Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1407/2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie
Artikel 9 Kennisgeving
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
20-11-2006, PbEU 2006, L 363 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 1791/2006)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-01-2007, Trb. 2007, 6 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (25-04-2005, Trb. 196).
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
1.
Naast de bepalingen van artikel 88 van het Verdrag en van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (2) gelden voor de in deze verordening bedoelde steunmaatregelen de bijzondere regels van de leden 2 tot en met 12.
2.
De lidstaten die steun toekennen aan de steenkolenindustrie doen de Commissie mededeling van alle informatie die, tegen de achtergrond van de huidige energiesituatie, noodzakelijk is ter rechtvaardiging van de geschatte omvang van de productiecapaciteit die onder het plan inzake toegang tot steenkolenreserves valt, van het vereiste minimale productieniveau om deze toegankelijkheid te waarborgen, alsmede, wat betreft de in deze verordening vastgestelde steuncategorieën, van de passende steuntypen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de steenkolenindustrie in elke lidstaat.
3.
De productiekosten worden berekend overeenkomstig het declaratieschema van de kwartaalkosten die de steenkoolbedrijven of verenigingen van steenkoolbedrijven aan de Commissie doen toekomen. Bij hun berekening van de productiekosten tellen de steenkoolbedrijven de normale afschrijving en de rente over het geleende kapitaal mee. De in aanmerking komende kosten van de rente over het geleende kapitaal worden gebaseerd op de marktrente en zijn beperkt tot de in artikel 2, onder e), genoemde activiteiten (processen).
4.
Lidstaten die voornemens zijn steun voor inkrimping van de bedrijfsactiviteit als bedoeld in artikel 4 toe te kennen, dienen vooraf en uiterlijk 31 oktober 2002 bij de Commissie een sluitingsplan voor de betrokken productie-eenheden in. Dit plan voorziet ten minste in het volgende:
- a)
de aanwijzing van de productie-eenheden;
- b)
een opgave van de reële of geraamde productiekosten voor elke productie-eenheid per kolenjaar; deze kosten worden berekend overeenkomstig lid 3;
- c)
de geraamde steenkoolproductie per kolenjaar van de productie-eenheden die onder het sluitingsplan vallen;
- d)
een raming van het bedrag van de steun voor bedrijfsinkrimping per kolenjaar.
5.
Lidstaten die voornemens zijn steun als bedoeld in artikel 5, lid 2, toe te kennen, dienen uiterlijk 31 december 2002 bij de Commissie een voorlopig plan inzake toegang tot steenkoolreserves in. Dat plan voorziet ten minste in objectieve selectiecriteria zoals economische levensvatbaarheid waaraan de productie-eenheden moeten voldoen om steun voor investeringsprojecten te ontvangen.
6.
Lidstaten die voornemens zijn steun als bedoeld in artikel 5, lid 3, toe te kennen, dienen uiterlijk 31 oktober 2002 bij de Commissie een plan inzake toegang tot steenkoolreserves in. Dit plan voorziet ten minste in het volgende:
- a)
objectieve selectiecriteria waaraan de productie-eenheden moeten voldoen om in het plan te kunnen worden opgenomen;
- b)
de aanwijzing van de productie-eenheden of de groep productie-eenheden van eenzelfde steenkoolonderneming die aan voornoemde selectiecriteria beantwoorden;
- c)
een opgave van de reële of geraamde productiekosten voor elke productie-eenheid per kolenjaar; deze kosten worden berekend overeenkomstig lid 3;
- d)
een exploitatieplan en een financieel plan voor elke productie-eenheid of groep productie-eenheden van eenzelfde onderneming waarin de begrotingsbeginselen van de lidstaten worden weerspiegeld;
- e)
de geraamde steenkoolproductie per kolenjaar van de productie-eenheden of de groep productie-eenheden van eenzelfde onderneming die onder het plan inzake toegang tot steenkoolreserves vallen;
- f)
een raming van het bedrag van de steun voor toegang tot steenkoolreserves per kolenjaar;
- g)
de vaststelling van de respectieve aandelen van de eigen steenkool en de hernieuwbare energiebronnen in de hoeveelheid eigen primaire energiebronnen die bijdragen tot de doelstelling van de continuïteit van de energievoorziening binnen het kader van de duurzame ontwikkeling, alsmede de te verwachten veranderingen daarin.
6 bis.
De lidstaten die op 1 mei 2004 toetreden tot de Unie, dienen de in artikel 9, leden 4 tot en met 6 bedoelde plannen zo spoedig mogelijk na de toetreding en uiterlijk op 31 augustus 2004 in.
6 ter.
De lidstaten die op 1 januari 2007 toetreden tot de Unie, dienen de in artikel 9, leden 4 tot en met 6, bedoelde plannen zo spoedig mogelijk na de toetreding en uiterlijk op 30 april 2007 in.
7.
De lidstaten verschaffen de Commissie, in het kader van de indiening van de in de leden 4, 5 en 6 bedoelde plannen, alle gegevens betreffende de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Zij maken hierbij in het bijzonder melding van de emissiereducties die het resultaat zijn van inspanningen om schone technologieën voor de verbranding van steenkool aan te wenden.
8.
De lidstaten kunnen de Commissie, in naar behoren gemotiveerde gevallen, uiterlijk in juni 2004 meedelen welke productie-eenheden onder de in de leden 4 en 6 bedoelde plannen vallen. De lidstaten die op 1 mei 2004 toetreden tot de Unie mogen deze mededeling doen na de toetreding, maar in geen geval na 31 augustus 2004. De lidstaten die op 1 januari 2007 toetreden tot de Unie mogen deze mededeling doen na de toetreding, maar in geen geval na 30 april 2007.
9.
Indien een lidstaat besluit wijzigingen aan te brengen in het overeenkomstig de leden 4, 5, 6, 7 en 8 oorspronkelijk bij de Commissie ingediende plan, dient hij de Commissie daarvan op de hoogte te stellen.
10.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle financiële steunmaatregelen die zij in een kolenjaar voornemens zijn ten behoeve van de kolenindustrie te treffen, en beschrijven nauwkeurig de aard ervan onder verwijzing naar de in de artikelen 4, 5 en 7 bepaalde steuncategorieën. Zij verstrekken de Commissie alle informatie met betrekking tot de berekening van de geraamde productiekosten en geven het verband aan met de overeenkomstig de leden 4, 5, 6, 7 en 8 bij de Commissie aangemelde plannen.
11.
Uiterlijk zes maanden na de afsluiting van het kolenjaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het steunbedrag en verstrekken zij haar alle andere informatie met betrekking tot de berekening van de daadwerkelijk in dat kolenjaar betaalde steun. Voor het einde van het volgende kolenjaar doen zij tevens mededeling van eventuele correcties in de oorspronkelijk betaalde bedragen.
12.
Bij de kennisgeving van de in de artikelen 4, 5 en 7 bedoelde steunmaatregelen en bij de opgave van de daadwerkelijk betaalde steun verstrekken de lidstaten alle informatie die nodig is voor de verificatie van de in deze bepalingen vastgestelde voorwaarden en criteria.
Voetnoten
PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.