NJ 1946/109
HR, 29-01-1946
HR 29-01-1946, ECLI:NL:HR:1946:151
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 januari 1946
- Magistraten
Mrs. Fick, van der Meulen, Sinninghe Damsté, Hijink, van der Flier
- Zaaknummer
[291946/NJ_1946-109]
- Conclusie
Mr. Berger
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS164862:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1946:151, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑01‑1946
- Wetingang
(Sv art. 103; Besluit Berechting Economische Delicten 1944 art. 5.)
Samenvatting
Het bezwaarschrift tegen inbeslagneming volgens het Besluit Berechting economische delicten moet ingevolge art. 103 Sv. worden ingediend bij den politierechter, die nl. moet worden beschouwd als het gerecht in feitelijken aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd, ( Anders: Proc.-Gen. Mr. Berger).
De wet bevat geen uitdrukkelijke regeling, hoe moet worden gehandeld t.a.v. niet als stukken van overtuiging gediend hebbende inbeslaggenomen goederen, nadat het eindvonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Het in art. 103 Sv. aangewezen gerecht is dan bevoegd om op een bezwaarschrift van een belanghebbende te beschikken en ook om bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.