Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Portugal
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1981
- Bronpublicatie:
19-07-1979, Trb. 1979, 172 (uitgifte: 18-12-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1981
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-1980, Trb. 1980, 203 (uitgifte: 01-01-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Een werknemer die aan de door de wetgeving van één der Verdragsluitende Partijen gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties voldoet, heeft recht op prestaties gedurende een verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, wanneer zijn gezondheidstoestand onmiddellijke geneeskundige hulp, met inbegrip van opname in een ziekenhuis, noodzakelijk maakt.
2.
Een werknemer, die recht op prestaties heeft verkregen voor rekening van een orgaan van één der Verdragsluitende Partijen en die op het grondgebied van deze Partij woont, behoudt dat recht, wanneer hij zijn woonplaats naar het grondgebied van de Partij waarvan hij onderdaan is, overbrengt. Vóór de overbrenging moet de werknemer echter de toestemming van het bevoegde orgaan verkregen hebben. De toestemming kan slechts worden geweigerd indien verplaatsing van de belanghebbende nadelig is voor zijn gezondheidstoestand of voor het ondergaan van een geneeskundige behandeling.
3.
Wanneer een werknemer, overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden, recht heeft op prestaties, worden de verstrekkingen voor rekening van het bevoegde orgaan verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving, in het bijzonder wat betreft de omvang en de wijze van verlening van de verstrekkingen; de periode gedurende welke deze verstrekkingen worden verleend is echter gelijk aan die voorzien in de wetgeving van het bevoegde land.
4.
In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen worden prothesen, kunstmiddelen van grotere omvang en andere belangrijke verstrekkingen, behalve in onmiskenbare spoedgevallen, slechts verschaft als het bevoegde orgaan daartoe machtiging verleent.
5.
In de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen worden de uitkeringen verleend door het bevoegde orgaan volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving. Deze uitkeringen kunnen door bemiddeling van het orgaan van de woon- of verblijfplaats voor rekening van het bevoegde orgaan worden verleend volgens de in een administratief akkoord vast te stellen regelen.
6.
Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de werknemer.