Hof 's-Gravenhage, 02-10-2009, nr. 22-001708-09, nr. 10-712704-08
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK2814
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
02-10-2009
- Magistraten
Mrs. T.W.H.E. Schmitz, R.C.A. Duindam, M. Moussault
- Zaaknummer
22-001708-09
10-712704-08
- LJN
BK2814
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK2814, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 02‑10‑2009; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Salduz-kwestie. Het hof is - gelet op HR 30 juni 2009, (o.m.) LJN BH3079 - ambtshalve van oordeel dat in dit geval de door de verdachte bij de politie afgelegde, bekennende verklaringen ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde waarop zij ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is teruggekomen, dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Immers is zij tijdens die verhoren niet bijgestaan door een advocaat, terwijl ook niet is gebleken dat haar de gelegenheid is geboden voorafgaand aan haar eerste verhoor een advocaat te raadplegen. In het verhoor op 18 mei 2008 heeft de verdachte haar bekennende verklaring ten aanzien van de silkparels herhaald, maar niet kan worden vastgesteld dat de raadsvrouw haar voorafgaand aan dit verhoor heeft bezocht. Gelet op de overige dossierstukken, waaronder de ter terechtzitting in hoger beroep vertoonde - naar 's hofs oordeel onvoldoende duidelijke - camerabeelden die betrekking zouden hebben op de ten laste gelegde diefstal van geld van [aangeefster 3] en een doosje silkpareltjes, is niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. De camerabeelden leveren weliswaar belangwekkende aanwijzingen op, maar bewijzen het wegnemen niet boven iedere twijfel. Daarom moet zij daarvan worden vrijgesproken.
Mrs. T.W.H.E. Schmitz, R.C.A. Duindam, M. Moussault
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 september 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal — strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep — en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
zij in of omstreeks de periode 18 tot en met 23 augustus 2007 te Spijkenisse meermalen, in elk geval eenmaal, [telkens] opzettelijk geld [bankbiljetten], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Uniconsult BV danwel Dirx Drogisterijen bv, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als winkelbediende, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- 2.
zij in of omstreeks de periode van 6 mei 2008 tot en met 16 mei 2008 te Brielle meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en wel:
- —
uit een portemonnee in een tas, geld, te weten (papiergeld ter waarde van) vijftig (50) euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1] en/of
- —
uit een portemonnee in een tas, geld, te weten (papiergeld ter waarde van) vijftig (50) euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2] en/of
- —
uit een portemonnee in een tas, geld, te weten (muntgeld ter waarde van) circa tien (10) euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3];
- 3.
zij in of omstreeks de periode van 13 mei 2008 tot en met 17 mei 2008 te Brielle opzettelijk geld, te weten zestig (60) euro en/of een doosje silkparels en/of een haarborstel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Kapsalon de Kapper v.o.f., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als stagaire, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 13 mei 2008 tot en met 17 mei 2008 te Brielle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, te weten zestig (60) euro en/of een doosje silkparels en/of een haarborstel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kapsalon de Kapper v.o.f., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
Het hof is — gelet op HR 30 juni 2009, (o.m.) LJN BH3079 — ambtshalve van oordeel dat in dit geval de door de verdachte bij de politie afgelegde, bekennende verklaringen ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde waarop zij ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is teruggekomen, dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Immers is zij tijdens die verhoren niet bijgestaan door een advocaat, terwijl ook niet is gebleken dat haar de gelegenheid is geboden voorafgaand aan haar eerste verhoor een advocaat te raadplegen. In het verhoor op 18 mei 2008 heeft de verdachte haar bekennende verklaring ten aanzien van de silkparels herhaald, maar niet kan worden vastgesteld dat de raadsvrouw haar voorafgaand aan dit verhoor heeft bezocht.
Gelet op de overige dossierstukken, waaronder de ter terechtzitting in hoger beroep vertoonde — naar 's hofs oordeel onvoldoende duidelijke — camerabeelden die betrekking zouden hebben op de ten laste gelegde diefstal van geld van [aangeefster 3] en een doosje silkpareltjes, is niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. De camerabeelden leveren weliswaar belangwekkende aanwijzingen op, maar bewijzen het wegnemen niet boven iedere twijfel. Daarom moet zij daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode 18 tot en met 23 augustus 2007 te Spijkenisse meermalen opzettelijk geld [bankbiljetten] die toebehoorden aan Uniconsult BV dan wel Dirx Drogisterijen bv, en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van winkelbediende onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Zij is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als vakantiekracht bij een drogisterij meerdere geldbedragen uit de kassa weggenomen. Zodoende heeft zij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat haar werkgever in haar stelde en moest kunnen stellen. Dit zijn ernstige feiten. Daartegenover staat dat het hof wel rekening houdt met het feit dat de verdachte de schade die door haar werkgever is geleden, inmiddels heeft vergoed.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de rapportages d.d. 30 juni 2008 en 20 juli 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin wordt geadviseerd in geval van bewezenverklaring aan de verdachte een werkstraf op te leggen.
Het hof is — mede vanuit een oogpunt van speciale preventie — van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 60,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, groot EUR 10,--, en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
20(twintig) uren,
te vervangen door jeugddetentie voor de duur van
10(tien) dagen
voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat een op 10 (tien) uren bepaald gedeelte van de taakstraf, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 5 (vijf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz,
mr. R.C.A. Duindam en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 oktober 2009.