Hof Amsterdam, 06-03-2012, nr. 200.094.370/01
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX5395
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
06-03-2012
- Zaaknummer
200.094.370/01
- LJN
BX5395
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BX5395, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑03‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 06‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 35 BOPZ.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 6 maart 2012 in de zaak met zaaknummer 200.094.370/01 van:
[…],
wonende te […],
maar verblijvende in [a], Centrum voor zorg- en dienstverlening aan mensen met een beperking, te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. E. van Meeteren te Schagen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellant wordt hierna [X] genoemd.
1.2.
[X] is op 14 september 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 juni 2011 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 129392.
1.3.
Op 14 oktober 2011 is bij de griffie van dit hof een brief binnengekomen van zorgcentrum [a].
1.4.
De zaak is op 16 januari 2012 ter terechtzitting behandeld.
1.5.
Ter terechtzitting is verschenen:
- -
de advocaat van [X].
1.6.
De advocaat-generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1.
[X] verblijft reeds enige tijd in zorgcentrum [a], in eerste instantie vrijwillig en met ingang van 5 april 2011 op grond van een last tot inbewaringstelling van de burgemeester op grond van artikel 20 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Alkmaar van 8 april 2011 is op de voet van artikel 29 BOPZ een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend.
Deze machtiging liep af op 29 april 2011. Op 1 juni 2011 heeft de officier van justitie een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging ingediend.
2.3.
Blijkens een geneeskundige verklaring van 28 april 2011, afgegeven door M. Boswerger, psychiater, leidt [X] aan een autistiforme stoornis en zwakbegaafdheid. In het kader daarvan is hij psychotisch gedecompenseerd en heeft hij waanbelevingen.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1.
Bij de bestreden beschikking is een voorlopige machtiging verleend om [X] te doen opnemen en te doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis tot en met 29 oktober 2011 en is het verzoek van [X] tot schadevergoeding, omdat hij na 29 april 2011 tot 17 juni 2011 zonder geldige titel van zijn vrijheid is beroofd geweest, afgewezen.
3.2.
[X] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, alsnog een schadevergoeding vast te stellen overeenkomstig het in eerste aanleg verzochte bedrag van € 6.250,-, althans een naar billijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de kosten die nadien in het kader van deze procedure zijn gemaakt.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1.
Het hof dient in hoger beroep de vraag te beantwoorden of [X] aanspraak kan maken op een schadevergoeding op grond van artikel 35 BOPZ. Voor beantwoording van deze vraag is het volgende van belang.
Op 28 april 2011 - derhalve één dag voor het verlopen van de machtiging - is door de geneesheer-directeur van [a] aan de officier van justitie een geneeskundige verklaring verzonden met daarbij een aanvraag tot het indienen van een verzoek tot het verlenen van een aansluitende voorlopige machtiging tot inbewaringstelling. Het verzoekschrift van de Officier van Justitie is echter gedateerd 1 juni 2011. Als gevolg van de termijnoverschrijding heeft [X] in de periode van 29 april 2011 tot 17 juni 2011 verbleven in een gesloten setting in het psychiatrisch ziekenhuis zonder dat daarvoor een titel bestond.
[X] stelt dat aldus sprake is van een forse, niet te repareren, inbreuk op zijn rechten, gelet op het feit dat hij genoemde periode zonder titel is vastgehouden in een separeerruimte in een gesloten instelling, in welke periode geen rechterlijke beoordeling heeft plaatsgevonden met betrekking tot de vraag of dit acceptabel was. [X] heeft in die periode in onzekerheid moeten verkeren. Overschrijding van die termijn brengt spanning en frustratie met zich mee. Juist patiënten, zoals [X], die zich niet goed kunnen uiten verdienen extra bescherming. Verder wordt gewezen op artikel 5, leden 1 en 5, van het EVRM, welk artikel aanspraak op schadeloosstelling toekent aan degene die slachtoffer is geweest van een “arrest or detention” in strijd met het bepaalde in artikel 5 lid 1 van dat verdrag en wordt betoogd dat het “slachtofferschap” van artikel 5 lid 5 EVRM en het nadeel van artikel 35 wet BOPZ moeten worden beschouwd als een gegeven en niet verdergaand onderbouwd hoeven te worden.
4.2.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Op grond van artikel 35 wet BOPZ bestaat de mogelijkheid een schadevergoeding toe te kennen in de gevallen dat een tot de rechter of de officier van justitie gericht voorschrift, dat betrekking heeft op de procedure inzake het verlenen van een machtiging als bedoeld in de wet BOPZ, niet in acht is genomen en deze niet-inachtneming nadeel voor de betrokkene tot gevolg heeft gehad. Niet iedere onregelmatigheid in de procedure zal nadeel toebrengen aan de betrokkene. Dit staat van geval tot geval ter beoordeling van de rechter. Uit de memorie van toelichting blijkt wel dat een termijnoverschrijding door de officier van justitie als gevolg van het niet inachtnemen van de voorschriften onder bepaalde omstandigheden aanleiding kan geven tot het toekennen van schadevergoeding. Het nadeel kan alsdan bestaan uit een onredelijk lange termijn van onzekerheid voor de betrokken patiënt.
In het onderhavige geval is zonder twijfel sprake van een aanzienlijke termijnoverschrijding. Het hof onderschrijft dan ook de stelling van [X] dat het zeer betreurenswaardig is dat deze heeft plaatsgevonden. Niettemin is het hof van oordeel dat deze termijnoverschrijding geen grond voor toekenning van schadevergoeding oplevert. Anders dan [X] betoogt, leidt het enkele feit dat sprake is van een termijnoverschrijding niet automatisch tot de aanwezigheid van nadeel. In dit verband is van belang dat tussen partijen niet in geschil is, dat de gedwongen opname van [X] in de betreffende periode noodzakelijk en gerechtvaardigd was, gelet op zijn stoornis en het daaruit voortvloeiend gevaar. Er is derhalve geen sprake van een achteraf onjuist gebleken vrijheidsberoving, zoals bedoeld in artikel 5 EVRM.
Daarnaast is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat [X] als gevolg van de termijnoverschrijding in zodanige spanning en onzekerheid heeft verkeerd, dat aanleiding bestaat voor het toekennen van een schadevergoeding. Daarbij speelt het beperkte realiteitsbesef van [X] als gevolg van zijn ziektebeeld een rol alsmede het feit dat ontslag uit de instelling niet in de lijn der verwachting lag gelet op zijn ziekteverloop. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank terecht het verzoek van [X] heeft afgewezen. Bij deze stand van zaken ziet het hof geen aanleiding tot een kostenveroordeling, als verzocht. De bestreden beschikking zal daarom worden bekrachtigd.
4.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, A.R. Sturhoofd en M.E. Burger in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2012.