Einde inhoudsopgave
Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen
Artikel 22
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2021
- Redactionele toelichting
Dit artikel treedt voor zover dit artikel betrekking heeft op houders van een vergunning tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in art. 30c, lid 1, onder b, van de Wet op de kansspelen of tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in art. 27g, lid 2, van die wet, in werking op 01-10-2021 (bron iwtr.: 29-01-2021, Stb. 45).
- Bronpublicatie:
26-01-2021, Stb. 2021, 37 (uitgifte: 03-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-01-2021, Stb. 2021, 45 (uitgifte: 04-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Horecarecht / Kansspel- en gokactiviteiten
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Informatierecht / Reclame
1.
Aan de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand worden slechts gegevens verstrekt waaruit blijkt of een persoon in het register is ingeschreven.
2.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden rechtstreeks langs geautomatiseerde weg verstrekt.
3.
De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, slechts kunnen worden geraadpleegd door door hem geautoriseerde personen. De vergunninghouder verleent autorisatie slechts aan personen, die:
- a.
die gegevens nodig hebben voor de toelating van personen tot speelcasino’s, tot speelautomatenhallen en tot deelname aan kansspelen op afstand;
- b.
in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of een vergelijkbaar document;
- c.
zich hebben verplicht het burgerservicenummer en andere persoonsgegevens waarvan hij kennis kan nemen, geheim te houden, welke geheimhoudingsplicht ook van kracht blijft indien de betrokkene niet langer met de opgedragen werkzaamheden is belast, en
- d.
op de hoogte zijn gesteld van de relevante op de vergunninghouder rustende verplichtingen.
4.
De vergunninghouder treft passende maatregelen met betrekking tot het toezicht op de naleving van de op hem rustende verplichtingen door de door hem geautoriseerde personen.
5.
Van een verstrekking als bedoeld in het eerste lid, die er toe strekt dat een persoon in het register is ingeschreven, wordt een aantekening gemaakt met betrekking tot de datum en het tijdstip waarop en de vergunninghouder aan wie de gegevens zijn verstrekt. Deze aantekening wordt bewaard voor de duur van de inschrijving van de betrokken persoon.
6.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot verstrekking van gegevens aan de vergunninghouder. Daarbij kunnen technische en operationele eisen worden gesteld met betrekking tot de elektronische middelen waarmee het register wordt bevraagd en de bevraging van het register.