Rb. Noord-Holland, 08-06-2017, nr. AWB - 16 , 1246
ECLI:NL:RBNHO:2017:4745, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
08-06-2017
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 1246
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:4745, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 08‑06‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:11, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 2.14 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
- Vindplaatsen
JM 2017/127 met annotatie van J.H.K.C. Soer
Uitspraak 08‑06‑2017
Inhoudsindicatie
omgevingsvergunning onder voorschriften voor het veranderen van de werking van een LPG-tankstation
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/1246
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, verweerder.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [derde partij], te Den Haag en de besloten vennootschap Tamoil Nederland B.V., te Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan Tamoil tankstation aan het J.F. Kennedyplein 30 te Purmerend, tevens verzonden aan aanvrager [derde partij] , omgevingsvergunning verleend onder het stellen van voorschriften, voor het veranderen van de werking van de inrichting Tamoil tankstation, gelegen aan het J.F. Kennedyplein 30 (hierna: de inrichting) te Purmerend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2017. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.G. van der Eijk en mr. C.C. Agtersloot, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Namens derde-partijen zijn verschenen mr. [naam 1] en ir. [naam 2] .
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor door [derde partij] gevraagde verandering van de werking van de inrichting, in die zin dat bij de inrichting uitsluitend LPG wordt gelost uit een LPG-tankwagen die is uitgevoerd met een hittewerende bekleding die in staat is om de boiling liquid expanding vapour explosion (BLEVE) uit te stellen met tenminste 75 minuten na het ontstaan van brand en die voldoet aan de NTA 8820 (zijnde de Nederlands Technische Afspraak voor hittewerende systemen van LPG-tankwagens). De aanvraag ziet er verder op dat er binnen de inrichting uitsluitend LPG wordt gelost met de verbeterde vulslang zoals opgenomen in het convenant LPG autogas.
2. Verweerder heeft de aanvraag ingewilligd omdat de aanvraag louter strekt tot een verbetering van de externe veiligheidssituatie vanwege de inrichting. De aanvrager heeft zich middels de aanvraag geconformeerd aan de afspraken die in het Convenant LPG-autogas zijn vastgelegd. De wijziging heeft een directe relatie met de omvang van de contour van het plaatsgebonden risico. Verweerder wijst er verder op dat een wijziging van het Revi in voorbereiding is op grond waarvan de veiligheidsafstanden worden verkleind.
3.1.
Eiseres stelt dat het besluit tot wijziging van de omgevingsvergunning in strijd is met Europees recht. De in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften hebben niet alleen betrekking op een zuiver interne situatie, maar hebben in potentie ook een grensoverschrijdende werking en leveren om die reden een ongeoorloofde kwantitatieve in-of uitvoerbeperking op. De aan de vergunning verbonden (gebruiks)voorschriften zijn dan ook onverbindend. Dit betekent ook dat de gewijzigde omgevingsvergunning en de daaraan verbonden voorschriften juridisch niet afdwingbaar zijn.
3.2.
De rechtbank overweegt dat de bestuursrechter op grond van het bepaalde in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De door eiseres ingeroepen Europese regels strekken niet ter bescherming van de belangen van eiseres maar ter bescherming van het belang van en vrij verkeer van diensten en daarmee ter bescherming van de economische belangen van – in dit geval – internationale tankwagenchauffeurs en de buitenlandse ondernemingen waarbij zij in dienst zijn. Nog daargelaten de juistheid van haar stelling, verzet het hiervoor aangehaalde zogenoemde relativiteitsvereiste zich tegen vernietiging van het bestreden besluit op deze door eiseres aangevoerde grond. De rechtbank laat de beroepsgrond dan ook verder buiten bespreking.
3.3.
De rechtbank overweegt verder dat de drijver van de inrichting op grond van en als gevolg van de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften is gehouden de inrichting enkel te bevoorraden met LPG uit een LPG-tankwagen die is uitgevoerd met een hittewerende bekleding die in staat is om de BLEVE uit te stellen met tenminste 75 minuten na het ontstaan van brand en die voldoet aan de NTA 8820. De drijver van de inrichting is er verder toe gehouden ervoor zorg te dragen dat binnen de inrichting uitsluitend LPG wordt gelost met de verbeterde vulslang zoals opgenomen in het convenant LPG autogas. Indien niet aan de voorschriften wordt voldaan, is verweerder bevoegd en in beginsel verplicht daartegen handhavend op te treden. Het betoog van eiseres dat de gewijzigde omgevingsvergunning niet afdwingbaar zou zijn, volgt de rechtbank dan ook niet.
4.1.
Eiseres stelt dat (ook) de op grond van de voorschriften vereiste hittewerende coating geen absolute garantie op veiligheid biedt; de coating kan beschadigen en/of slecht worden onderhouden. Zij wijst in dat verband naar het artikel “Coatings LPG tankwagen geen garantie voor extra veiligheid” uit Brand en Brandweer, uitgave 2007, nummer 6.
4.2
Op grond van artikel 2.14, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan de omgevingsvergunning, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in het eerste lid, slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Met haar stelling dat ook op grond van de gestelde voorschriften een absolute garantie op veiligheid ontbreekt, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank de voorschriften die aan de onderhavige vergunning zijn gesteld als zodanig niet betwist en heeft zij voorts onvoldoende geconcretiseerd dat de bescherming van het milieu met de wijziging niet zou zijn gediend.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, en mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.