NJB 2018/1523
Recht op pleidooi. Vervolg op HR 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:441. Hoge Raad: De rolraadsheer heeft het verzoek om pleidooi afgewezen zonder het kenbaar te beoordelen met inachtneming van de daarvoor geldende maatstaven. Na verwijzing zal moeten worden onderzocht of partijen hun standpunt in voldoende mate mondeling hebben kunnen uiteenzetten tijdens de comparitie
HR 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1172
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 juli 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/04113
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1172, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑07‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:523, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑05‑2018
- Wetingang
(art. 134 lid 1, art. 382, 1068 Rv)
Essentie
Recht op pleidooi. Vervolg op HR 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:441. Hoge Raad: De rolraadsheer heeft het verzoek om pleidooi afgewezen zonder het kenbaar te beoordelen met inachtneming van de daarvoor geldende maatstaven. Na verwijzing zal moeten worden onderzocht of partijen hun standpunt in voldoende mate mondeling hebben kunnen uiteenzetten tijdens de comparitie
Partij(en)
A c.s., adv. mr. J. van Weerden, vs. BDO, adv. mr. W.H. van Hemel.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
A was vennoot van de maatschap BDO. In 2004 heeft de maatschapsvergadering van BDO besloten het lidmaatschap van A te beëindigen (het uitzettingsbesluit). Hierover is een arbitrale ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.