Besluit 1999/437/EG inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-07-1999
- Bronpublicatie:
17-05-1999, PbEG 1999, L 176 (uitgifte: 10-07-1999, regelingnummer: 1999/437/EG)
- Inwerkingtreding
11-07-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-1999, PbEG 1999, L 176 (uitgifte: 10-07-1999, regelingnummer: 1999/437/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
Besluit van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie, dat bij het Verdrag van Amsterdam gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna te noemen ‘het Schengen-protocol’, inzonderheid op artikel 2,
- (1)
Overwegende dat op 18 mei 1999, op basis van artikel 6, eerste alinea, van het Schengen-protocol, een overeenkomst met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen is gesloten inzake de wijze waarop deze Staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis, hierna te noemen ‘de overeenkomst’;
- (2)
Overwegende dat het noodzakelijk is de wijze van toepassing van sommige bepalingen van de overeenkomst vast te stellen;
- (3)
Overwegende dat bij de overeenkomst een gemengd comité wordt ingesteld dat alle aangelegenheden behandelt die betrekking hebben op de toepassing en de verdere ontwikkeling van de bepalingen van de Unie ten aanzien waarvan IJsland en Noorwegen zich krachtens artikel 2 van de overeenkomst tot uitvoering en toepassing hebben verbonden;
- (4)
Overwegende dat het aan de Europese Unie is om de gebieden vast te stellen waarop de verdere ontwikkeling van de bestaande bepalingen van de Unie wordt bestreken door de in de overeenkomst genoemde procedures, met name de procedures voor behandeling door het gemengd comité;
- (5)
Overwegende dat iedere wijziging in de vaststelling van dergelijke gebieden door de Raad kan worden aangenomen op dezelfde rechtsgrondslag als die waarop dit besluit is gebaseerd;
- (6)
Overwegende dat de toepassing van de in de overeenkomst genoemde procedures de Overeenkomst bestreffendebestreffende[lees: betreffende] de Europese economische ruimte en alle andere overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en IJsland en Noorwegen of op basis van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie met deze Staten gesloten overeenkomsten onverlet laat;
- (7)
Overwegende dat dit besluit de toepassing of de uitlegging van het protocol betreffende de positie van Denemarken, die bij het Verdrag van Amsterdam aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en van andere bepalingen van het Schengen-protocol onverlet laat;
- (8)
Overwegende dat moet worden voorzien in een procedure voor voorafgaand overleg binnen de Raad over elk door het gemengd comité te nemen besluit over beëindiging of verlenging van de overeenkomst, teneinde tot een gemeenschappelijk standpunt van de leden van de Raad te komen,
BESLUIT: