Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 60
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
De gevangenhoudende Mogendheid zal aan alle krijgsgevangenen een maandelijks voorschot verstrekken op de bezoldiging, waarvan het bedrag zal worden vastgesteld door omrekening in de muntsoort van genoemde Mogendheid van de volgende bedragen:
- Groep I.
krijgsgevangenen beneden de rang van sergeant: acht Zwitserse francs;
- Groep II.
sergeanten en andere onderofficieren of krijgsgevangenen van overeenkomstige rang: twaalf Zwitserse francs;
- Groep III.
officieren tot en met de rang van kapitein of krijgsgevangenen van overeenkomstige rang: vijftig Zwitserse francs;
- Groep IV.
majoors, luitenant-kolonels, kolonels of krijgsgevangenen van overeenkomstige rang: zestig Zwitserse francs;
- Groep V.
opperofficieren of krijgsgevangenen van overeenkomstige rang: vijf en zeventig Zwitserse francs.
2.
De betrokken Partijen bij het conflict kunnen echter bij bijzondere overeenkomst wijziging brengen in het bedrag van de voorschotten op de bezoldiging welke aan krijgsgevangenen van de verschillende hierboven opgesomde groepen verschuldigd is.
3.
Indien de bedragen, genoemd in het eerste lid van dit artikel, te hoog zouden zijn vergeleken bij de bezoldiging welke wordt betaald aan de leden van de krijgsmacht van de gevangenhoudende Mogendheid, of indien zij, om welke reden ook, deze Mogendheid in ernstige moeilijkheden mochten brengen, zal de gevangenhoudende Mogendheid bovendien, in afwachting van het sluiten van een bijzondere overeenkomst met de Mogendheid tot welke de krijgsgevangenen behoren, ten einde deze bedragen te wijzigen:
- a.
voortgaan de in het eerste lid genoemde bedragen op de rekeningen van de krijgsgevangenen tegoed te schrijven;
- b.
tijdelijk de bedragen welke van de voorschotten op de bezoldiging worden uitbetaald, mogen beperken tot een redelijk bedrag, hetwelk zij de krijgsgevangenen ten eigen gebruike ter beschikking zal stellen; voor de krijgsgevangenen van groep I mogen deze bedragen echter nimmer minder zijn dan die welke de gevangenhoudende Mogendheid aan de leden van haar eigen krijgsmacht betaalt.
4.
De redenen van een zodanige beperking zullen onverwijld aan de beschermende Mogenheid worden medegedeeld.