Deze zaak hangt samen met de zaken 11/00461 ([medeverdachte 2]), 11/00477 ([medeverdachte 4]) en 10/00882 ([medeverdachte 3]), waarin ik vandaag ook concludeer.
HR, 22-11-2011, nr. 11/00478
ECLI:NL:HR:2011:BT1865
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-11-2011
- Zaaknummer
11/00478
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BT1865
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT1865, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT1865
ECLI:NL:PHR:2011:BT1865, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT1865
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 437 Sv. Geen schriftuur houdende middelen ingediend. Verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
22 november 2011
Strafkamer
nr. 11/00478
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 27 januari 2010, nummer 21/001867-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 november 2011.
Conclusie 06‑09‑2011
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof te Arnhem heeft verdachte bij arrest van 27 januari 2010 voor 1. ‘Als leider deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven’, 3. ‘Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ en 5. ‘Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd’ en ‘Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Voorts heeft het hof beslist ten aanzien van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
2.
Mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld.
3.
De aanzegging van art. 435 lid 1 Sv is op 2 maart 2011 betekend. Binnen de in art. 437 lid 2 Sv genoemde termijn van twee maanden is in de zaak van verdachte geen schriftuur ontvangen.
Het cassatieberoep is derhalve niet ontvankelijk.
4.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑09‑2011