk is dat de donaties uit ideële motieven zijn gedaan en onverplichte giften betreffen van betrokken burgers om de benadeelde partij en zijn gezin te steunen in een moeilijke periode. In een dergelijk geval acht de rechtbank het niet redelijk rekening te houden met deze donaties bij het vaststellen van de door de daders toegebrachte immateriële schade.
Vast staat dat de benadeelde partij voorafgaand aan de bewezen verklaarde strafbare feiten al bekend was met gedragsproblemen en psychische problematiek. De benadeelde partij dient zoveel mogelijk in de toestand te worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de strafbare feiten niet zouden hebben plaats gehad. Daarnaast kunnen de gevolgen voor de benadeelde partij door de media-aandacht niet als een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde worden aangemerkt. Deze gevolgen dienen niet bij de vaststelling van de schade te worden meegenomen. De door de benadeelde partij geleden schade zal op basis van de op dit moment gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op in totaal € 750,-.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij in beginsel samen voor het geheel aansprakelijk. De rechtbank zal de verdachte echter veroordelen tot betaling aan de benadeelde partij van zijn, verdachtes, aandeel. De rechtbank houdt daarbij de verdeling onder de veroordeelden aan, zoals gevorderd door de officier van justitie. Dit betekent dat de verdachte een kwart van het totaalbedrag moet voldoen, zijnde € 187,50.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan een uitgebreide nadere behandeling vereist. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 187,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9. Vordering tenuitvoerlegging
9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 januari 2018 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van openlijk geweld tegen personen veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 80 uur, waarvan een gedeelte groot 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 6 februari 2018.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijke werkstraf ten uitvoer te leggen. De officier van justitie ziet hier, anders dan de Raad, juist het pedagogische effect van in.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
11. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) weken,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 4 (vier) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- -
zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- -
zal deelnemen aan een agressie-regulatietraining bij de Waag of een soortgelijke instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- -
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van € 187,50 (zegge: honderdzevenentachtig euro en vijftig eurocent), bestaande uit € 187,50 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 187,50 (hoofdsom, zegge: honderdzevenentachtig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 22 januari 2018 in de zaak met parketnummer 10/025470-17.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en A.A.J. de Nijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,, op of
aan de openbare weg, Salamanderveen, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk
geweld bestond uit het
- slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of de
rug en/of de buik en/of een heup en/of een zij en/of de nek en/of een
schouder en/of de armen en/of de benen, althans het lichaam, van die
[naam slachtoffer] en/of
- gooien van een fiets op die [naam slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op de openbare weg, Salamanderveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
schoenen en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [naam slachtoffer] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- afspraken heeft gemaakt over het afpakken van de telefoon van die [naam slachtoffer]
en/of
- tegen het hoofd en/of de rug en/of de buik en/of een heup en/of een zij
en/of de nek en/of een schouder en/of de armen en/of de benen, althans het
lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt cn/of
geschopt en/of
- een fiets op die [naam slachtoffer] heeft gegooid en/of
- aan de schoenen van die [naam slachtoffer] heeft getrokken en/of
- in de zakken van die [naam slachtoffer] heeft gevoeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.